In deze zaak heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie een herhaald verzoek ingediend op grond van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de verweerder, die niet is verschenen op de zitting. De zaak betreft een eerdere uitspraak van 7 december 2020, waarin het gerecht had bepaald dat de verweerder binnen drie maanden een beslissing moest nemen op het bezwaar van de verzoeker van 15 april 2019. Bij niet-nakoming zou de verweerder een dwangsom verbeuren van Afl. 250,- per dag, met een maximum van Afl. 25.000,-.
De verzoeker heeft op 24 juni 2021 een herhaald verzoek ingediend, omdat de verweerder niet had voldaan aan de eerdere uitspraak. Tijdens de zitting op 7 februari 2022 was de verzoeker aanwezig met zijn gemachtigde, maar de verweerder was afwezig. Het gerecht heeft overwogen dat de verweerder geen beslissing heeft genomen op het bezwaar van de verzoeker en dat de verplichting tot nakoming van de eerdere uitspraak nog steeds van kracht is.
Het gerecht heeft besloten dat de verweerder binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op het bezwaar van de verzoeker, met een dwangsom van Afl. 500,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van Afl. 35.000,-. Deze beslissing is genomen door mr. A.J. Martijn en is uitgesproken op 21 maart 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.