ECLI:NL:OGEAA:2022:187

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
AUA202101671
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald verzoek om dwangsom ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, als verzoekster, een herhaald verzoek ingediend op grond van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van 23 november 2020, waarin het gerecht had bepaald dat de verweerder binnen drie maanden een beslissing moest nemen op het bezwaar van verzoekster van 28 augustus 2019. Tevens werd er een dwangsom opgelegd van Afl. 500,- per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke bleef, met een maximum van Afl. 25.000,-.

Op 21 juni 2021 heeft verzoekster een herhaald verzoek ingediend, omdat verweerder niet had voldaan aan de eerdere uitspraak. De zaak is behandeld op de zitting van 7 februari 2022, waarbij verzoekster vertegenwoordigd was door haar gemachtigde, drs. M.L. Hassell. Verweerder is echter niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

Het gerecht overweegt dat, ingevolge artikel 53 van de Lar, indien het bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn voldoet, de wederpartij een verzoek kan indienen tot toekenning van een vergoeding of om het bestuursorgaan te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak. Het gerecht heeft vastgesteld dat verweerder geen beslissing heeft genomen op het bezwaar van verzoekster en heeft daarom besloten dat verweerder binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen, met een dwangsom van Afl. 500,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van Afl. 35.000,-.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2022
Lar nr. AUA202101671

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

verblijvend te Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 23 november 2020 (Lar nr. AUA202001987) heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster van 28 augustus 2019 en dat verweerder aan verzoekster een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft om een beslissing op het bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-.
Op 21 juni 2021 heeft verzoekster een herhaald verzoek op grond van artikel 53 van de Lar bij het gerecht ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 7 februari 2022. Verzoekster is bij haar gemachtigde verschenen. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2. Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 23 maart 2020, waarbij onder meer is bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van 28 augustus 2019 van verzoekster.
3. Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekster van 28 augustus 2019 heeft beslist. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van 23 maart 2020. De omstandigheid dat het gerecht reeds bij uitspraak van
23 november 2020 op een verzoek in de zin van artikel 53 van de Lar heeft beslist en dat inmiddels de daarbij opgelegde maximale dwangsom is volgelopen, brengt niet mee dat daarmee de verplichting tot nakoming van de uitspraak van 23 maart 2020 is komen te vervallen. Een herhaald verzoek om nakoming, mits binnen een redelijke termijn, is daarom mogelijk.
4. Het gerecht ziet daarom aanleiding om verweerder weer op te dragen om een beslissing op het bezwaar van verzoekster van 28 augustus 2019 te nemen binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak, wederom onder het opleggen van een dwangsom.
5. Voor een proceskostenveroordeling naar aanleiding van het onderliggende verzoek biedt de Lar geen grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster van
28 augustus 2019;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoekster verbeurt van Afl. 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na bovengenoemde termijn van twee maanden een beslissing op bezwaar te nemen, met een maximum van Afl. 35.000,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.