ECLI:NL:OGEAA:2022:186

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
222 van 2022
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van smaadschrift in een strafzaak tegen een verdachte in Aruba

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van smaadschrift jegens de aangever. De zaak betreft uitlatingen die de verdachte heeft gedaan tijdens een live radio-interview op 15 oktober 2021, waarin hij de aangever beschuldigde van het verklaren van onwaarheden bij de Landsrecherche en de rechter. De verdachte heeft deze uitlatingen gedaan met het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven aan zijn beschuldigingen, wat volgens het Gerecht een aanranding van de eer en goede naam van de aangever opleverde. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de uitlatingen te hebben gedaan, maar het Gerecht oordeelde dat het bewijs tekort schoot om dit te onderbouwen. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar het Gerecht achtte andere uitlatingen wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van Afl. 2.500,-, waarvan Afl. 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot Afl. 1.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. Het Gerecht oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte niet bijdroegen aan een publiek debat en dat het recht op vrije meningsuiting in dit geval niet opwoog tegen de bescherming van de goede naam van de aangever. De uitspraak werd gedaan op 2 juni 2022.

Uitspraak

Parketnummer: P-2021/10135
Zaaknummer: 222 van 2022
Uitspraak: 2 juni 2022 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [aangever] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. E. Stevens, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van Afl. 2.500,-, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, waarvan Afl. 2.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Afl. 1.000,-, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft, conform zijn op schrift gestelde en overgelegde pleitnota, vrijspraak bepleit. Ter zake van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 oktober 2021, althans in of omstreeks de maand oktober 2021 te Aruba, opzettelijk de eer en/of goede naam van [aangever] heeft aangerand door beschuldiging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van gegevens uit geautomatiseerde werken heeft verspreid en/ofr heeft laten verspreiden en/of door middel van gegevens waarvan de inhoud openlijk ten gehore heeft gebracht en/of laten brengen,
immers heeft hij ,verdachte, in een interview tijdens een nieuwsuitzending met [journalist] op [naam tv-zender], met voormeld doel - zakelijk weergegeven-
  • dat die [aangever] onwaarheden heeft verteld bij de Landsrecherche over wie welke portofoon had en/of,
  • dat die [aangever] met de VUT is gegaan om aan onderzoek (door de Landsrecherche) te ontkomen
  • dat die [aangever] als getuige bij de rechter heeft gelogen en/of,
  • dat die [aangever] als getuige bij de Landsrecherche heeft gelogen en/of,
  • dat die [aangever] met de portofoons gesjoemeld heeft en/of
  • dat die [aangever] meewerkt aan diefstal gepleegd door de broer van die [aangever], en/of
  • dat door toedoen van die [aangever] hij, verdachte, zijn baan verloren is.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekort schiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte de aan hem verweten uitlatingen verwoord bij de gedachtestreepjes 2, 5, 6 en 7 heeft gedaan. De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij deze uitlatingen heeft gedaan, terwijl in het procesdossier geen transcripties van het onderhavige interview of opname van het interview voorhanden zijn, zodat niet kan worden nagegaan of de verdachte die uitlatingen al dan niet heeft gedaan. De verklaring van de aangever wordt in deze geenszins ondersteund door de bewijsmiddelen.
Het Gerecht acht de verweten uitlatingen verwoord bij het tweede en vijfde tot en met zevende gedachtestreepje derhalve niet bewezen en spreekt de verdachte voor die onderdelen dan ook partieel vrij.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij
op ofomstreeks 15 oktober 2021
, althans in of omstreeks de maand oktober 2021te Aruba, opzettelijk de eer en
/ofgoede naam van [aangever] heeft aangerand door beschuldiging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van gegevens uit geautomatiseerde werken
heeftteverspreid
enen
/ofr heefttelaten verspreiden en
/ofdoor middel van gegevens waarvan de inhoud openlijk ten gehore
heeftisgebracht en
/oftelaten brengen,
immers heeft hij
,verdachte, in een interview tijdens een nieuwsuitzending met [journalist] op [naam tv-zender], met voormeld doel - zakelijk weergegeven-
verklaard:
  • dat die [aangever] onwaarheden heeft verteld bij de Landsrecherche over wie welke portofoon had en
  • dat die [aangever] met de VUT is gegaan om aan onderzoek (door de Landsrecherche) te ontkomen
  • dat die [aangever] als getuige bij de rechter heeft gelogen en
  • dat die [aangever] als getuige bij de Landsrecherche heeft gelogen
  • dat die [aangever] met de portofoons gesjoemeld heeft en/of
  • dat die [aangever] meewerkt aan diefstal gepleegd door de broer van die [aangever], en/of
  • dat door toedoen van die [aangever] hij, verdachte, zijn baan verloren is.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de verdachte, op grond van het hem in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) toekomend recht op vrije meningsuiting, tijdens een (door [naam tv-zender]) uitgezonden radio-interview zich heeft uitgelaten over zijn rechtszaak. Volgens de raadsman heeft de verdachte misstanden met betrekking tot portofoons in het Korps Politie Aruba aan de orde gesteld. Naar de mening van de raadsman hebben de uitlatingen van de verdachte bijgedragen aan het publieke debat, zodat er geen sprake is van aanranding van de eer en goede naam van de aangever met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven is.
Inleiding
Het Gerecht stelt op grond van het verhandelde ter zitting en het procesdossier het volgende vast. De verdachte was binnen het Korps Politie Aruba (verder: het KPA) werkzaam bij het Bureau Integriteit en Veiligheid (hierna: BIV) en werd in 2018 verdacht van verduistering van een politieportofoon, welke portofoon op zijn naam stond geregistreerd. De verdachte is voor dit feit vervolgd. De strafzaak tegen de verdachte werd zowel in eerste aanleg als in hoger beroep berecht. Op 11 oktober 2021 wees het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) vonnis in de strafzaak tegen de verdachte. Een aantal dagen daarna (op 15 oktober 2021) gaf de verdachte, op uitnodiging van een journalist ([journalist]), een interview over voormelde strafzaak. In dit interview, dat via radio en televisie (tijdens de nieuwsuitzending op [naam tv-zender]) werd uitgezonden, liet de verdachte zich uit over de toenmalige coördinator van het BIV, de aangever [aangever]. Daarbij beschuldigde de verdachte de aangever van – kort samengevat – het als getuige ten overstaan van de Landsrecherche en de rechter verklaren van onwaarheden/leugens. De verdachte heeft dat ter terecht zitting ook bevestigd. Het interview werd beschikbaar gesteld op Facebook en op sociale media (Facebook en WhatsApp) gedeeld. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te hebben geweten dat het interview ‘live’ via radio zou worden uitgezonden en tevens te hebben geweten dat hij tijdens het interview gefilmd werd en dat kijkers hem (later) te zien zouden krijgen.
Juridisch kader
Smaad(schrift) - artikel 2:223 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (Sr) – is een specifieke vorm van belediging, waarbij strafbaar is gesteld: ”de aanranding van iemands eer of goede naam door beschuldiging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven”. Indien deze belediging gepleegd wordt door middel van het verspreiden of openlijk ten gehore brengen van (de inhoud van) geschriften, afbeeldingen of gegevens uit geautomatiseerde werken, levert elk van deze modaliteiten smaadschrift op.
De vraag die het Gerecht moet stellen is of de uitlatingen van de verdachte verwoord in de dagvaarding bij het eerste, derde en vierde gedachtestreepje onder smaadschrift in de zin van artikel 2:223, tweede lid, Sr vallen en daarmee dus strafbaar zijn.
Aanranding
Een belangrijke bestanddeel van artikel 2:223, tweede lid, Sr is de “aanranding van de eer en goede naam” Hiervan is sprake als de reputatie publiekelijk wordt geschaad of aangetast, door iemand bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen.
Tijdens het uitgezonden radio-interview heeft de verdachte bepaalde concrete feiten aan het publiek gepresenteerd, waarmee hij de aangever herhaaldelijk heeft beschuldigd van het verklaren van onwaarheden/ leugens bij de betreffende justitiële autoriteiten. Hiermee heeft hij de integriteit van de aangever bij het publiek geschaad en daarmee diens eer en goede naam aangetast.
Het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven
Het Gerecht is van oordeel dat de verdachte door het doen van deze uitlatingen, terwijl hij wist dat het interview ‘live’ via radio werd uitgezonden en gefilmd en door een veelvoud van willekeurige derden kon worden gezien en beluisterd, opzet heeft gehad op de aanranding van de eer en goede naam van de aangever, waarbij hij het kennelijke doel had om daaraan ruchtbaarheid te geven. Voldoende is dat de verdachte bewust is geweest van de omstandigheid dat derden ervan kunnen vernemen.
Smaadschrift
Nu het radio-interview werd gefilmd, de inhoud daarvan duurzaam via elektronische weg werd vastgelegd/opgeslagen en via sociale media naar een bredere kring van willekeurige derden werd overgedragen, is, naar het oordeel van het Gerecht, in deze sprake van smaadschrift.
Artikel 10 EVRM
Het recht op vrije meningsuiting, als gegarandeerd in het eerste lid van artikel 10 EVRM, kan ingevolge het tweede lid van dat artikel worden onderworpen aan beperkingen die (a) bij de wet zijn voorzien en (b) in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van – onder meer – de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Artikel 10 EVRM laat weinig ruimte voor beperkingen van het recht op vrije meningsuiting ten aanzien van politieke uitlatingen of uitlatingen met betrekking tot het algemeen belang.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard het interview te hebben gegeven om over zijn strafzaak (aangaande de verduistering van een politieportofoon) te spreken, nu hij dat niet eerder - hoewel daartoe in het verleden uitgenodigd - had gedaan. Het Gerecht leidt hieruit af dat de verdachte geen interview heeft gegeven om misstanden in het KPA met betrekking tot portofoons aan de kaak te stellen, maar om over zijn strafzaak uit te weiden. De strafzaak tegen de verdachte werd vóór het interview door het Hof berecht, waarbij de verklaring(en) die de aangever toentertijd als getuige in de zaak had afgelegd werd(en) getoetst en betrouwbaar geacht.
De inhoud van de bewezenverklaarde uitlatingen kan in het licht hiervan niet geacht worden bij te dragen aan enig publiek debat en ook overigens is met de uitlatingen geen rechtens te beschermen (algemeen) belang gediend, maar waren onnodige op de persoon van de aangever gerichte aanvallen. De bewezenverklaarde uitlatingen hebben niets te doen met het algemeen belang.
Voorzover de verdachte misstanden aan de kaak had willen stellen in het algemeen belang, had hij het kunnen doen bij het in algemene termen benoemen van die zaken. Verdachte had voldoende andere mogelijkheden, maar koos er voor om aangever herhaaldelijk in het publiek domein te beschuldigen van concrete feiten (als getuige leugens verkondigen aan de Landsrecherche en de rechter), op een manier waardoor hij in zijn eer en goede naam werd aangetast.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het in het eerste lid van artikel 10 EVRM gegarandeerde recht kon worden beperkt door de tegen de verdachte ingestelde strafvervolging, die door het Gerecht noodzakelijk en proportioneel, en in het belang van de bescherming van de goede naam en rechten anderen wordt geoordeeld, zodat van schending van artikel 10 EVRM geen sprake is.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Smaadschrift,
strafbaar gesteld bij artikel 2:223, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift ten aanzien van de aangever. Hij heeft zich in een ‘live’ radio-interview onnodig grievend uitgelaten over de aangever, die vóór zijn uitdiensttreding bij het KPA coördinator was van het BIV waar de verdachte ook werkzaam was. Door het geven van deze ‘live’ radio-interview met smadelijke uitlatingen heeft verdachte aangevers eer en goede naam aangetast. Naast de ‘live’-uitzending is het interview ook gefilmd en later via televisie uitgezonden, terwijl het ook op Facebook beschikbaar was. Via dit platform alsook WhatsApp is het interview gedeeld en op deze wijze naar een breder publiek verspreid en ten gehore gebracht. Aangever heeft beschreven hoezeer de uitlatingen nadelige gevolgen hebben gehad voor zijn privé leven. Niet alleen voelt hij zich diep beledigd, ook hebben deze uitlatingen invloed op zijn dagelijks leven. Hij wordt herhaaldelijk door familieleden, vrienden, kennissen en ex-collega’s van het KPA gebeld en/of gevraagd over de (on)gegrondheid van die uitlatingen. De door de verdachte gedane uitlatingen leiden tot een negatieve beeldvorming over de persoon van de aangever en hebben, vooral in een kleinschalige maatschappij zoals die van Aruba, een grote en langdurige impact op zijn leven. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eer en goede naam.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te melden straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 2.500,-.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade betreft, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer en goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voor het Gerecht komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen in zijn eer en goede naam is geschaad.
De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij voor de hand liggen, zodat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Het Gerecht schat de immateriële schade op een bedrag van Afl. 1.000,- en zal de vordering mitsdien tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 Sr aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:54, 1:55 en 1:58 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 2.500,- (zegge: tweeduizend-vijfhonderd florin), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
vijftig (50) dagen hechtenis;
bepaalt dat een gedeelte van deze geldboete, groot
Afl. 2.000,- (zegge: tweeduizend florin), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [aangever] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 1.000,- (zegge: duizend florin),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [aangever] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [aangever] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 1.000,- (zegge: duizend florin), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
twintig (20) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 2 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: