ECLI:NL:OGEAA:2022:181

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
AUA201903210
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • H. Dirksz
  • E.E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatie bij toekenning ouderdomspensioen voor gehuwden in Aruba

In deze zaak heeft het College van Beroep geoordeeld over de toekenning van ouderdomspensioen aan een appellante die gehuwd is met een vrouw. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank, die haar een ouderdomspensioen voor ongehuwden had toegekend, ondanks haar huwelijk. De bank stelde dat het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht niet als een huwelijk in de zin van de wet werd erkend, wat leidde tot de herziening van het pensioen. De appellante voerde aan dat zij recht had op het pensioen voor gehuwden, aangezien zij niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenote. Het College overwoog dat de wetgeving in Aruba, die discriminatie op basis van geslacht verbiedt, ook van toepassing is op huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. Het College concludeerde dat de bank in strijd met de wet had gehandeld door de appellante niet als gehuwde vrouw te beschouwen. De beslissing van de bank werd vernietigd en de bank werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen die recht deed aan de appellante's status als gehuwde vrouw.

Uitspraak

Uitspraak van 28 april 2022
CVB nr. AUA201903210

COLLEGE VAN BEROEP

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (AOV) van:

[APPELLANT],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
Gemachtigde: mr. D.G. Croes,
tegen de beslissing van 29 augustus 2019 van:

DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

HET PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 29 augustus 2019 (hierna: de bestreden beslissing) heeft de bank besloten het aan appellante toegekende ouderdomspensioen te herzien, en met ingang van 1 augustus 2018 te bepalen op Afl. 1.014,- per maand, uitgaande van het ongehuwdenpensioen.
Tegen deze beslissing heeft appellante op 18 september 2019 beroep aangetekend.
Op 1 november 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 22 oktober 2020 van dit College behandeld, alwaar appellante in persoon is verschenen en namens de bank aanwezig waren mevrouw [[A], juridisch adviseur, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Appellante kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing en heeft zich daarbij -kort gezegd en zakelijk weergegeven- op het standpunt gesteld dat de bank haar ten onrechte ouderdomspensioen voor ongehuwden heeft toegekend, terwijl zij gehuwd is en duurzaam samenwoont met haar echtgenote. Volgens appellante dient haar een ouderdomspensioen ten bedrage van Afl. 1.821,38 te worden toegekend. Zij verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing en haar vanaf 1 augustus 2018 ouderdomspensioen voor gehuwden toe te kennen.
1.2
Aan de bestreden beslissing is kennelijk ten grondslag gelegd, dat het huwelijk tussen appellante en haar echtgenote van hetzelfde geslacht, niet als een huwelijk in de zin van artikel 1:31 BW en/of artikel 1 leden 2 en 3 van de AOV wordt beschouwd, en dat de bank de wet in de gegeven zin dient toe te passen. De wet gaat uit van een huwelijk tussen een man en een vrouw en treft geen voorzieningen voor een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht. Aan de inschrijving van een dergelijk huwelijk in een register van de burgerlijke stand, betekent niet dat daaraan materiele consequenties zijn verbonden, aldus de bank.
Het geschil
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de bank in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat appellante geen aanspraak kan maken op een ouderdomspensioen voor gehuwden. Bij de beoordeling neemt het College het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba, worden allen die zich in Aruba bevinden, in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, kleur, taal, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, of op welke grond dan ook is niet toegestaan.
3.2
Ingevolge artikel I.22 van de Staatsregeling van Aruba, vinden wettelijke voorschriften geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar zou zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.
3.3
Ingevolge artikel 1, derde lid van de AOV wordt waar in deze landsverordening of in de tot haar uitvoering genomen landsbesluiten wordt gesproken van gehuwde vrouw of echtgenote, daaronder niet verstaan de gehuwde vrouw, die duurzaam gescheiden van haar echtgenoot leeft.
3.4
Ingevolge artikel 5, eerste lid van de AOV is verzekerd overeenkomstig deze landsverordening, de ingezetene die de leeftijd van vijftien jaar, doch nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
3.5
Ingevolge artikel 6, eerste lid van de AOV heeft degene die verzekerd is geweest, en de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening recht op ouderdomspensioen.
3.6
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 7, lid 2 van de AOV dat het ouderdomspensioen van de gehuwde man en dat van de gehuwde vrouw, Afl. 1.906,- per maand bedraagt.
De feiten
4.1
Appellante, geboren op [geboortedatum] in Curaçao, is op 12 december 2012 in Nederland getrouwd met mevrouw [B]. Dit huwelijk is alhier in de registers ingeschreven.
4.2
Appellante en haar echtgenote woonden gedurende het huwelijk niet duurzaam gescheiden.
4.3
Aan appellante is bij beschikking van 17 juli 2018 met ingang van 1 augustus 2018 een ouderdomspensioen toegekend van Afl. 920,- per maand, waarbij een kortingspercentage op het basispensioen voor ongehuwden is toegepast van 16,96%.
4.4
Bij de bestreden beslissing is voornoemde beschikking herzien en is aan appellante een ouderdomspensioen toegekend van Afl. 1.014,-, met toepassing van een kortingspercentage van 8,48% op het basispensioen voor ongehuwden.
De beoordeling
5.1
Het College overweegt als volgt.
Zoals het Gerecht in eerste aanleg van Aruba in de zaak met nummer AUA201904372 [1] heeft overwogen, is de afgelopen decennia wereldwijd in toenemende mate geaccepteerd dat twee individuen van gelijk geslacht een affectieve relatie met elkaar hebben en op gelijke wijze als paren van verschillend geslacht met elkaar samenleven. Dit heeft in vele landen ook geleid tot een wettelijke erkenning van affectieve relaties van paren van gelijk geslacht door ofwel openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht ofwel een wettelijke invoering van een vorm van partnerschap die soortgelijke gevolgen heeft als het wettelijk huwelijk.
Ook hier in Aruba behoren affectieve relaties en het samenwonen van partners van hetzelfde geslacht tot de sociale werkelijkheid. Dit leidt niet tot maatschappelijke problemen. Dat dergelijke paren geen huwelijk kunnen sluiten, heeft voor de betrokkenen wel gevolgen. Niet alleen heeft het bevestigen van een affectieve relatie door een huwelijk emotionele waarde, er zijn ook juridische gevolgen (met onder meer financiële consequenties) aan verbonden. Voor het onthouden aan echtgenoten van gelijk geslacht van de juridische gevolgen die het huwelijk aan heteroseksuele echtparen biedt, bestaat geen objectieve rechtvaardiging. Inmiddels heeft de Arubaanse wetgever, met ingang van 1 september 2021, een met een homohuwelijk gelijk te stellen geregistreerd partnerschap in het Burgerlijk Wetboek ingevoerd.
5.2
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de bijeenkomst, stelt het College in het licht van het bovenstaande vast, dat appellante een gehuwde vrouw is, als bedoeld in de LvOv. Het College stelt verder vast dat appellante gedurende haar huwelijk niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenote.
5.3
In dit geval vloeit naar het oordeel van het College uit de hierboven aangehaalde wettelijke bepalingen thans voort, dat appellante aanspraak maakt op ouderdomspensioen voor gehuwden. Dat met gehuwde vrouw uitsluitend wordt verstaan een vrouw die met een man is gehuwd, zoals de bank heeft betoogd, kan thans in redelijkheid niet meer worden aanvaard. Onder “echtgenoot” als bedoeld in artikel 1, derde lid van de AOV, kan in redelijkheid ook “echtgenote” worden verstaan. De bank heeft, door appellante niet als gehuwde vrouw aan te merken vanwege haar huwelijk met iemand van hetzelfde geslacht, gehandeld in strijd met het verbod op discriminatie als bedoeld in artikel I.1 van onze Staatsregeling.
6. Gelet op het bovenstaande, is het College van oordeel dat de bestreden beslissing als zijnde discriminatoir niet in stand kan blijven, en dient te worden vernietigd. Het beroep is gegrond. De bank dient een nieuwe beslissing te nemen, waarbij aan appellante een pensioen wordt toegekend voor gehuwden, voor zolang haar huwelijk heeft geduurd.

DE BESLISSING

Het College van beroep:
-verklaart het beroep van appellant gegrond,
- vernietigt de beslissing van 17 juli 2018, zoals herzien bij beslissing van 29 augustus 2018, voor zover daarin als basispensioen wordt bepaald het pensioen voor ongehuwden,
- bepaalt dat de bank met inachtneming van het hierboven overwogene, een nieuwe beslissing dient te nemen op het verzoek van appellante om toekenning van ouderdomspensioen.
Aldus gegeven op 28 april 2022 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, H. Dirksz en E.E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voetnoten

1.Gea van 20 oktober 2020, ECLI:NL;OGEAA:2020:435