ECLI:NL:OGEAA:2022:175

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
AUA202000760
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vrijstelling van aansprakelijkheid voor begrafeniskosten na overlijden

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert eiseres, de zus van de overledene, dat de erven van haar overleden broer worden veroordeeld om haar te bevrijden van de aansprakelijkheid voor de begrafeniskosten van de overledene. De overledene, die op 22 juli 2019 is overleden, had een begrafenisondernemer ingehuurd voor zijn uitvaart, waarvoor eiseres zich garant had gesteld voor de betaling van de kosten. De begrafenisondernemer heeft echter geen toestemming gekregen van de erfgenamen om de overlijdensuitkering van het pensioenfonds aan te wenden voor de begrafeniskosten, wat leidt tot een geschil over de aansprakelijkheid voor deze kosten.

De erven, die de kinderen van de overledene zijn, hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres, dan wel tot afwijzing van haar verzoek. Het Gerecht heeft in de beoordeling van de zaak vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de aanvaarding van de nalatenschap door de erven en de status van de minderjarige gedaagde. Het Gerecht heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over deze kwesties, evenals over de vraag of de begrafeniskosten inmiddels zijn voldaan en door wie.

De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 22 juni 2022, waarbij de zaak is aangehouden voor verdere akten van partijen. Het vonnis is gewezen door rechter T.A.M. Tijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Vonnis van 22 juni 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202000760
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [Eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de erven van [overledene]:
1.
[GEDAAGDE 1],
wonende te Nederland,
2.
[GEDAAGDE 2],
wonende te Aruba,
gedaagden,
hierna te noemen: gezamenlijk de erven en ieder voor zich [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoek met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, met productie;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is vervolgens - na herhaald uitstel - bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Op 22 juli 2019 is te Aruba overleden [naam overledene] (hierna: wijlen [overledene]). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de kinderen van [overledene] en zijn erfgenaam.
[Eiseres] is de zus van wijlen [overledene].
2.3
De begrafenisondernemer Aurora Funeral Home heeft in opdracht van [eiseres] de begrafenis van [overledene] verzorgd. De factuur voor de begrafenis bedraagt Afl.15.324,69. [eiseres] heeft zich voor betaling van de factuur garant gesteld.
2.4 [
Overledene] was deelnemer bij de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (hierna: APFA). Bij brief van 10 september 2019 heeft APFA als volgt aan Aurora Funeral Home bericht:
“Op 26 juli 2019 ontving Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA) een door mevrouw [eiseres] aan Aurora Funeral Home gegeven machtiging (cessie) tot inning van de aan de erfgenamen van de heer [overledene] toekomende overlijdensuitkering.
(…) In de gevallen dat een machtiging is verleend aan de begrafenisondernemer om de begrafeniskosten van de overleden gepensioneerde rechtstreeks bij APFA te vorderen, zal APFA slechts rechtstreeks uitkeren aan de begrafenisondernemer indien de rechthebbende(n) zoals bedoeld in het pensioenreglement schriftelijk hiermee hebben ingestemd.
Volgens onze administratie zijn twee kinderen van de heer [overledene] (…) de rechthebbenden van de overlijdensuitkering, Wij hebben van deze rechthebbenden geen toestemming gekregen om de overlijdensuitkering aan te wenden ter dekking van de begrafeniskosten. De vordering van de begrafeniskosten van de heer [overledene] door Aurora Funeral Home zal niet worden gehonoreerd omdat de eerder genoemde machtiging onterecht is verstrekt. (…)”.

3.DE VORDERING

3.1 [
Eiseres] vordert dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de erven, althans de nalatenschap van wijlen [overledene] veroordeeld om [eiseres] te bevrijden van de aansprakelijkheid voor de begrafeniskosten van wijlen [overledene], door betaling van de schuld, althans door overname van deze aansprakelijkheid, op straffe van een dwangsom van Afl. 100,- per dag of gedeelte daarvan dat de erven nalaten aan deze veroordeling te voldoen en met veroordeling van de erven in de kosten van het geding.
3.2
De erven hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres] dan wel tot afwijzing van haar verzoek, met veroordeling van [eiseres] in de kosten en nakosten van deze procedure.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover voor de uitspraak van belang – ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Sinds partijen van repliek en dupliek hebben gediend is (helaas) geruime tijd verstreken. Gelet op dit tijdsverloop en vanwege de door partijen betrokken stellingen ziet het Gerecht aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over het navolgende.
4.2
Door de erven is onder meer als verweer gevoerd dat [eiseres] ten aanzien van [gedaagde 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze laatste minderjarig was. Volgens de erven had de moeder van [gedaagde 2] als haar wettelijk vertegenwoordiger moeten worden opgeroepen. Inmiddels is ook [gedaagde 2] meerderjarig geworden. Het Gerecht verzoekt partijen zich daarom uit te laten over de volgens hen daaraan te verbinden conclusies. Tevens wordt [gedaagde 2] verzocht te berichten of zij thans als formele procespartij verschijnt.
4.3
Voorts verzoekt het Gerecht de erven zich uit te laten over de wijze van aanvaarden van de nalatenschap, gelet op de dienaangaande door [eiseres] bij repliek (onder meer in punt 13) betrokken stellingen en nu [gedaagde 1] ten tijde van het openvallen van de nalatenschap meerderjarig was.
4.4
Voor wat betreft de overlijdensuitkering van APFA lijkt uit de hiervoor in 2.4 aangehaalde brief van APFA te volgen dat deze uitkering (ook) voor het voldoen van begrafeniskosten is bedoeld. Gelet echter op de betwisting daarvan door de erven, zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld zich, onderbouwd met stukken, nader uit te laten over de aard van de uitkering, meer specifiek of deze inderdaad, zoals zij stelt, uitdrukkelijk ter dekking van de begrafeniskosten is bedoeld.
4.5
De erven dienen, onderbouwd met verificatoire bescheiden, inzichtelijk te maken of zij de overlijdensuitkering (inmiddels) hebben ontvangen en zo ja, per wanneer.
4.6
Tot slot dienen partijen zich uit te laten over de vraag of de begrafeniskosten inmiddels aan Aurora Funeral Home zijn voldaan en zo ja, door wie, wanneer en tot welk bedrag. Indien deze kosten zijn voldaan, dient [eiseres] zich uit te laten over de door haar geformuleerde eis.
4.7 [
Eiseres] zal als eerste in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over hetgeen hiervoor in 4.2, 4.4 en 4.6 is overwogen. De erven zullen daar vervolgens bij akte op kunnen reageren, waarbij zij zich tevens kunnen uitlaten over hetgeen hiervoor in 4.2, 4.3, 4.5 en 4.6 is overwogen. [Eiseres] zal tot slot op dit laatste nog bij akte kunnen reageren.
4.8
In afwachting van de te nemen akten zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verwijst de zaak naar
de rol van 24 augustus 2022voor het nemen van een akte door [eiseres] zoals hiervoor in 4.7 is overwogen;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.