ECLI:NL:OGEAA:2022:156

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
AUA202103865
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op basis van hardheidsclausule

In deze zaak heeft verzoekster, een Filipijnse vrouw die al zesentwintig jaar op Aruba woont, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om schorsing van de bestreden beschikking totdat op het bezwaar is beslist. Ze stelt dat ze een bijzondere band met Aruba heeft, aangezien haar hele familie daar woont en ze geen connecties meer heeft in de Filipijnen. Bovendien is ze na haar laatste verblijfsvergunning arbeidsongeschikt geworden en heeft ze financiële middelen nodig voor een operatie.

De verweerder heeft echter betoogd dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor de hardheidsclausule, omdat ze de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende grond is voor het oordeel dat er een redelijke kans bestaat dat het bezwaar van verzoekster zal slagen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster al lange tijd op Aruba verblijft en dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding kunnen geven voor het verlenen van een verblijfsvergunning op basis van de hardheidsclausule. Daarom heeft de rechter besloten om de bestreden beschikking te schorsen en verzoekster te behandelen alsof zij in het bezit is van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er een beslissing is genomen op haar bezwaar.

De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn en is openbaar uitgesproken op 9 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 9 februari 2022
Lar nr. AUA202103865

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 juli 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd afgewezen (bestreden beschikking).
Hiertegen heeft verzoekster op 13 september 2021 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Op 23 december 2021 heeft verzoekster een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend (verzoek).
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 19 januari 2022. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

juridisch kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Conform het Toelatingshandboek DIMAS 2018 (Toelatingsbeleid) kan het in bijzondere gevallen wenselijk zijn om onder bijzondere omstandigheden de mogelijkheid te geven tot het toepassen van een hardheidsclausule ten aanzien van bepaalde aanvragen
(hoofdstuk 1 van het Toelatingsbeleid). Om in aanmerking hiervoor te komen dient de aanvrager aan een aantal vereisten te voldoen.
Op grond van paragraaf 1.5.4.1 van het Toelatingsbeleid geldt dat ten aanzien van de aanvrager aan de volgende eisen moet zijn voldaan:
er moet geen ander verblijfsdoel van toepassing zijn;
hij/zij dient zich reeds (of steeds) op Aruba te bevinden;
er moet zijn voldaan aan de minimumvereiste voor een hardheidsclausule beoordeling, zoals opgenomen in paragraaf 1.5.4.2;
e verplichte leges moeten zijn betaald.
Op grond van paragraaf 1.5.4.2 van het Toelatingsbeleid kan een aanvrager in de volgende situaties een verzoek indienen voor een hardheidsclausule:
het betreft een ingeburgerde rijksgenoot met een bijzondere binding met Aruba (ingeburgerd refereert aan o.a. tijdsbestek op Aruba, volgen/afronden van onderwijs op Aruba of bijzondere familierechtelijke betrekkingen); of
in gevallen van klemmende redenen van humanitaire aard (bijvoorbeeld verplichte migratie wegens natuurrampen (bijvoorbeeld Sint Maarten); of
in gevallen van klemmende redenen van humane aard (bijvoorbeeld langdurig verblijf op Aruba gecombineerd met hoge leeftijd van aanvrager en niet voldoen aan verblijfsdoel ‘pensioen’); of
op Aruba geboren of op zeer jonge leeftijd op Aruba woonachtigen die door verloop van tijd reeds meerderjarig zijn geworden en een bijzondere, te onderbouwen binding met Aruba hebben, of;
bij langdurig verblijf op Aruba, waarbij betrokkene kan aantonen dat hij minstens 120 maanden legaal verblijf heeft gehad doch zijn verblijf is onderbroken door verblijfsgaten van meer dan 5 jaren, indien hij gemotiveerd en met redenen omkleed een beroep kan doen op een uitzonderlijke situatie, of;
andere, nader te bepalen en met redenen omklede aanvragen.
feiten
2.1
Verzoekster is op [datum] 1958 in de Filipijnen geboren en heeft de Filipijnse nationaliteit.
2.2
Verzoekster is op onbekende datum Aruba binnengekomen. Aan verzoekster zijn in totaal tien vergunningen tot tijdelijk verblijf verleend. De laatste vergunning (nummer 10) was geldig van 22 augustus 2018 tot 22 augustus 2019.
2.3
Begin 2021 heeft verzoekster een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en heeft daarbij een beroep gedaan op de in het Toelatingsbeleid opgenomen hardheidsclausule.
2.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het onder 2.3 genoemde verzoek afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
Teneinde in aanmerking te kunnen komen voor een vergunning tot verblijf met een specifiek beroep op hardheid, zal u moeten aantonen dat u een binding heeft verworven met Aruba. Deze binding wordt aangetoond indien u als minderjarige feitelijk woon en verblijfplaats heeft gehad voor meer dan 5 jaren; of wegens een natuurramp; of hoge leeftijd die van pensioen (65 jaar), u bent nu 62 jaar oud. In casu is dit niet gebleken uit de door u overgelegde bewijsmaterialen. Reden waarom in casu een beroep op hardheid faalt en een vergunning tot verblijf niet aan u zal worden verleend.
(…)”
verzoek en verweer
3.1
Verzoekster verzoekt schorsing van de bestreden beschikking totdat op het bezwaar is beslist en om haar te behandelen als ware zij in het bezit van een geldige verblijfs-vergunning. Daaraan heeft verzoekster – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat zij al zesentwintig jaar op Aruba woont en een bijzondere band heeft met Aruba. Haar hele familie woont op Aruba; zij heeft niemand meer in de Filipijnen. Verzoekster is na verkrijging van haar laatste verblijfsvergunning blijvend arbeidsongeschikt geworden. Indien dat niet zou zijn gebeurd, zou zij een vergunning voor onbepaalde tijd hebben gekregen. Verzoekster is thans niet verzekerd en dient spoedig een operatie te ondergaan. Zij heeft de financiële middelen daarvoor niet.
3.2
Verweerder heeft – kort gezegd – hiertegen ingebracht dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden om een beroep te doen op de hardheidsclausule. Zij heeft immers de pensioengerechtigde leeftijd (vijfenzestig jaar) nog niet bereikt. Om die reden zal het bezwaar naar verwachting ongegrond worden verklaard. Verweerder concludeert daarom tot afwijzing van het verzoek.
beoordeling
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
5. Voor het schorsen van de bestreden beschikking en/of het treffen van een voorlopige voorziening is aanleiding indien een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar geen stand zal houden. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.1
Gelet op de processtukken, het besprokene ter zitting en het Toelatingsbeleid overweegt de voorzieningenrechter dat er voldoende grond is voor het oordeel dat er concreet zicht op legalisering van verzoeksters verblijf in Aruba bestaat. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat in het geval van verzoekster sprake lijkt te zijn van omstandigheden zoals bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 1.5.4.2, onder punt 3 van het Toelatingsbeleid. Immers staat als onweersproken vast dat verzoekster al zesentwintig jaar op Aruba verblijft, alleen nog op Aruba familie heeft, van hoge leeftijd is (thans drieënzestig jaar) en de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt. Deze bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding zijn voor verweerder om met toepassing van de hardheidsclausule aan verzoekster een verblijfsvergunning af te geven. Dat verzoekster de leeftijd van vijfenzestig jaar nog niet heeft bereikt, doet aan het voorgaande niet af. Om een beroep te kunnen doen op de hardheidsclausule moet juist geen sprake zijn van een ander toepasselijk verblijfsdoel (in dit geval “pensioen”). Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningsrechter lijdt de bestreden beschikking daarom aan een motiveringsgebrek.
5.2
Gelet hierop overweegt de voorzieningenrechter dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft en dat er daarom grond is voor schorsing van de bestreden beschikking en toekenning van de verzochte voorlopige voorziening.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst de bestreden beschikking;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekster, [naam], geboren op [datum] 1958 in de Filipijnen, voor de toepassing van de Landsverordening toelating en uitzetting wordt behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat is beslist op het bezwaar van verzoekster;
- gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,- aan haar wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.