ECLI:NL:OGEAA:2022:149

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AUA202201246
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige weigering van keuring elektrische installatie door het Land Aruba

In deze zaak heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba, vertegenwoordigd door de Dienst Technische Inspecties (DTI), vanwege de weigering om de elektrische installatie van zijn woonhuis te keuren. [eiser] had een bouwvergunning voor een woonhuis met twee bouwlagen en had op 4 april 2022 een aanvraag ingediend voor de keuring van de technische installatie, waarvoor hij ook kosten had betaald. Ondanks herhaalde verzoeken om de keuring uit te voeren, heeft DTI geen actie ondernomen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de keuring, aangezien hij van plan is om met zijn gezin in het woonhuis te trekken en momenteel afhankelijk is van een dieselgenerator voor elektriciteit. Het Land voerde aan dat [eiser] niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen omdat hij een rechtsingang bij de bestuursrechter had, maar het gerecht verwierp dit verweer. Het gerecht oordeelde dat de weigering van DTI om de keuring uit te voeren onrechtmatig was, omdat [eiser] recht had op een keuring van de elektrische installatie van de eerste en tweede verdieping van het woonhuis.

Het gerecht heeft het Land veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de keuring uit te voeren, op straffe van een dwangsom. Tevens is het Land veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.A. van Voorthuizen op 1 juni 2022.

Uitspraak

Vonnis van 1 juni 2022 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. nr. AUA202201246
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonend te Aruba,
eiser,
hierna: [eiser],
gemachtigde: mr. G. de Hoogd,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Land Aruba(Dienst Technische Inspecties ‘DTI’),
zetelend te Aruba,
gedaagde,
hierna: het Land,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 29 april 2022;
  • e-mail d.d. 18 mei 2022 van de gemachtigde van [eiser] met producties;
  • e-mail d.d. 18 mei 2022 van de gemachtigde van het Land met producties;
  • e-mail d.d. 19 mei 2022 van de gemachtigde van het Land met productie;
  • de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022, waarbij zijn verschenen [eiser], namens het Land E. Kock (Dienst Technische Inspecties) en de gemachtigden van partijen die het woord hebben gevoerd, mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Vonnis is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1.
In opdracht van [eiser] wordt een woonhuis gebouwd te [adres] in Aruba. Aan hem is door het Land een bouwvergunning verleend voor een woonhuis van twee bouwlagen met dakterras voor het houden van zonnepanelen en een bouwvergunning voor een bijbouw bestaande uit een trappenhuis en liftschacht (hierna gezamenlijk: het woonhuis). Tussen [eiser] en het Land (Dienst Openbare Werken, DOW) is een geschil ontstaan over de naleving door [eiser] van de bouwvergunning(en).
2.2.
Op enig moment heeft [eiser] bij de Dienst Technische Inspecties (DTI) een aanvraag ingediend voor de keuring van de technische installatie van het woonhuis. Op 4 april 2022 is ten behoeve van de keuring aan het Land (DTI) een bedrag betaald van Afl. 1.750,--.
2.3.
Bij brieven van 11 en 22 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] DTI gesommeerd over te gaan tot keuring van de elektrische installatie. Tot op heden heeft geen keuring plaatsgevonden.

3.HET GESCHIL

3.1. [
eiser] vordert -samengevat- dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding (i) het Land veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis een keuring ten behoeve van Elmar ter zake de eerste twee verdiepingen c.q. het reeds goedgekeurde stuk bovenop de tweede verdieping van het woonhuis uit te (laten) voeren, op straffe van verbeurte van dwangsommen indien het Land zich niet aan de veroordeling houdt en (ii) het Land veroordeelt in de proceskosten.
3.2. [
eiser] legt daaraan, naar het gerecht begrijpt, het volgende ten grondslag. Hij heeft een aanvraag ingediend bij DTI voor de keuring van de elektrische installatie van het woonhuis. Op 11 april 2022 zou de keuring plaatsvinden, maar die is niet doorgegaan. Op sommaties van [eiser] reageert DTI niet. Het Land (DTI) handelt onrechtmatig althans maakt misbruik van recht, door niet tot keuring van de elektrische installatie over te gaan.
3.2.
Het Land voert gemotiveerd verweer.
3.4.
De stellingen van partijen worden indien nodig hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

ontvankelijkheid
4.1.1.
Het meest verstrekkende verweer van het Land is dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen in kort geding bij de burgerlijke rechter, nu hij een rechtsingang heeft bij de bestuursrechter die hem voldoende rechtsbescherming biedt. Het Land heeft daarbij de mogelijkheid voor ogen om op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) aan de bestuursrechter een voorlopige voorziening te vragen. Het gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
4.1.2.
Op grond van de Lar kan degene die door een beschikking van een bestuursorgaan of door het uitblijven daarvan rechtstreeks in zijn belang is getroffen, naast het indienen van een bezwaar- en beroepschrift, het gerecht verzoeken de beschikking te schorsen en/of een voorlopige voorziening te treffen. Een beschikking in de zin van de Lar (artikel 2) is een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan. Volgens vaste rechtspraak heeft een beschikking rechtsgevolg indien de beslissing erop gericht is een bevoegdheid, recht of verplichting van een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen. De beslissing van het Land (DTI) om op grond van het Landsbesluit installatievoorschriften elektrische inrichtingen (AB 1996 no. GT 5, hierna Landsbesluit installatievoorschriften) een elektrische installatie goed te keuren, haar goedkeuring daaraan te onthouden of niet tot keuring over te gaan is er niet op gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor [eiser] of de energieleverancier te doen ontstaan of te niet te doen. De keuring door DTI is een feitelijke handeling, voor [eiser] noodzakelijk om een aansluiting op het elektriciteitsnet te bewerkstelligen. Bij de weigering om te keuren heeft [eiser] geen ingang in het bestuursrechter, zodat hij bij burgerlijke rechter terecht kan. [eiser] kan dus worden ontvangen in zijn vordering.
spoedeisendheid
4.2.
Het Land heeft de spoedeisendheid van de door [eiser] gevraagde voorzieningen bestreden, maar [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft. Hij heeft onweersproken gesteld dat het woonhuis is gebouwd met de bedoeling om er met zijn gezin in te trekken en dat hij voor de belendende woning een andere bestemming heeft. Het is noodzakelijk dat het woonhuis wordt aangesloten op het elektriciteitsnet en om dat te bewerkstelligen moet de elektrische installatie worden (goed) gekeurd. Op dit moment maakt hij veel kosten door het gebruik van een diesel generator. Die omstandigheden leveren naar het oordeel van het gerecht voldoende spoedeisendheid op. Dat [eiser] elektriciteit vanuit de belendende woning kan betrekken en hij nooit om een bouwaansluiting heeft verzocht, doet niet af aan de urgentie om de bouw van het woonhuis af te ronden en voor bewoning geschikt te maken. [eiser] heeft dus een spoedeisend belang, zodat het gerecht zich bevoegd acht van de vorderingen in kort geding kennis te nemen en daarover te beslissen.
keuring
4.3.1.
Vast staat dat (de installateur van) [eiser] een aanvraag heeft ingediend voor een keuring van de elektrische installatie conform het Landsbesluit installatievoorschriften. De kosten daarvoor heeft [eiser] aan DTI voldaan. Of er al een datum voor de keuring was vastgesteld -[eiser] stelt dat DTI op 11 april 2022 zou keuren, maar dat de keuring kort tevoren is afgeblazen, maar het Land betwist dat en stelt dat DTI bezig is met de (interne) procedure tot keuring- kan in het midden blijven. Ter zitting heeft het Land toegelicht dat DTI helemaal niet van plan is om tot keuring van de elektrische installatie over te gaan en dus een datum vast te stellen, zolang een deel van de bebouwing illegaal is. Het gaat daarbij om (een gedeelte van) de derde bouwlaag, waarover [eiser] met het Land (DOW) in conflict is en waarover inmiddels bij het gerecht verschillende procedures zijn gevoerd. Volgens het Land kan DTI niet keuren omdat (i) er een bouwvergunning moet zijn, wil DTI kunnen keuren, (ii) het niet mogelijk is om een deel van een gebouw te keuren, het moet conform de procedure gaan om het gehele gebouw en (iii) keuring van een deel van het gebouw de handhaving met betrekking tot de illegale derde bouwlaag bemoeilijkt.
4.3.2.
Daargelaten of een bouwvergunning vereist is voor een keuring van de elektrische installatie, gaat dat argument van het Land reeds niet op, nu [eiser] beschikt over een bouwvergunning. Dat (een deel van) de derde bouwlaag daarmee in strijd is, neemt niet weg dat het andere deel van het woonhuis (de eerste twee bouwlagen) wel overeenkomstig de bouwvergunning is gebouwd.
Waarom de procedure niet toelaat om een gedeelte van een gebouw (het woonhuis) te keuren, heeft het Land niet onderbouwd. Het Landsbesluit installatievoorschriften bevat voorschriften waaraan elektrische installaties bij de aanleg, wijziging of uitbreiding moeten voldoen en regelt de keuring en herkeuring daarvan. Dat een keuring van de technische installatie in een gedeelte van een gebouw in strijd zou zijn met het Landsbesluit installatievoorschriften, is gesteld noch gebleken. Het gerecht neemt verder in aanmerking dat (de installateur van) [eiser] ter zitting heeft toegelicht dat het technisch mogelijk is om enkel de technische installatie van de eerste twee bouwlagen te keuren en -na goedkeuring- aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Het Land heeft dat niet bestreden. Het gerecht gaat er dan ook vanuit dat er ook in zoverre geen beletsel is voor DTI om de elektrische installatie van een gedeelte van het woonhuis (de eerste en tweede verdieping) te keuren. Voor zover de angst zou bestaan dat [eiser] daarna gemakkelijk de elektriciteit kan ‘doortrekken’ naar de derde verdieping, is dat op zichzelf geen valide argument om een keuring van de elektrische installatie van de eerste en tweede verdieping tegen te houden. Bovendien kan het Land in zo’n geval handhavend optreden.
Dat keuring van een deel van het gebouw de handhaving met betrekking tot de illegale derde bouwlaag zou bemoeilijken, is, wat daar ook van zij, geen grond voor de weigering daarvan. Het gaat daarbij immers niet om een door het Landsbesluit installatievoorschriften beschermd belang.
4.4.
Het Land heeft al met al geen steekhoudende argumenten aangevoerd waarom DTI niet tot keuring van (de eerste en tweede verdieping) van het woonhuis zou kunnen overgaan. Zolang de elektrische installatie niet is gekeurd, blijft [eiser] verstoken van een aansluiting op het elektriciteitsnet. Hij heeft er dus alle belang bij dat dit spoedig gebeurt. Het Land (DTI) handelt onrechtmatig door de keuring te weigeren. Het belang van [eiser] beperkt zich vooralsnog tot de eerste en tweede verdieping (eerste en tweede bouwlaag) van het woonhuis. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij er op dit moment belang bij heeft dat ook de elektrische installatie van andere delen van het woonhuis bij de keuring wordt betrokken. Het gerecht zal het Land (DTI) veroordelen om binnen een termijn van twee weken de elektrische installatie van de eerste en tweede verdieping van het woonhuis te keuren overeenkomstig het bepaalde in het Landbesluit installatievoorschriften en aan die veroordeling een dwangsom met een maximum verbinden, zoals in de beslissing is bepaald.
4.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het Land de proceskosten van [eiser] moeten vergoeden

5.DE BESLISSING

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt het Land (Dienst Technische Inspecties) om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een keuring als bedoeld in het Landsbesluit installatievoorschriften elektrische inrichtingen van de elektrische installatie van de eerste en tweede verdieping van het woonhuis uit de (laten) voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 250,-- per dag dat het Land (Dienst Technische Inspecties) daaraan niet voldoet, tot een maximum van Afl. 25.000,--;
veroordeelt het Land (Dienst Technische Inspecties) in de proceskosten aan de kant van [eiser] begroot op Afl. 2.178,21,-- waarvan Afl. 1.500,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of ander is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.