In deze zaak heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba, vertegenwoordigd door de Dienst Technische Inspecties (DTI), vanwege de weigering om de elektrische installatie van zijn woonhuis te keuren. [eiser] had een bouwvergunning voor een woonhuis met twee bouwlagen en had op 4 april 2022 een aanvraag ingediend voor de keuring van de technische installatie, waarvoor hij ook kosten had betaald. Ondanks herhaalde verzoeken om de keuring uit te voeren, heeft DTI geen actie ondernomen.
Het gerecht heeft vastgesteld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de keuring, aangezien hij van plan is om met zijn gezin in het woonhuis te trekken en momenteel afhankelijk is van een dieselgenerator voor elektriciteit. Het Land voerde aan dat [eiser] niet-ontvankelijk was in zijn vorderingen omdat hij een rechtsingang bij de bestuursrechter had, maar het gerecht verwierp dit verweer. Het gerecht oordeelde dat de weigering van DTI om de keuring uit te voeren onrechtmatig was, omdat [eiser] recht had op een keuring van de elektrische installatie van de eerste en tweede verdieping van het woonhuis.
Het gerecht heeft het Land veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de keuring uit te voeren, op straffe van een dwangsom. Tevens is het Land veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.A. van Voorthuizen op 1 juni 2022.