Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Appellant],
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
PROCESVERLOOP
.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Gouverneur van Aruba om een optieverklaring voor het verkrijgen van het Nederlanderschap te bevestigen. De appellant, geboren in Haïti, had op 17 mei 2018 een optieverklaring ingediend, maar deze werd geweigerd op basis van eerdere strafrechtelijke veroordelingen. De Gouverneur had in een beschikking van 12 december 2018 geoordeeld dat er ernstige vermoedens bestonden dat de appellant een gevaar vormde voor de openbare orde, wat in strijd is met de vereisten van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door de Lar-bezwaarschriftcommissie. De appellant stelde dat hij niet correct was gehoord, omdat de hoorzitting via videoverbinding had plaatsgevonden in plaats van fysiek. De gemachtigde van de appellant voerde aan dat de BAC niet in overeenstemming met de wet had gehandeld door de hoorzitting op deze manier te houden. De verweerder, de Gouverneur, verdedigde de beslissing door te stellen dat de BAC de vrijheid heeft om de wijze van de hoorzitting te bepalen, vooral in het licht van Covid-maatregelen.
Het Gerecht oordeelde dat de hoorzitting op correcte wijze was gehouden en dat de beslissing van de Gouverneur om de optieverklaring niet te bevestigen, op goede gronden was genomen. De appellant had in de vijf jaar voorafgaand aan de optieverklaring strafrechtelijke veroordelingen opgelopen, waardoor de rehabilitatietermijn nog niet was verstreken. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.