ECLI:NL:OGEAA:2022:123

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AUA202001980
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldlening en advocaatkosten met veroordeling tot betaling

In deze civiele procedure, aangespannen door eiser [eiser] tegen gedaagde [gedaagde], heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 april 2022 uitspraak gedaan. Eiser vorderde dat gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 340.024,83, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. Eiser stelde dat hij aan gedaagde een geldlening had verstrekt en advocaatkosten had voorgeschoten, maar dat gedaagde in gebreke bleef met de terugbetaling.

Gedaagde erkende dat hij een geldlening van eiser had ontvangen, maar betwistte de vordering met betrekking tot de voorgeschoten advocaatkosten. Het gerecht oordeelde dat de vordering van eiser tot het bedrag van Afl. 329.524,83 toewijsbaar was, inclusief de overeengekomen rente vanaf 1 juli 2020. De vordering met betrekking tot de advocaatkosten werd afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat er een afspraak was gemaakt over het voorschieten en de terugbetaling van deze kosten.

Het gerecht veroordeelde gedaagde tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met rente, en stelde de proceskosten vast op Afl. 9.768,--. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en overige vorderingen werden afgewezen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. J.A. van Voorthuizen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 6 april 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA202001980
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser],
wonend te Aruba,
eiser,
hierna: [eiser],
gemachtigde: mr. C.J. Hart,
tegen:
[naam gedaagde],
wonend te Aruba,
gedaagde,
hierna: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 17 augustus 2020,
- het schriftelijk antwoord,
- de conclusie van repliek,
- het schriftelijk antwoord.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1. [
eiser] vordert dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van Afl. 340.024,83 vermeerderd met de overeengekomen rente van 6% per jaar, de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 4.500,-- en de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
2.2. [
eiser] voert daartoe -samengevat- aan dat hij aan [gedaagde] een geldlening heeft verstrekt en advocaatkosten voor hem heeft voorgeschoten. Ondanks aanmaning blijft [gedaagde] in gebreke met de terugbetaling van de geldlening en de voorgeschoten advocaatkosten.
2.3. [
gedaagde] voert verweer.
2.4.
De stellingen van partijen worden hierna, indien nodig, besproken.
2.5. [
gedaagde] erkent dat [eiser] hem een geldlening heeft verstrekt tegen een rente van 6% per jaar en dat hij met de terugbetaling daarvan in gebreke is. Hij erkent de vordering van [eiser] op grond van de geldlening tot een bedrag van Afl.329.524,--per 1 juli 2020. Dat bedrag komt overeen met het overzicht dat [eiser] als productie 2 in het geding heeft gebracht. De vordering van [eiser] is tot dit bedrag toewijsbaar. De gevorderde overeengekomen rente zal het gerecht toewijzen vanaf 1 juli 2020.
2.6. [
gedaagde] betwist dat hij [eiser] geld is verschuldigd in verband met voorgeschoten advocaatkosten. Hij stelt dat [eiser] op eigen beweging en zonder overleg een advocaat heeft ingeschakeld in een juridische kwestie die [gedaagde] had met een andere partij. [eiser] heeft in reactie daarop niet meer gesteld dan dat [gedaagde] een rechtszaak wilde beginnen, maar daar geen geld voor had, waarna [eiser] de advocaatkosten heeft voorgeschoten. [eiser] heeft niet gesteld dat hij met [gedaagde] een afspraak heeft gemaakt over het voorschieten van advocaatkosten en de terugbetaling daarvan door [gedaagde]. In dit verband valt op dat de rekening van de desbetreffende advocaat aan [eiser] is gericht. Kennelijk was hij de opdrachtgever. Nu [eiser] ten aanzien van de feitelijke grondslag van deze vordering onvoldoende heeft gesteld, is voor bewijslevering geen ruimte en zal de vordering worden afgewezen.
2.7.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen nu niet voldoende is gesteld of gebleken dat dergelijke kosten (anders dan kosten waarvoor de proceskosten een vergoeding insluiten) daadwerkelijk zijn gemaakt.
2.8.
De overige stellingen van partijen kunnen onbesproken blijven nu die niet tot een ander oordeel leiden.
2.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] de proceskosten en de beslagkosten van [eiser] moeten vergoeden.

3.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van Afl. 329.524,83 vermeerderd met de overeengekomen rente van 6% per jaar vanaf 1 juli 2020 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, aan de kant van [eiser] begroot op Afl. 9.768.,-- waarvan Afl. 6.000,-- aan salaris gemachtigde (2 punten, tarief 8);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, ter openbare terechtzitting van woensdag 6 april 2022 in aanwezigheid van de griffier.