ECLI:NL:OGEAA:2022:122

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AUA202100660
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld door een vader aan zijn dochter na onrechtmatige opname van gelden

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, de vader van gedaagde, een vordering ingesteld tegen zijn dochter. De procedure begon met een verzoekschrift en een conclusie van antwoord, gevolgd door een comparitie van partijen op 22 maart 2022. Eiser heeft gesteld dat gedaagde zonder zijn toestemming gelden van zijn Nederlandse bankrekening heeft opgenomen tussen juli 2014 en april 2019. Gedaagde heeft in 2019 een schuldbekentenis getekend waarin zij erkent Afl. 88.350,- aan eiser verschuldigd te zijn, vermeerderd met rente. Ondanks aanmaningen heeft gedaagde slechts Afl. 1.000,- afgelost.

Eiser vordert in deze procedure dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 93.685,-, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde erkent de schuld, maar stelt niet in staat te zijn om deze af te lossen. Tijdens de zitting heeft gedaagde opnieuw erkend dat zij zonder toestemming gelden heeft opgenomen en dat zij het resterende bedrag verschuldigd is. Het Gerecht oordeelt dat de vordering van eiser toewijsbaar is, ongeacht de financiële situatie van gedaagde. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op Afl. 940,- aan griffierecht, Afl. 213,35 aan verschotten en Afl. 3.000,- aan salaris advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 6 april 2022
Behorend bij A.R. no. AUA202100660
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
gemachtigden: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het vonnis van 2 juni 2021.
1.2
Op 22 maart 2022 heeft -0 na uitstel - een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen en hebben op vragen van het Gerecht geantwoord.
1.3
Vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden, staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Eiser is de vader van gedaagde.
2.3
In 2014 heeft eiser, na een herseninfarct te hebben gehad, aan gedaagde de inloggegevens van zijn Nederlandse bankrekening gegeven, zodat gedaagde zo nodig betalingen voor hem zou kunnen verrichten.
2.4
In 2019 is eiser gebleken dat gedaagde in de periode juli 2014 tot en met april 2019 zonder zijn toestemming gelden van zijn rekening had opgenomen.
2.5
Op 18 september 2019 heeft gedaagde een schuldbekentenis getekend, waarin zij verklaart een bedrag van Afl. 88.350,- aan eiser te zijn verschuldigd, verminderd met een bedrag van Afl. 2.500,- dat zij aan eiser heeft terugbetaald en vermeerderd met een op dat moment overeengekomen rente van 10% over de hoofdsom. Gedaagde verklaart voorts derhalve per 18 september 2019 een bedrag van Afl. 94.685,- verschuldigd te zijn en dit bedrag in maandelijkse termijnen van minimaal Afl. 1.000,- at te lossen, met dien verstande dat zij in de maanden oktober 2019 en november 2019 Afl. 500,- zal aflossen. In de schuldbekentenis is verder bepaald dat als de schuld niet wordt afgelost, deze direct opeisbaar is en dat gedaagde (in dat geval) onder meer buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
2.6
Gedaagde heeft nadien, ondanks aanmaning, in totaal Afl. 1.000,- afgelost.

3.DE VORDERING

3.1
Eiser vordert dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt om aan eiser te betalen een bedrag van Afl. 93.685,-, vermeerderd met Afl. 700,- aan buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.2
Gedaagde erkent het gevorderde bedrag verschuldigd te zijn, maar voert aan niet bij machte te zijn (geweest) de schuld af te lossen.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover voor de uitspraak van belang – ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gedaagde heeft ook op zitting erkend zonder toestemming van eiser gelden van diens bankrekening te hebben opgenomen en het resterende bedrag van Afl. 93.685,- aan eiser verschuldigd te zijn. Gelet hierop is de vordering van eiser toewijsbaar. Dat gedaagde in financieel slechte omstandigheden heeft verkeerd, doet daar niet aan af.
Zoals ter zitting besproken zal gedaagde haar financiële situatie in kaart moeten brengen, zodat zij met de door eiser (ter zitting aangezegde) in te schakelen deurwaarder een (nieuwe) betalingsregeling kan proberen te treffen.
4.2
Gedaagde wordt als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van eiser gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 940,- aan griffierecht, Afl. 213,35 aan verschotten en Afl. 3.000,- (2 punten tarief 6) aan salaris advocaat. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden als onweersproken eveneens toegewezen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van een bedrag van Afl. 93.685,-;
5.2
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van Afl. 700,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op Afl. 940,- aan griffierecht, Afl. 213,35 aan verschotten en Afl. 3.000,- (2 punten tarief 6) aan salaris gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.