ECLI:NL:OGEAA:2022:116

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AUA202101010
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap na echtscheiding met betrekking tot woning, inboedel en pensioenaanspraken

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen partijen na hun echtscheiding. Partijen, een man en een vrouw, zijn op 15 augustus 2008 in Aruba in algehele goederengemeenschap gehuwd. De echtscheiding werd uitgesproken op 24 juni 2013, en de verdeling van de gemeenschap werd bevolen. De man vordert nu de verdeling van de gemeenschap, waarbij hij onder andere de waarde van de echtelijke woning, die op 8 februari 2021 is getaxeerd op Afl. 170.000,-, in het geding brengt. De vrouw betwist deze waarde en stelt dat de woning Afl. 189.000,- waard is. Het Gerecht heeft besloten een comparitie te gelasten om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten verder toe te lichten en te onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is.

Daarnaast zijn er geschillen over de inboedel, de waarde van twee auto’s die deel uitmaakten van de huwelijksgemeenschap, en de pensioenaanspraken van beide partijen. Het Gerecht heeft aangegeven dat het van belang is om nadere inlichtingen te verkrijgen over de waarde van de inboedel en de pensioenaanspraken, en dat partijen ter comparitie hierover moeten verschijnen. De beslissing van het Gerecht houdt in dat partijen in persoon moeten verschijnen om verdere inlichtingen te verstrekken en om te proberen tot een minnelijke regeling te komen. Het vonnis is uitgesproken op 6 april 2022 door rechter M.E.B. de Haseth.

Uitspraak

Vonnis van 6 april 2022
Behorend bij AUA202101010
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser]
wonend in Aruba,
eiser, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
[gedaade],
wonend in Aruba,
gedaagde, hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury, thans procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 15 augustus 2008 in Aruba in algehele goederengemeenschap gehuwd.
2.2
Bij beschikking van het Gerecht van 24 juni 2013, E.J. 608 van 2013, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de verdeling van de gemeenschap waarin partijen zijn gehuwd bevolen. Op 21 oktober 2013 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3
Op 8 februari 2021 heeft E.C.T. Hsing, BSc. een taxatierapport opgemaakt van de echtelijke woning [adres] te San Nicolas (hierna: de woning). De vrije marktwaarde is getaxeerd op Afl. 170.000,-.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
De man vordert het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de verdeling te gelasten zoals voorgesteld in het bij het inleidende verzoekschrift gevoegde voorstel en te bepalen dat ieder het eigen gedurende huwelijk opgebouwde pensioen en eventueel gedurende huwelijk opengevallen erfenis van zijn/haar zijde toebedeeld krijgt, dan wel de verdeling van de gemeenschap vast te stellen en te bepalen rekening houdende met de billijkheid en de belangen van partijen, dan wel een andere beslissing in goede justitie te nemen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
3.2
De vrouw voert gemotiveerd verweer, dat zo nodig hierna aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Partijen zijn het over een aantal zaken volledig, dan wel in hoofdlijnen eens. Onder deze omstandigheden vindt het Gerecht het zinvol om met partijen te bespreken of een minnelijke regeling van (een deel van) het geschil mogelijk is. Verder heeft het Gerecht, ook over de zaken waarover partijen het in hoofdlijnen eens zijn, nadere inlichtingen nodig om een verdeling te kunnen vaststellen. Daarom zal hierna een comparitie gelast worden, waarop partijen in persoon moeten komen. In de overwegingen hierna wordt weergegeven over welke zaken partijen het (in hoofdlijnen) eens zijn, over welke zaken tussen partijen nog een geschil bestaat en welke inlichtingen van partijen voor het Gerecht nodig zijn.
4.2
Voorop wordt gesteld dat de peildatum van de omvang van een te verdelen gemeenschap de datum van ontbinding van de gemeenschap is, derhalve de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Dit betekent dat inkomsten, aflossingen en stortingen gedaan vóór deze datum worden geacht te zijn ontvangen ten bate of te zijn gedaan ten laste van de gemeenschap. Bij het vaststellen van de peildatum voor de waarde van de tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen geldt als hoofdregel de waarde ten tijde van de feitelijke verdeling. Dit is slechts anders indien partijen een andere datum zijn overeengekomen of als op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet gelden.
Woning (waarde, hypotheek, eigenaarslasten, gebruiksvergoeding)
4.3
Partijen zijn het erover eens dat de woning en de daarbij behorende hypothecaire lening worden toebedeeld aan de man. Tussen partijen is evenwel in geschil tegen welke marktwaarde. De man stelt dat de marktwaarde van de woning op 8 februari 2021 Afl. 170.000,- bedraagt, onder verwijzing naar het taxatierapport van die datum. De vrouw betwist deze waarde en stelt dat de marktwaarde van de woning Afl. 189.000,- bedraagt. Daartoe stelt zij dat dit de marktwaarde in 2011 was. Deze laatste stelling onderbouwt zij evenwel niet met stukken. Verder verwijst de vrouw naar de ten behoeve van de woning afgesloten verzekeringen, waarbij een verzekerde som van ruim Afl. 252.000 is gehanteerd. Volgens de vrouw zijn aan de woning werkzaamheden verricht, waardoor de waarde is gestegen. Dit wordt door de man gemotiveerd weersproken, waarbij hij vasthoudt aan de marktwaarde uit het taxatierapport.
4.4
Verder is tussen partijen niet in geschil dat de man met ingang van oktober 2013 alleen in de woning woont en dat de man sinds die datum alleen de aflossingen op de hypotheek doet voor een bedrag van Afl. 1.119,- per maand. Partijen houdt evenwel verdeeld welk bedrag aan gebruiksvergoeding de man aan de vrouw een schuldig is en of de vrouw de man de helft van de door hem betaalde hypotheekaflossingen dient te vergoeden. De man heeft voorgesteld aan de vrouw een gebruiksvergoeding te betalen, onder verrekening met de door hem betaalde hypotheek- en verzekeringskosten, en verdeling van de openstaande posten aan grondbelasting en erfpachtcanon. De vrouw stelt dat zowel de hypotheekaflossingen voor rekening van de man dienen te komen, als dat hij haar een gebruikersvergoeding is verschuldigd. Verder betwist de vrouw de door de man opgegeven verzekeringskosten, en stemt zij in met verdeling van de openstaande posten grondbelasting en erfpachtcanon.
4.5
Het Gerecht overweegt ter zake dat het van tweeën een is. Of de vrouw deelt mee in de hypotheek- en verzekeringskosten ten behoeve van de woning en maakt aanspraak op een gebruiksvergoeding, waarbij een verrekening plaatsvindt, of zij deelt niet mee in die kosten en ziet af van een aanspraak op een gebruiksvergoeding. Ten aanzien van een eventuele gebruiksvergoeding heeft te gelden dat deze berekend zal worden uitgaande van de gebruikelijke 4% op jaarbasis over de marktwaarde van de woning gedeeld door twee.
4.6
Aan verzekeringskosten ten behoeve van de woning heeft de man opgegeven:
- brand- en opstalverzekering: Afl. 990,41 per jaar;
- levensverzekering op leven van de vrouw: Afl. 1.408,- per jaar;
- levensverzekering op leven van de man: Afl. 973,01;
- persoonlijke ongevallen man en vrouw: Afl. 367,28 per jaar;
Dit leidt tot een bedrag van Afl. 311.68 per maand, aldus de man. De vrouw betwist dit bedrag en stelt onder verwijzing naar een handgeschreven opmerking op overgelegde bankafschriften dat de verzekeringskosten per maand Afl. 299,50 bedragen. Het Gerecht stelt vast dat partijen het in hoofdlijnen ter zake van de hoogte van de verzekeringskosten met elkaar eens zijn.
4.7
Ten aanzien van de grondbelasting en de erfpachtcanon is tussen partijen niet in geschil dat aan grondbelasting voor de periode van 2015-2020 een bedrag van Afl. 2.040,- en aan erfpachtcanon voor de periode van 2014-2017 een bedrag van Afl. 2.168,- openstaat en dat deze kosten tussen partijen verdeeld moeten worden.
4.8
Ten aanzien van de woning leidt dit tot de volgende conclusie. Ter comparitie kunnen partijen zich uitlaten over het vervolg van de procedure ten aanzien van de vaststelling van de waarde van de woning ten tijde van de feitelijke verdeling: of een nader taxatierapport zal worden opgevraagd, dan wel dat partijen aan de hand van de thans beschikbare gegevens overeenstemming bereiken, of dat het Gerecht aan de hand van de thans beschikbare gegevens de waarde vaststelt. Verder heeft het Gerecht nadere inlichtingen nodig, te weten een opgave van de hypothecaire schuld op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers en op de datum van dit vonnis, door de meest gerede partij over te leggen, alsmede eventueel nadere aanslagen grondbelasting of in rekening gebrachte erfpachtcanon.
Inboedel
4.9
Partijen zijn het niet eens over de waarde van de inboedel en aan wie de inboedel toebedeeld wordt. Hierover kunnen partijen zich ter comparitie uitlaten. Het Gerecht geeft partijen hiertoe in overweging dat in de regel na een lang tijdsverloop tussen de datum van de echtscheiding en de datum van de feitelijke verdeling, zoals hier het geval is, aan een normale inboedel geen hoge waarde meer zal zijn toe te kennen, tenzij de inboedel uit bijzondere, waardevaste goederen bestaat.
Auto’s
4.1
Tussen partijen staat vast dat op de peildatum een [merk auto] uit 1987 en een uit 1992 deel uitmaakten van de huwelijksgemeenschap en dat de man deze nadien aan derden heeft verkocht. Het Gerecht ziet in die gang van zaken aanleiding om de waarde van de [merk auto] als verrekenpost in de verdeling te betrekken. Van belang is naar het oordeel van het Gerecht de waarde van deze auto’s per datum verkoop. Partijen verschillen van mening over die waarde. De man stelt dat de waarde van de auto’s de gerealiseerde verkoopprijzen zijn, te weten Afl. 5.000,- en Afl. 6.000,-. Hij verwijst in dit verband naar twee overgelegde “ontvangstbewijzen van verkoop”, ondertekend door de man en de onderscheiden kopers. De vrouw betwist deze waarden en stelt dat de waarde van de [merk auto] Afl. 10.000,- per stuk bedroeg, omdat deze door de [bank] in 2011 zijn geaccepteerd als onderpand voor een persoonlijke lening ter hoogte van dat bedrag. Daartoe verwijst zij naar de leenovereenkomst, waarin is vermeld dat een [merk auto] uit 1988 in fiduciair eigendom aan de bank wordt overgedragen.
Het Gerecht overweegt dat de enkele omstandigheid dat in het kader van een persoonlijke geldlening met de bank is overeengekomen dat een [merk auto] in fiduciair eigendom wordt overgedragen, onvoldoende grond geeft voor het oordeel dat de waarde van die auto op dat moment Afl. 10.000,- bedroeg, en dat de waarde van de andere [merk auto] eveneens Afl. 10.000,- dient te bedragen. Ook overigens heeft de vrouw de stelling dat de [merk auto] ten tijde van de verkoop Afl. 10.000,- per stuk waard waren niet nader toegelicht. Onder deze omstandigheden ziet het Gerecht aanleiding de waarde vast te stellen op de hoogte van de gerealiseerde verkoopprijzen, te weten in totaal Afl. 11.000,-. Dit betekent dat de man uit hoofde van overbedeling zal worden veroordeeld om de helft van Afl. 11.000,- te voldoen aan de vrouw, te weten Afl. 5.500,-.
4.11
Verder stelt de man dat de aan de vrouw dient te worden toebedeeld een [merk auto], waarde Afl. 6.000,-, en een [merk auto], waarde Afl. 1.000,-, omdat zij sinds de echtscheiding deze auto’s in beheer heeft. De vrouw betwist de [merk auto] ooit in beheer te hebben gehad. Verder betwist zij dat de [merk auto] deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap, onder verwijzing naar een keuringskaart van deze auto op naam van haar moeder. De man stelt daartegenover dat hij een deel van de [merk auto] heeft aanbetaald en dat hij de [merk auto] aan de vrouw op haar verzoek in beheer heeft gegeven, op het moment dat de [merk auto] in reparatie was, opdat zij daarmee een aanbetaling op de reparatiekosten kon doen. Gelet op de uiteenlopende stellingen over en weer, acht het Gerecht het aangewezen dat partijen ter comparitie hierover nadere inlichtingen geven.
Pensioenaanspraken
4.12
De man heeft in eerste instantie voorgesteld om de pensioenaanspraken buiten de verdeling te houden. De vrouw heeft evenwel te kennen gegeven daar niet mee eens te zijn en dat zij haar pensioengegevens bij APFA heeft opgevraagd en in de procedure zal brengen. Daarop heeft de man te kennen gegeven datzelfde te zullen doen. Om ter zake tot een verdeling te kunnen komen, heeft het Gerecht nadere inlichtingen nodig, te weten overzichten van het deel van de opgebouwde pensioenrechten van elk der partijen, waarop de andere partij aanspraak heeft, door beide partijen over te leggen.
Leningen
4.13
Partijen zijn het erover eens dat de persoonlijke lening [nummer]bij de [bank], met een saldo van Alf. 4.249,06 per 29 augustus 2020, aan de man wordt toebedeeld, en dat de vrouw de man de helft daarvan, te weten Afl. 2.124,53 dient te betalen.
Verder is tussen partijen in geschil of en in hoeverre de persoonlijke lening die de man op 14 april 2016 met de [bank] is aangegaan, strekte tot afbetaling van een openstaande persoonlijke lening van partijen, [nummer], met een destijds openstaande schuld van Afl. 1.064,78. In dit verband stelt de man tevens dat hij op die overgenomen lening sinds 2013 aflossingen heeft gedaan. Nu door de vrouw gemotiveerd wordt betwist dat partijen naast de persoonlijke lening [nummer] een andere persoonlijke lening hadden, is het aan de man om zijn stellingen ter zake nader te onderbouwen. Het Gerecht zal de man in de gelegenheid stellen om de leningsovereenkomst, bewijzen van aflossingen op die lening gedurende de desbetreffende periode, of andere relevante stukken, over te leggen, zodat dit ter comparitie kan worden besproken.
Comparitie van partijen
4.14
De partij die is verhinderd om op de hierna te bepalen datum en tijdstip ter zitting te verschijnen, dient binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis per brief de rechter om uitstel te verzoeken. Bij het verzoek om uitstel moeten ook de verhinderdata worden opgegeven van alle partijen en hun gemachtigden gedurende de drie komende maanden. Indien niet binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis om uitstel is verzocht, zal nog slechts uitstel worden verleend in geval van overmacht. In dat geval dient de partij die wegens overmacht is verhinderd te verschijnen, onmiddellijk na het intreden daarvan per brief de rechter gemotiveerd om uitstel te verzoeken.
4.15
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
5.1
gelast een verschijning van partijen voor het geven van inlichtingen en/of treffen van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. M.E.B. de Haseth, rechter, op
dinsdag 26 april 2022 om 14.00 uurin het in Aruba te J.G. Emanstraat nr. 51 gelegen gerechtsgebouw;
5.2
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn, desgewenst met gemachtigden;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 april 2022 in aanwezigheid van de griffier.