In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap Arufreight International Incorporated N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.M.K. Smit, heeft verzocht om vernietiging van haar ontslag en om haar weer in dienst te nemen. De verzoekster was sinds 4 augustus 2020 in dienst bij Arufreight als Assistent Custom Declarant/Operations. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor zes maanden aangegaan, maar werd na deze periode voortgezet. Op 30 april 2021 heeft Arufreight aan de verzoekster een brief gestuurd waarin werd aangegeven dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen per 31 mei 2021, vanwege onacceptabel gedrag en de gevolgen van de coronapandemie. De verzoekster heeft het ontslag betwist en stelde dat er geen instemming was met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Tijdens de zitting op 22 maart 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Arufreight voerde aan dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd, terwijl de verzoekster dit ontkende. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat de verzoekster op 30 april 2021 met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd. De verzoekster heeft na deze datum ook verzoeken gedaan om referentiebrieven en om vakantiedagen op te nemen, wat volgens het Gerecht wijst op haar instemming met de beëindiging.
Het Gerecht heeft de vorderingen van de verzoekster afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De verzoekster kreeg wel toestemming om kosteloos te procederen, maar werd als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt. De kosten aan de zijde van Arufreight werden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris advocaat. De beschikking werd uitgesproken door mr. T.A.M. Tijhuis in het openbaar.