ECLI:NL:OGEAA:2022:111

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AUA202102428
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden en verzoek tot vernietiging van ontslag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap Arufreight International Incorporated N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.M.K. Smit, heeft verzocht om vernietiging van haar ontslag en om haar weer in dienst te nemen. De verzoekster was sinds 4 augustus 2020 in dienst bij Arufreight als Assistent Custom Declarant/Operations. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk voor zes maanden aangegaan, maar werd na deze periode voortgezet. Op 30 april 2021 heeft Arufreight aan de verzoekster een brief gestuurd waarin werd aangegeven dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen per 31 mei 2021, vanwege onacceptabel gedrag en de gevolgen van de coronapandemie. De verzoekster heeft het ontslag betwist en stelde dat er geen instemming was met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Tijdens de zitting op 22 maart 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Arufreight voerde aan dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd, terwijl de verzoekster dit ontkende. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was dat de verzoekster op 30 april 2021 met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd. De verzoekster heeft na deze datum ook verzoeken gedaan om referentiebrieven en om vakantiedagen op te nemen, wat volgens het Gerecht wijst op haar instemming met de beëindiging.

Het Gerecht heeft de vorderingen van de verzoekster afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De verzoekster kreeg wel toestemming om kosteloos te procederen, maar werd als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt. De kosten aan de zijde van Arufreight werden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris advocaat. De beschikking werd uitgesproken door mr. T.A.M. Tijhuis in het openbaar.

Uitspraak

Beschikking van 19 april 2022 (bij vervroeging)
Behorend bij E.J. nr. AUA202102428
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
wonend in Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.K. Smit,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUFREIGHT INTERNATIONAL INCORPORATED N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Arufreight,
gemachtigde: de advocaat mr. A.K.E. Henriquez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 24 augustus 2021;
- het e-mailbericht zijdens Arufreight van 7 februari 2022 met producties;
- het verweerschrift met een zelfstandig verzoek tot voorwaardelijke
ontbinding, ingediend ter zitting;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 22 maart 2022.
1.2 [
Verzoekster] is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde voornoemd. Arufreight is verschenen bij haar gemachtigde voornoemd en mr. O.E. Kostrzewski, samen met mevrouw [HR medewerkster], HR medewerkster bij Arufreight. Partijen hebben het woord gevoerd, wat Arufreight betreft aan de hand van een aan het Gerecht overgelegd verweerschrift met zelfstandig verzoek voorwaardelijke ontbinding. Partijen hebben voorts op vragen van het Gerecht geantwoord en op elkaars stellingen kunnen reageren.
1.3
De datum voor de beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Arufreight oefent een goederentransportbedrijf uit en verricht de administratie en afhandeling voor derden met betrekking tot het transport van goederen over land, over water en door de lucht.
2.2 [
Verzoekster] is op 4 augustus 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst bij Arufreight in dienst getreden als Assistent Custom Declarant/Operations, tegen een maandloon van laatstelijk Afl. 2.000,- bruto (hierna: de arbeidsovereenkomst). De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van zes maanden.
2.3
In de arbeidsovereenkomst staat voorts onder meer als volgt:
“OVERWEGENDE,
dat de werkgever met de werknemer een burgerlijk rechtelijke arbeidsovereenkomst aangaat, conform artikel 1613a, van de Zevende Titel A van het Burgerlijke Wetboek van Aruba
(…)
4. (…) [Deze] arbeidsovereenkomst wordt aangegaan conform artikel 1613x lid 1 Zevende Titel A van het Burgerlijke Wetboek van Aruba
5. (…) [Deze] arbeidsovereenkomst wordt aangegaan zoals de wet bepaald in artikel 1613x lid 2 sub c; waar het voltooien van de werkzaamheden betrekking heeft op de uitvoering van een nauwkeurig omschreven werk of project. (…)”.
2.4
Na ommekomst van de zes maanden is [verzoekster] voor Arufreight werkzaam gebleven en is het dienstverband voortgezet.
2.5
Bij brief van 8 april 2021 heeft Arufreight aan [verzoekster] een waarschuwing gegeven, omdat zij op die dag onacceptabel gedrag heeft getoond jegens haar superieurs.
2.6
In een brief van 30 april 2021 van Arufreight staat, voor zover van belang:

Referente: Acuerdo di Retiro [verzoekster]
Por medio di esaki, […] y […], ta confirma di a sinti huntu cu Jufr. [verzoekster] riba 30 di April 2021 pa terminacion di relacion laboral.
(…)
Tambe Jufr. [verzoekster] a duna di conoce na mas di un occasion di pronto lo ta bayendo biba afo na Hulanda. E incertidumbre aki ta perhudica operacion optimal di nos compania pa cual rason no por confia mas den Sra. [verzoekster] y tin un relation di trabow disturbi.
Na mes momento Covid-19 a afecta nos compania grandemente pa cual no a keda nos compania otro option, mirando e puntonan mentiona y discuti cu Jufr. [verzoekster] pa termina e relacion laboral riba un base mutuo.
Ultimo dia di empleo di Jufr. [verzoekster], lo ta 31 Mei 2021. A sinta cu Jufr. [verzoekster], awe 30 di April 2021, dunando su persona 1 luna di pre-aviso, manera ley ta stipula. Jufr. [verzoekster] a bay di acuerdo cu loke a palabra.
2.7
In een whatsapp bericht van 3 mei 2021 bericht [verzoekster] als volgt aan de HR medewerker van Arufreight:

Bon dia […], mi tin un pregunta.
Lo ta posible cu […] lo por judami cu e carta di retiro y un carta di refference si ta posible“.
2.8
Bij brief van 8 mei 2021 aan Fase Helpdesk heeft Arufreight als volgt aan Fase Helpdesk bericht:
“We hereby confirm that Ms. [verzoekster] (…) will no longer be employed by our company as of May 31st due to unforeseen Covid-19 circumstances. Ms. [verzoekster] was a good employee and we wish her all the best in her future endeavors. If you can assist her in any way possible, this would be highly appreciated.”
2.9
Bij brief van 17 mei 2012 aan [verzoekster] heeft Arufreight als volgt aan [verzoekster] bericht:

As requested by you, we hereby confirm that you will be taking your 9 days of available vacation with this company starting May 19th 2021 and ending May 31st 2021, which will as well conclude in your last work day with the company”.
2.10 [
Verzoekster] is op 1 en 2 juni 2021 op het werk verschenen, maar zij werd door Arufreight niet toegelaten om haar werkzaamheden te verrichten.
2.11
Bij brief van 4 juni 2021 heeft [verzoekster] een beroep gedaan op de nietigheid van het ontslag en is Arufreight gesommeerd om het loon aan [verzoekster] door te betalen en haar weder tewerk te stellen.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoekster] verzoekt het Gerecht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. haar toestemming te verlenen om kosteloos te procederen;
b. het door Arufreight aan [verzoekster] verleende ontslag te vernietigen;
c. Arufreight te bevelen [verzoekster] binnen 5 dagen na betekening van deze uitspraak weer tewerk te stellen in haar reguliere functie en werktijden, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 250,- per dag dat Arufreight nalaat aan dit bevel te voldoen;
d. Arufreight te bevelen het loon van [verzoekster], vastgesteld op Afl. 2.000,- bruto per maand, vanaf 31 mei 2021 te betalen en door te blijven betalen voor zolang het dienstverband rechtsgeldig voortduurt, zulks vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente voor zover van toepassing;
e. met veroordeling van Arufreight in de kosten van dit geding.
3.2 [
Verzoekster] grondt haar verzoek erop dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 1613x BW (het huidige artikel 7:614a BW) en dat daarom de bepalingen voor het beëindigen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gelden. Het ontslag is vernietigbaar omdat de vereiste toestemming van de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek ontbreekt en geen sprake is van een onverwijlde opzegging wegens een dringende reden. [verzoekster] is ook nooit akkoord gegaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
3.3
Arufreight voert verweer en verzoekt het Gerecht om de vordering van [verzoekster] af te wijzen, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de kostenveroordeling indien [verzoekster] niet binnen twee weken na het in deze te geven beschikking voldoet.
3.4
Arufreight voert primair als verweer dat partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben beëindigd. Subsidiair voert Arufreight aan dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval op 3 augustus 2021 van rechtswege is beëindigd en meer subsidiair dat sprake is van rechtsverwerking, omdat Arufreight erop mocht vertrouwen dat [verzoekster] naar het buitenland wilde verhuizen en het dienstverband wilde beëindigen. Volgens Arufreight bestaat voorts, indien de vordering van [verzoekster] toewijsbaar is, grond om de verschuldigde rente te matigen tot nihil en wordt ten onrechte zowel de vertragingsrente en wettelijke rente gevorderd.
3.5
Bij wege van (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek verzoekt Arufreight het Gerecht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze voortduurt, te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoekster], althans onder toekenning van een door het Gerecht in goede justitie zoveel mogelijk te matigen vergoeding;
b. [verzoekster] te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente over de kostenveroordeling indien [verzoekster] niet binnen twee weken na het in deze te geven beschikking voldoet.
3.6 [
Verzoekster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat, voor zover voor de beslissing van belang, bij de beoordeling aan de orde komt.
4.DE BEOORDELING
4.1
Als meest verstrekkende verweer is gevoerd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 31 mei 2021 met wederzijds goedvinden is beëindigd. Volgens Arufreight heeft op 30 april 2021 een gesprek plaatsgevonden tussen twee van haar medewerkers van personeelszaken en [verzoekster] en is toen in gezamenlijk overleg besloten de arbeidsovereenkomst te beëindigen. [verzoekster] heeft dit weersproken. Volgens haar is die dag de arbeidsovereenkomst eenzijdig opgezegd door Arufreight.
4.2
Dienaangaande geldt als volgt.
4.3
Voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is vereist dat sprake is van wilsovereenstemming tussen partijen. Aan de instemming van de werknemer worden, gezien de daaraan voor hem verbonden gevolgen, hoge eisen gesteld. De werkgever zal niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking. Die verklaring behoeft geen expliciete mededeling te behelzen, maar kan in één of meer gedragingen besloten liggen. Vereist is dat uit de verklaringen of gedragingen van de werknemer blijkt van een 'duidelijke en ondubbelzinnige instemming' met de beëindiging.
4.4
Partijen verschillen van mening over hetgeen tijdens het gesprek op 30 april 2021 tussen partijen is besproken. [Verzoekster] heeft ontkend dat zij op dat moment met de beëindiging heeft ingestemd. Volgens haar is toen enkel meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst vanwege de gevolgen van de coronapandemie werd opgezegd. Ter onderbouwing van haar stelling dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, heeft Arufreight als volgt aangevoerd. Bij Arufreight bestond ontevredenheid over het functioneren van [verzoekster], hetgeen bij [verzoekster] bekend was. Ook gaf [verzoekster], zo voert Arufreight onderbouwd met een verklaring van verschillende medewerkers aan, meer dan eens te kennen het eiland op korte termijn te willen verlaten om elders (in Nederland) te gaan leven. Om deze redenen heeft een gesprek plaatsgevonden met [verzoekster]. Tijdens dit gesprek heeft [verzoekster] ondubbelzinnig aangegeven het dienstverband te willen beëindigen. Omdat die wens wederzijds was, zijn partijen volgens Arufreight in goed overleg overeengekomen uit elkaar te gaan en het dienstverband met wederzijds goedvinden per 31 mei 2021 te beëindigen. Dit betoog van Arufreight vindt steun in de brief van 30 april 2021, die, zoals Arufreight niet, althans onvoldoende weersproken heeft gesteld, achteraf op verzoek van [verzoekster] is opgesteld en daarom niet door [verzoekster] is ondertekend. In deze brief staat vermeld hetgeen is besproken en dat de arbeidsovereenkomst met wederzijdse instemming (“termina e relacion laboral riba un base mutuo”) is beëindigd. Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] bij ontvangst van die brief tegen de inhoud daarvan heeft geageerd. Voorts geldt dat [verzoekster] op 3 mei 2021 heeft verzocht om een referentiebrief en dit verzoek op 5 mei 2021 heeft herhaald, alsmede dat zij, zo heeft Arufreight onweersproken gesteld, op 10 mei 2021 heeft verzocht haar resterende vakantiedagen op te mogen nemen om aldus eerder te stoppen met werken. Vast staat dat [verzoekster] vanaf 19 mei 2021 tot en met 31 mei 2021 haar resterende vakantiedagen heeft opgenomen. Arufreight heeft onweersproken gesteld dat dit een zeer ongebruikelijke periode is voor het opnemen van vakantie. Uit deze gang van zaken en de initiatieven van [verzoekster] op de verschillende momenten na het betreffende gesprek, alles tezamen bezien, volgt naar het oordeel van het Gerecht genoegzaam dat [verzoekster] inderdaad op 30 april 2021 met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd. Voor dit oordeel is mede van belang dat [verzoekster] ook daadwerkelijk naar Nederland is gegaan en daar ook thans nog verblijft.
4.5
Dat [verzoekster] zich in juni wederom op het werk heeft gemeld en op 4 juni 2021 de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen, doet aan het voorgaande niet af. Ditzelfde geldt voor de door [verzoekster] overgelegde brief van Arufreight aan Fase Helpdesk, de instantie die in het kader van de coronapandemie (onder meer) uitkeringen verzorgde. Volgens [verzoekster] blijkt uit deze brief dat Arufreight haar vanwege de coronapandemie heeft ontslagen. Arufreight heeft hiertegen ter zitting echter onweersproken aangevoerd dat de betreffende brief op verzoek van [verzoekster] is opgesteld, omdat zij een beroep wilde doen op dat fonds. Gelet op dit verweer kan niet van de juistheid van de enkele stelling van [verzoekster] worden uitgegaan. Voor wat betreft de door [verzoekster] verzochte referentie is namens haar nog aangevoerd dat zij hierom slechts heeft gevraagd bij wege van ‘plan B’, omdat zij na mei 2021 zonder inkomen zou komen te zitten. Ook dit betoog leidt niet tot een ander oordeel, nu dit eerst ter zitting namens [verzoekster] is aangevoerd en voor deze achteraf daaraan gegeven duiding geen aanknopingspunten blijken in de door [verzoekster] in mei 2021 gedane verzoeken.
4.6
Nu [verzoekster] op 30 april 2021 met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd, is de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2021 beëindigd. De overige stellingen van partijen met betrekking tot de aard van de overeenkomst en de vereisten voor opzegging daarvan, hoeven daarom geen bespreking meer. De vorderingen van [verzoekster] zullen worden afgewezen.
4.7
Het voorgaande brengt mee dat aan het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Arufreight niet wordt toegekomen. Dit ligt dan ook niet voor en behoeft geen bespreking.
4.8
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [verzoekster] toestemming worden verleend om kosteloos te procederen. [verzoekster] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Arufreight gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris gemachtigde.
5.DE BESLISSING
Het Gerecht:
5.1
verleent aan [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
wijst de vorderingen van [verzoekster] af;
5.3
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Arufreight begroot op Afl. 2.500,- aan salaris advocaat;
5.4
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 april 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.