ECLI:NL:OGEAA:2022:11
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen bevelschrift tot uitzetting
In deze zaak heeft de verzoeker, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen een bevelschrift tot uitzetting dat op 17 november 2021 door de Minister van Justitie was afgegeven. De verzoeker, die op 7 november 2019 als toerist Aruba binnenkwam, had een verblijfsduur van 30 dagen en heeft sindsdien zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleven. Na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, heeft de verzoeker op 8 december 2021 bezwaar gemaakt tegen de uitzetting en een verzoekschrift ingediend bij het gerecht. De zitting vond plaats op 29 december 2021, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft de wettelijke kaders van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) besproken. De rechter oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor een hardheidsclausule en dat er geen concreet zicht op legalisering van zijn verblijf bestond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Minister van Integratie bevoegd was om de verzoeker uit te zetten, gezien het feit dat hij zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de rechter oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 12 januari 2022, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.