ECLI:NL:OGEAA:2022:103

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AUA202000477
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over terugbetaling van een bedrag en verrekeningsverweer

In deze civiele procedure vorderde eiseres, wonend te Aruba, dat gedaagde, eveneens wonend te Aruba, werd veroordeeld tot betaling van Afl. 25.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf juli 2019 en de proceskosten. Eiseres stelde dat zij in 2019 haar spaargeld van Afl. 27.000,-- aan gedaagde had gegeven met de afspraak dat hij dit bedrag zou overmaken naar een bankrekening in China. Gedaagde heeft echter slechts Afl. 8.200,-- overgemaakt en het restant van Afl. 16.800,-- ingehouden, wat hij deed onder het voorwendsel van achterstallige huur. Gedaagde erkende de ontvangst van het bedrag, maar betwistte de huurverplichting van eiseres, die volgens hem nooit huur had betaald voor het appartement dat zij van hem huurde.

Tijdens de comparitie van partijen heeft eiseres bevestigd dat zij het bedrag aan gedaagde had gegeven, maar betwist dat zij huur verschuldigd was. Het gerecht oordeelde dat gedaagde onrechtmatig handelde door het bedrag van Afl. 16.800,-- niet terug te betalen. Het verweer van gedaagde werd gekwalificeerd als een verrekeningsverweer, maar het gerecht oordeelde dat de gegrondheid daarvan niet eenvoudig vast te stellen was, waardoor het verweer niet kon worden gehonoreerd. Het gerecht heeft de vordering van eiseres tot betaling van Afl. 16.800,-- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

De beslissing van het gerecht werd op 20 april 2022 bekendgemaakt door rechter J.A. van Voorthuizen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 20 april 2022
Behorend bij A.R. nr. AUA20002481
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
wonend te Aruba,
eiseres,
hierna: [Eiseres],
gemachtigde: mr. E.R. Zeppenfeldt,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonend te Aruba,
gedaagde,
hierna: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 februari 2021;
- de brief van 26 augustus 2021 van [gedaagde] met producties;
- de comparitie van partijen gehouden op 15 maart 2022.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1. [
Eiseres] vordert dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt om aan haar een bedrag van Afl. 25.000,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf juli 2019 en de proceskosten.
2.2. [
Eiseres] legt daaraan -samengevat- het volgende ten grondslag. Zij heeft in 2019 haar spaargeld van in totaal een bedrag van Afl. 27.000,-- aan [gedaagde] gegeven en met hem afgesproken dat hij dit bedrag zou overmaken op een bankrekening in China. [Gedaagde] heeft zich niet aan de afspraak gehouden en heeft een bedrag van Afl. 25.000,-- zelf gebruikt. [Gedaagde] weigert het bedrag van Afl. 25.000,-- aan haar terug te betalen en handelt daarmee onrechtmatig.
2.3. [
Gedaagde] voert verweer dat samengevat hier op neer komt. Hij erkent dat [eiseres] hem een bedrag van Afl. 25.000,-- heeft gegeven met het verzoek om dit bedrag over te maken op een bankrekening in China. Hij heeft daarvan Afl. 8.200,-- overgemaakt op een bankrekening in China. Het restant van Afl. 16.800,-- heeft hij ingehouden in verband met achterstallige huur. [Eiseres] huurde van hem een appartement voor Afl. 350,-- inclusief water en elektra per maand. In een periode van vier jaar heeft zij nooit huur betaald, omdat ze schulden had. Toen [eiseres] in november 2019 aan hem vertelde dat zij naar China zou vertrekken, heeft hij de achterstallige huur ingehouden op het bedrag dat hij van haar had ontvangen. Hij is niets meer aan [eiseres] verschuldigd.
2.4.
Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiseres] toegelicht dat zij inderdaad een bedrag van Afl. 25.000,-- aan [gedaagde] heeft gegeven en zij heeft erkend dat [gedaagde] daarvan een bedrag van Afl. 8.200,-- heeft overgemaakt naar een bankrekening in China. Het restantbedrag van Afl. 16.800,-- dient [gedaagde] aan haar terug te betalen. [Eiseres] betwist dat zij van [gedaagde] een appartement huurde en daarvoor Afl. 350,-- per maand moest betalen. Zij werkte voor [gedaagde] en kreeg daarvoor kost en inwoning en een loon van Afl. 600,-- per maand.
2.5.
Vast staat dat [eiseres] een bedrag van Afl. 25.000,-- aan [gedaagde] heeft gegeven en dat [eiseres] dat zou overmaken op een bankrekening in China. Het gerecht leidt uit de stellingen van partijen af dat het een ‘vriendendienst’ betrof. Vast staat ook dat [gedaagde] slechts Afl. 8.200,-- heeft overgemaakt en het restant niet heeft overgemaakt, maar heeft achtergehouden en niet aan [eiseres] wil terugbetalen. Daarmee handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres]. Voor de schade van [eiseres], die kan worden gesteld op het bedrag van Afl. 16.800,--, dat [gedaagde] niet op een bankrekening in China heeft gestort, maar heeft achtergehouden, is [gedaagde] aansprakelijk. De vordering van [eiseres] is in beginsel tot dit bedrag toewijsbaar.
2.6.
Het verweer van [gedaagde] komt in feite neer op een verrekeningsverweer. Hij verrekent immers zijn schuld aan [eiseres] met zijn vordering op [eiseres] met betrekking tot achterstallige huur. Op grond van artikel 6:136 BW kan de rechter een vordering ondanks een beroep op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dat verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Dat doet zich in deze zaak voor. [Eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat zij met [gedaagde] een huurovereenkomst had en op grond daarvan nog achterstallige huur verschuldigd is. De gegrondheid van het verrekeningsverweer is niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Daarvoor is nader feitenonderzoek nodig. Het gerecht gaat daarom aan het verweer van [gedaagde] voorbij en zal de door [eiseres] gevorderde schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van Afl. 16.800,--.
2.7.
Tegen de gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Die zal worden toegewezen als in de beslissing bepaald.
2.8.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] de proceskosten van [eiseres] moeten vergoeden. Bij de waardering van het belang van de zaak neemt het gerecht de toe te wijzen hoofdsom in aanmerking.
DE BESLISSING
Het gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van Afl. 16.800,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2019 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de kant van [eiseres] begroot op Afl. 2.924,15 waarvan Afl. 2.000,-- aan salaris gemachtigde (2 punten, tarief 4).
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. van Voorthuizen, rechter, en is ter openbare terechtzitting van woensdag 20 april 2022 in aanwezigheid van de griffier.