ECLI:NL:OGEAA:2022:10

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
AUA202103164
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning in Aruba

Op 12 januari 2022 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, een voorlopige voorziening vroeg tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor verlenging van een verblijfsvergunning. De aanvraag was eerder op 22 september 2021 afgewezen door de minister belast met het vreemdelingen- en integratiebeleid. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en op 18 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 8 december 2021 zijn beide partijen verschenen met hun gemachtigden.

De rechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verzoeker tot 18 mei 2020 een geldige verblijfsvergunning had, maar sindsdien illegaal in Aruba verblijft. De rechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de onmiddellijke uitvoering van de afwijzing van zijn aanvraag voor hem onevenredig nadeel zou opleveren. Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker niet kon bereiken dat het uitzettingsbevel werd geschorst in deze procedure, aangezien daarvoor een andere rechtsgang openstond.

Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen grond was voor schorsing van de bestreden beschikking. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 12 januari 2022
Lar nr. AUA202103164

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

De minister belast met het vreemdelingen- en integratiebeleid,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 22 september 2021 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf, afgewezen.
Hiertegen heeft verzoeker op 13 oktober 2021 bezwaar gemaakt.
Op 18 oktober 2021 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2021, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het gerecht constateert dat in deze een bezwaarschrift aanhangig is, zodat aan de connexiteitsvereiste is voldaan.
De feiten
2.1
Aan verzoeker is een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf verleend, geldig van 4 maart 2016 tot 4 maart 2017, om als kapper werkzaam te zijn bij de werkgever [de werkgever].
2.2
Zijn laatste vergunning tot tijdelijk verblijf om als kapper bij de werkgever [de werkgever] werkzaam te zijn, was geldig tot 18 mei 2020.
2.3
De werkgever heeft op 26 februari 2021 bij de
Departamento di Progreso Laboral(DPL) een vacaturemelding geplaatst voor een “barber”. Op 10 mei 2021 heeft de werkgever een aanvraag ingediend bij de afdeling Toelating Arbeidsmarkt ten behoeve van verzoeker.
2.4
Bij beschikking van 5 mei 2021 is de uitzetting van verzoeker bevolen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
2.5
Op 15 juni 2021 heeft verzoeker een aanvraag ingediend tot verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf.
2.6
Bij schrijven van 31 augustus 2021 heeft de minister van Sociale Zaken en Arbeid, verklaard bezwaar te hebben tegen de toetreding van verzoeker tot de arbeidsmarkt. Verzoeker heeft op 4 oktober de minister verzocht om dit advies te heroverwegen.
2.7
Bij de bestreden beschikking is de aanvraag tot verlenging van de vergunning tot tijdelijk verblijf, afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de aanvraag incompleet is, daar verzoeker niet de vereiste DPL-verklaring heeft overgelegd, en dat verzoeker niet voldoet aan de vereisten voor de verzochte verblijfsvergunning, daar DIMP een negatief advies met betrekking tot de werkgever heeft uitgebracht.
3.2
Verzoeker kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en heeft zich op het standpunt gesteld, dat de afwijzing is gebaseerd op een gegeven dat nog niet vaststaat, nu hij de minister van Sociale Zaken en Arbeid heeft verzocht zijn negatief advies te heroverwegen en de kans bestaat dat het advies alsnog positief zal zijn. Gelet hierop en nu hij vanaf maart 2016 legaal in Aruba verblijft, is volgens verzoeker sprake van schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het fair-play beginsel. Hij verzoekt dit gerecht de bestreden beschikking te schorsen, opdat hij de beslissing op zijn bezwaar alhier kan afwachten.
De beoordeling
4.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, en dat ter voorkoming van zulks nadeel een voorlopige voorziening dient te worden getroffen. Voor zover de voorzieningenrechter daarbij een inhoudelijk oordeel geeft, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is het niet bindend in de bodemprocedure.
4.2
Het gerecht stelt vast, dat verzoeker tot 18 mei 2020 een geldige verblijfstitel had om alhier te verblijven, en dat hij meer dan een jaar later, op 15 juni 2021, en nadat zijn uitzetting reeds was bevolen, heeft verzocht om een verblijfsvergunning. Nu verzoeker heeft nagelaten om tijdig verlenging van zijn verblijfsvergunning te verzoeken, valt niet in te zien welk onevenredig nadeel hij zal lijden bij de onmiddellijke uitvoering van de afwijzing op zijn vergunningsaanvraag. Immers, verzoeker heeft vanaf 18 mei 2020 geen geldige vergunning en verblijft sindsdien aldus illegaal in Aruba. Hierin heeft de bestreden beschikking geen wijziging gebracht.
4.3
Het gerecht neemt tevens in aanmerking dat het onderhavige verzoek er kennelijk toe strekt dat verzoeker niet zal worden uitgezet. In deze procedure kan verzoeker echter niet bereiken dat het jegens hem uitgevaardigde uitzettingsbevel wordt geschorst. Daarvoor staat immers een geëigende rechtsingang open. Dat zijn uitzetting is bevolen, maakt bovendien niet dat er in onderhavige zaak voor hem sprake is van enig onevenredig nadeel.
4.4
Ook anderszins heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking onevenredig nadeel voor hem zal meebrengen, in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, en dat ter voorkoming van zulks nadeel een voorlopige voorziening dient te worden getroffen.
4.5
Gezien het voorgaande is er geen grond voor schorsing van de bestreden beschikking noch voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek zal worden afgewezen.
4.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.