ECLI:NL:OGEAA:2021:81

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
AUA202002839
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ouderlijk gezag en omgangsregeling met minderjarige

In deze zaak, die op 12 maart 2021 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de man, eiser, een kort geding aangespannen tegen de vrouw, gedaagde, met betrekking tot het ouderlijk gezag en de omgangsregeling van hun minderjarige kind. De man vorderde onder andere dat de vrouw in het ouderlijk gezag zou worden geschorst en dat de minderjarige bij hem zou verblijven. Hij voerde aan dat de vrouw misbruik maakte van haar gezag door te dreigen met verhuizing naar het buitenland en door onduidelijkheid te scheppen over de omgangsregeling. De vrouw verweerde zich tegen de vorderingen van de man en stelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien zij geen plannen had om naar Nederland te verhuizen en dat er inmiddels afspraken waren gemaakt over de omgang met de minderjarige.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de man dat de vrouw op korte termijn met de minderjarige naar het buitenland zou verhuizen. Ook bleek uit de overgelegde stukken dat er een omgangsregeling was afgesproken tussen partijen, die goed verliep. De rechter oordeelde dat de man geen recht had op schorsing van het gezag van de vrouw, omdat er geen wettelijke grondslag voor was. De vordering van de man werd afgewezen, en de vrouw kreeg toestemming om kosteloos te procederen. Tevens werd de man veroordeeld in de proceskosten van de vrouw.

Uitspraak

Vonnis van 12 maart 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202002839
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kortgeding tussen
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: aanvankelijk de advocaat mr. P.M.E. Mohamed, thans de advocaat mr. M.M. Malmberg,
en
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigden: de advocaten mrs. Z.J.E. Paesch en D.C.A. Crouch.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 12 november 2020;
- de akte aanvulling c.q. wijziging van eis, met producties, ingediend op 10 februari 2021;
- de nadere producties door eiser ingediend op 10 februari 2021;
- de door gedaagde op 10 februari 2021 ingediende producties;
- de nog nadere producties ingediend door eiser op 25 februari 2021;
- de nadere producties door gedaagde ingediend op 25 februari 2021;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 26 februari 2021, waarbij partijen in persoon en bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen, en waar zij hun standpunten nader hebben toegelicht mede aan de hand van door hen voorgedragen en overgelegde pleitnotities.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben tot 2018 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is op [geboortedatum] in Aruba geboren de thans nog minderjarige [minderjarige] (hierna: de minderjarige).
2.2
De minderjarige is op 28 januari 2016 door de man erkend. De vrouw oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.3
De man heeft op 10 februari 2021 bij het gerecht een verzoek ingediend tot wijziging van het ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert – na wijziging van eis – in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat het gerecht:
- zal bepalen dat hangende de bodemprocedure de vrouw in het ouderlijk gezag wordt geschorst, dan wel dat er een ordemaatregel wordt genomen waarbij wordt bepaald dat de minderjarige bij hem verblijft en aan hem wordt toevertrouwd, en
- de vrouw zal verbieden om met de minderjarige Aruba te verlaten, dan wel
- een voorlopige structurele omgangsregeling zal bepalen tussen hem en de minderjarige, dan wel
- een andere beslissing zal nemen hetwelk het gerecht juist voorkomt.
3.2
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek – samengevat – aangevoerd dat de vrouw misbruik maakt van haar gezag door:
- telkens te dreigen met de minderjarige naar het buitenland te verhuizen zodat de man haar niet meer zal zien,
- te weigeren vaste afspraken te maken omtrent een structurele omgangsregeling,
- het adres van de minderjarige te wijzigen naar een adres waar zij nooit heeft gewoond,
- zichzelf op internet als prostituee aan te bieden.
Ter zitting heeft de man betoogd dat de minderjarige vanaf vorig jaar juli 2020 in onderling overleg bij hem thuis blijft overnachten, en dat de vrouw haar onregelmatig komt ophalen en wanneer het haar uitkomt. Nadat de man erachter was gekomen, omdat de vrouw bij hem thuis zonder zijn toestemming zijn computer had gebruikt en niet had uitgelogd uit haar Facebook, dat de vrouw zich prostitueerde was hij geschokt en vreesde hij voor de effecten hiervan op de ontwikkeling van de minderjarige. De vrouw heeft hem toen weer te kennen gegeven dat zij van plan is om naar Nederland te verhuizen. Volgens de man is dit niet in het belang van de minderjarige, omdat de minderjarige grotendeels bij hem en zijn ouders is grootgebracht en hij een hechte band heeft met de minderjarige.
3.3
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de man in de proceskosten. Tevens heeft de vrouw verzocht haar toe te staan kosteloos te procederen.
3.4
Daartoe heeft zij aangevoerd, dat de man geen belang, laat staan spoedeisend belang heeft in deze, nu zij geen plannen heeft om in Nederland te gaan wonen en zij de omgang tussen hem en de minderjarige niet verstoort. Verder heeft zij aangevoerd, dat partijen sinds kort onderlinge afspraken met betrekking tot een omgangsregeling hebben gemaakt. Zij is bekwaam en capabel om als goede moeder voor de minderjarige te zorgen, aldus de vrouw.
4. DE BEOORDELING
4.1
Allereerst dient het spoedeisend belang van de vordering te worden beoordeeld. Ter beantwoording ligt dan voor de vraag of er sprake is van een zodanig belang en recht van de vader dat, gelet op de belangen van de vrouw en de minderjarige, het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad met betrekking tot een (algemeen) reisverbod voor de vrouw met de minderjarige, de uitoefening van het gezag, de gewone verblijfplaats van de minderjarige en/of een omgangsregeling is vereist, en de behandeling van het verzoek in de bodemprocedure – die voor mondelinge behandeling staat gepland ter zitting van 6 april 2021 – niet kan worden afgewacht.
4.2
De kortgedingrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.2.1
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat de vrouw daadwerkelijk voornemens is om zich op korte termijn met de minderjarige buiten Aruba te gaan vestigen. De enkele omstandigheid dat zij dat eens, meer dan zes maanden geleden in een whatsapp bericht heeft gezegd, is daarvoor onvoldoende. Verder blijkt uit het whatsapp bericht van 30 januari 2021, waarnaar de man tevens heeft verwezen, niets anders dan dat de vrouw in de zomer van 2021 met de minderjarige op vakantie wil naar Costa Rica. Ook hieruit kan worden afgeleid dat de vrouw (dus) geen plannen heeft om Aruba binnenkort metterwoon te verlaten.
4.2.2
Ter zitting is verder gebleken dat partijen in onderling overleg een omgangsregeling hebben afgesproken, waarbij de minderjarige van donderdag tot en met maandag bij de vrouw verblijft en van maandag tot en met donderdag bij de man. Gesteld noch gebleken is dat deze omgang niet goed verloopt.
4.2.3
Wat betreft zijn verzoeken om de vrouw van het gezag te schorsen en/of de minderjarige aan hem toe te vertrouwen, heeft de man geen recht. Immers, op grond van artikel 1:271 van het Burgerlijk Wetboek kan een ouder slechts van het gezag worden geschorst indien sprake is van een ouder, wiens ontzetting of ontheffing verzocht of gevorderd is. Nu in dit geval van een dergelijk verzoek of vordering geen sprake is, komt dit verzoek niet voor toewijzing in aanmerking. Verder bestaat voor een voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan een niet-gezagdragende ouder geen wettelijke grondslag.
4.3
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een zodanig belang van de man dat het treffen van een onmiddellijk voorziening is vereist. Zijn vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.4
Gelet op het door de vrouw overgelegde bewijs van onvermogen van 8 januari 2021, zal haar toelating worden verleend om kosteloos te procederen.
4.7
De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten, die begroot worden op Afl. 1.000,-.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering van [eiser] af,
- verleent de vrouw, [gedaagde], toestemming om kosteloos te procederen,
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op Afl. 1.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.K. Engelbrecht, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 12 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.