ECLI:NL:OGEAA:2021:680

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AUA202100985
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake verblijfsvergunning

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaarschrift. De appellante, wonend in Aruba, had bezwaar gemaakt tegen een afwijzende beschikking van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die op 12 februari 2020 was afgegeven. De appellante had haar bezwaarschrift ingediend op 15 juni 2020, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift begint op de dag na de datum van de beschikking. De appellante stelde dat zij dacht dat haar beoogd werkgever al stappen had ondernomen tegen de afwijzing, en pas later ontdekte dat er geen bezwaarschrift was ingediend. Het Gerecht oordeelde echter dat de appellante de beschikking tijdig had ontvangen en dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 13 december 2021
Lar nr. AUA202100985

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 8 maart 2021 heeft verweerder het bezwaar van appellante van 15 juni 2020 gericht tegen de afwijzende beschikking van 12 februari 2020, nietontvankelijk verklaard wegens het overschrijven van de bezwaartermijn.
Daartegen heeft appellante op 12 april 2021 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 27 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 1 november 2021. Appellante is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2. Appellante betoogt dat zij het bezwaarschrift buiten de gestelde termijn heeft ingediend, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat haar beoogd werkgever stappen had ondernomen tegen de afwijzing van 12 februari 2020. Eerst nadat zij ervan op de hoogte raakte dat geen bezwaarschrift was ingediend, heeft zij alsnog bezwaar gemaakt, aldus appellante.
2.1
Dit betoog faalt. Vast staat dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn, die eindigde op 25 maart 2020, is ingediend. Vast staat dat appellante de beschikking van 12 februari 2020 binnen de bezwaartermijn heeft ontvangen. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, is geen grond te vinden voor het oordeel dat verweerder de termijnoverschrijding ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht. De door appellante aangevoerde omstandigheid komt voor haar rekening en risico.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.