ECLI:NL:OGEAA:2021:669

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
AUA202103236
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de verzoeker, wonend in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering door de Minister van Sociale Zaken en Arbeid op 13 oktober 2021. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat de afwijzing hem onevenredig nadeel zou toebrengen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 november 2021 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechter overweegt dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag is gebaseerd op het feit dat de verzoeker geen gezinshoofd is en bij zijn werkende ouders woont. De verzoeker heeft niet aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor bijstandsverlening, zoals gesteld in het Landsbesluit bijstandsverlening.

De rechter heeft geconcludeerd dat het verzoek tot schorsing van de beschikking van 13 oktober 2021 en het verzoek om bijstandsverlening niet kan worden toegewezen, omdat de verzoeker zijn stellingen niet heeft onderbouwd. De rechter wijst het verzoek af en stelt dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is uitgesproken op 8 december 2021, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

Uitspraak van 8 december 2021
Lar nr. AUA202103236

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN ARBEID,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mrs. Y. Kaarsbaan en A. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 13 oktober 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 13 november 2020 om verlening van een bijstandsuitkering afgewezen.
Hiertegen heeft verzoeker op 4 november 2021 bezwaar gemaakt.
Op 4 november 2021 heeft verzoeker het gerecht tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 november 2021, waar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid van het Landsbesluit bijstandsverlening, wordt bijstand afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de aanvrager en zijn gezin, alsmede op het betoonde besef aan verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; hij is erop gericht de persoon zo mogelijk in staat te stellen zelfstandig in zijn bestaan te voorzien.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3. Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker geen gezinshoofd is en inwoont bij zijn werkende ouders.
4. Het verzoek strekt tot schorsing van de beschikking van 13 oktober 2021 en tot het treffen van de voorziening dat aan verzoeker een normatieve bijstand wordt verstrekt. Aan dat verzoek legt verzoeker ten grondslag dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem bijstand te verlenen, nu verweerder bij het geven van die beschikking ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat verzoeker uit huis zal worden geplaatst, waardoor hij geen inkomen meer zal hebben.
5. Het is aan verzoeker, als aanvrager van bijstand, om aan te tonen dat hij voldoet aan de gestelde vereisten om in aanmerking te komen voor bijstand. Vast staat dat verzoeker, in elk geval ten tijde van de aanvraag, geen gezinshoofd dan wel alleenstaande in de zin van het Landsbesluit bijstandsverlening was, nu hij bij zijn ouders inwoonde. Voor zover verzoeker betoogt dat hij op korte termijn, zoals gesteld in het verzoekschrift, dan wel reeds nu, zoals gesteld ter zitting, geen deel meer uitmaakt van het ouderlijk gezin, is het aan verzoeker om aan te tonen dat en waarom hij onder deze omstandigheden voldoet aan de vereisten voor verlening van bijstand. Verzoeker heeft zijn stellingen ter zake echter in het geheel niet onderbouwd. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat de afwijzing van 13 oktober 2021 in bezwaar geen stand zal houden.
6. Het verzoek zal worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.