ECLI:NL:OGEAA:2021:664

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100028
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning gezinshereniging

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben verzoekers, [Verzoekster 1] en [Verzoeker 2], een verzoek ingediend op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) om een dwangsom op te leggen aan de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht op 5 oktober 2020, waarin de fictieve afwijzing van hun bezwaar tegen de afwijzing van een vergunning voor gezinshereniging werd vernietigd. De minister werd opgedragen om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekers.

Op 7 januari 2021 dienden verzoekers hun verzoek in, en de zaak werd op 7 juni 2021 mondeling behandeld. De minister, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Paula, diende op verzoek van het gerecht op 21 juni 2021 nadere stukken in. De uitspraak werd uiteindelijk gedaan op 22 november 2021.

Het gerecht overwoog dat de minister op 2 maart 2021 opnieuw had beslist op de vergunningsaanvraag van [Verzoekster 1], waarmee hij gevolg had gegeven aan de eerdere uitspraak. Aangezien verzoekers geen belang meer hadden bij de procedure, werd het verzoek om dwangsom afgewezen. De rechter, mr. N.K. Engelbrecht, sprak de beslissing uit tijdens een openbare zitting, waarbij werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

Uitspraak van 22 november 2021
Lar nr. AUA202100028

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Verzoekster 1],
2.[Verzoeker 2],
beiden wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: mr. V.A.V. Carlo,
gericht tegen:

de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 5 oktober 2020 (LAR nr. AUA202001487) heeft het gerecht de fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar van verzoekers, vernietigd en bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekers.
Op 7 januari 2021 hebben verzoekers onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar bij het gerecht ingediend.
De zaak is ter zitting van 7 juni 2021 mondeling behandeld, waar alleen verweerder bij zijn voornoemde gemachtigde is verschenen. Hierna heeft verweerder op verzoek van het gerecht op 21 juni 2021 nadere stukken ingediend.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het onderhavige verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar, te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak van 5 oktober 2020.
2. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, is het volgende gebleken.
Bij beschikking van 12 februari 2020 heeft verweerder het verzoek om aan [verzoekster 1], geboren op [datum] 2001 in Aruba en van Colombiaanse nationaliteit, een vergunning in het kader van gezinshereniging te verlenen, afgewezen. Hiertegen hebben betrokkene en haar vader, [verzoeker 2], bezwaar gemaakt. De laatste vergunning tot tijdelijk verblijf van [verzoeker 2], tevens garantsteller van [verzoekster 1], was tot 1 oktober 2020 geldig. Bij voormelde uitspraak van 5 oktober 2020 is bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak een beslissing op het bezwaar dient te nemen. Bij beschikking van 2 maart 2021 is het verzoek om aan [verzoekster 1] een vergunning tot voortgezet verblijf te verlenen, afgewezen, omdat haar garantsteller geen geldige vergunning tot tijdelijk verblijf heeft.
3. Het gerecht constateert dat verweerder op 2 maart 2021 opnieuw heeft beslist op de vergunningsaanvraag van [verzoekster], waarmee verweerder gevolg heeft gegeven aan voormelde uitspraak. Verzoekers hebben gelet hierop dan ook geen belang meer bij onderhavige procedure, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.