ECLI:NL:OGEAA:2021:660

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202002074
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie (hierna: appellant) beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om schadevergoeding van Afl. 1.120,- wegens een onrechtmatige inbewaringstelling van 14 dagen. Appellant, geboren in Venezuela en op 3 februari 2019 als toerist naar Aruba gekomen, heeft op dezelfde dag asiel aangevraagd. Op 12 maart 2019 heeft de verweerder de uitzetting en inbewaringstelling van appellant bevolen. De rechter-commissaris heeft op 14 maart 2019 de inbewaringstelling niet onrechtmatig geacht. Appellant heeft op 17 december 2019 schadevergoeding gevraagd, maar tegen het uitblijven van een beschikking heeft hij bezwaar gemaakt en op 27 augustus 2020 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

De zitting vond plaats op 24 mei 2021, waar appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Appellant heeft op 2 juni 2021 nadere stukken ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat appellant tijdig in beroep is gegaan. De beoordeling van de zaak richtte zich op de vraag of er een wettelijke grondslag bestaat voor schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling. Het gerecht concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de rechter-commissaris te verzoeken het bevel tot inbewaringstelling op te heffen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de inbewaringstelling onrechtmatig was.

De rechter heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen aanleiding is voor schadevergoeding. Tevens is er geen grondslag voor veroordeling van de verweerder in de kosten van de procedure of teruggave van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak 18 oktober 2021
Lar nr. AUA202002074

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

verblijvend te Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 17 december 2019 heeft appellant verweerder verzocht om schadevergoeding ad Afl. 1.120,- vanwege een onrechtmatige inbewaringstelling van 14 dagen.
Tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek heeft appellant bezwaar gemaakt, door op zaterdag 11 april 2020 een bezwaarschrift te e-mailen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 27 augustus 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting op 24 mei 2021, waar appellant in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd is verschenen, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Appellant heeft op 2 juni 2021 nadere stukken overgelegd.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het gerecht constateert dat appellant tijdig in beroep is gegaan tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift, zodat hij kan worden ontvangen in zijn beroep.
2. In deze zaak gaat het om het volgende.
2.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1985 in Venezuela, en van Venezolaanse nationaliteit, is op 3 februari 2019 Aruba binnengekomen als toerist. Op diezelfde dag heeft hij asiel verzocht.
2.2
Bij onderscheiden bevelschriften van 12 maart 2019 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van appellant bevolen. De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 14 maart 2019 de inbewaringstelling niet onrechtmatig geacht. Bij beslissing van 25 maart 2019 is aan appellant een meldplicht opgelegd in afwachting van de beslissing op zijn asielaanvraag.
2.3
Bij brief van 17 december 2019 heeft appellant verweerder verzocht om schadevergoeding ad Afl. 1.120,-, omdat hij 14 dagen onrechtmatig in bewaring was gesteld.
2.4
Tegen het uitblijven van een beschikking heeft appellant bezwaar gemaakt. Onderhavig beroep richt zich tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
De beoordeling
4.1
Het gerecht overweegt allereerst dat voor het toekennen van schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling geen wettelijke grondslag bestaat. Dit hangt samen met de aan de betrokken vreemdeling wettelijk geboden mogelijkheid om
te allen tijdede rechter-commissaris te verzoeken het bevel tot inbewaringstelling op te heffen.
4.2
Het gerecht stelt vast dat uit de overgelegde stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellant op enig moment gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de rechter-commissaris te verzoeken zijn inbewaringstelling op te heffen. Gelet hierop, en nu de rechter-commissaris de inbewaringstelling op 14 maart 2019 nog rechtmatig heeft geacht en appellant op 25 maart 2019 een meldplicht is opgelegd, kan niet worden vastgesteld dat zijn inbewaringstelling in de tussenliggende periode, vanaf 15 maart 2019 tot 25 maart 2019, onrechtmatig was.
4.3
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen sprake is van een onrechtmatige inbewaringstelling, zodat voor het toekennen van enige schadevergoeding geen aanleiding bestaat. Het beroep is dan ook ongegrond.
4.4
Voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure op grond van artikel 52, tweede lid, van de Lar, dan wel teruggave van het griffierecht bestaat geen grondslag

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 18 oktober 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.