Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Appellant],
de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
te allen tijdede rechter-commissaris te verzoeken het bevel tot inbewaringstelling op te heffen.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie (hierna: appellant) beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om schadevergoeding van Afl. 1.120,- wegens een onrechtmatige inbewaringstelling van 14 dagen. Appellant, geboren in Venezuela en op 3 februari 2019 als toerist naar Aruba gekomen, heeft op dezelfde dag asiel aangevraagd. Op 12 maart 2019 heeft de verweerder de uitzetting en inbewaringstelling van appellant bevolen. De rechter-commissaris heeft op 14 maart 2019 de inbewaringstelling niet onrechtmatig geacht. Appellant heeft op 17 december 2019 schadevergoeding gevraagd, maar tegen het uitblijven van een beschikking heeft hij bezwaar gemaakt en op 27 augustus 2020 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.
De zitting vond plaats op 24 mei 2021, waar appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Appellant heeft op 2 juni 2021 nadere stukken ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat appellant tijdig in beroep is gegaan. De beoordeling van de zaak richtte zich op de vraag of er een wettelijke grondslag bestaat voor schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling. Het gerecht concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de rechter-commissaris te verzoeken het bevel tot inbewaringstelling op te heffen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de inbewaringstelling onrechtmatig was.
De rechter heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen aanleiding is voor schadevergoeding. Tevens is er geen grondslag voor veroordeling van de verweerder in de kosten van de procedure of teruggave van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.