ECLI:NL:OGEAA:2021:659

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202002073
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven beslissing op schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie (hierna: appellant) beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om schadevergoeding wegens een onrechtmatige inbewaringstelling. Appellant heeft op 17 december 2019 een verzoek om schadevergoeding ingediend van Afl. 1.120,-, omdat hij van 28 maart 2019 tot 11 april 2019 onrechtmatig in bewaring was gesteld. De zaak is behandeld op 24 mei 2021, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde drs. M.L. Hassell en verweerder door J.M. Harewood (DIMAS).

Het gerecht heeft vastgesteld dat appellant tijdig in beroep is gegaan tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift. De feiten van de zaak zijn als volgt: appellant, geboren in Venezuela, is op 9 april 2017 Aruba binnengekomen als toerist en is daarna niet vertrokken. Hij is op 8 februari 2019 in bewaring gesteld na een bevelschrift van de toezichthoudende ambtenaren. Appellant heeft op 14 februari 2019 een asielverzoek ingediend, maar zijn verzoek om schorsing van het uitzettingsbevel is afgewezen.

Het gerecht overweegt dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het toekennen van schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling, aangezien appellant de mogelijkheid had om de rechter-commissaris te verzoeken het bevel tot inbewaringstelling op te heffen. De rechter-commissaris heeft dit bevel op 10 april 2019 opgeheven, maar dat betekent niet dat de eerdere inbewaringstelling onrechtmatig was. Het gerecht concludeert dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 18 oktober 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 18 oktober 2021
Lar nr. AUA202002073

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

verblijvend te Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid, en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 17 december 2019 heeft appellant verweerder verzocht om schadevergoeding ad Afl. 1.120,- vanwege een onrechtmatige inbewaringstelling van 14 dagen.
Tegen het uitblijven van een beschikking op dat verzoek heeft appellant bezwaar gemaakt, door op zaterdag 11 april 2020 een bezwaarschrift te e-mailen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 27 augustus 2020 beroep ingesteld bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 24 mei 2021, waar appellant bij zijn gemachtigde voornoemd is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Appellant heeft op 2 juni 2021 nadere door de rechter opgevraagde stukken overgelegd.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het gerecht constateert dat appellant tijdig in beroep is gegaan tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift, zodat hij kan worden ontvangen in zijn beroep.
2. In deze zaak gaat het om het volgende.
2.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1987 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 9 april 2017 Aruba als toerist binnengekomen, met een toegestane verblijfsduur van zes dagen. Hierna is hij niet vertrokken.
2.2
Nadat appellant op 8 februari 2019 door de toezichthoudende ambtenaren van de
Guarda nos Costa(GNC) werkend is aangetroffen, is zijn uitzetting bij bevelschrift van die datum, bevolen.
2.3
Appellant is bij bevelschrift van 8 februari 2019 ook in bewaring gesteld. De rechter-commissaris heeft op 11 februari 2019 geoordeeld dat de inbewaringstelling rechtmatig is.
2.4
Op 14 februari 2019 heeft appellant een asielverzoek ingediend.
2.5
Bij uitspraak van 27 februari 2019 (Lar nr. AUA201900486) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van appellant om het bevel tot uitzetting te schorsen, omdat hij een asielverzoek heeft lopen, afgewezen. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechter-commissaris het voortduren van de inbewaringstelling niet onrechtmatig geacht.
2.6
Appellant heeft op 11 maart 2019 de rechter-commissaris (wederom) verzocht de inbewaringstelling op te heffen. Bij beschikking van 10 april 2019 (LTU-0005/2019) heeft de rechter-commissaris de inbewaringstelling opgeheven, waarbij is overwogen dat nu is gebleken dat verweerder nog altijd niet heeft beslist op het asielverzoek, verweerder onvoldoende voortvarend handelt om de uitzetting van appellant te bewerkstelligen.
2.7
Bij onderscheiden beschikkingen van 11 april 2019 is het asielverzoek van appellant, en het verzoek om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen op grond van humanitaire redenen, afgewezen. Tegen deze beschikkingen heeft appellant op 15 april 2019 bezwaar gemaakt.
2.8
Bij uitspraak van 8 mei 2019 (Lar nr. AUA2019001252) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van appellant tot schorsing van de afwijzende beschikking op de asielaanvraag, afgewezen.
2.9
Bij brief van 17 december 2019 heeft appellant verweerder verzocht om schadevergoeding ad Afl. 1.120,-, omdat hij vanaf 28 maart 2019 tot 11 april 2019 onrechtmatig in bewaring was gesteld, derhalve 14 dagen tegen een vergoedingstarief van Afl. 80,- per dag.
2.1
Tegen het uitblijven van een beschikking heeft appellant bezwaar gemaakt. Onderhavig beroep richt zich tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
De beoordeling
4.1
Het gerecht overweegt allereerst dat voor het toekennen van schadevergoeding wegens onrechtmatige inbewaringstelling geen wettelijke grondslag bestaat. Dit hangt samen met de aan de betrokken vreemdeling wettelijk geboden mogelijkheid om
te allen tijdede rechter-commissaris te verzoeken het bevel tot inbewaringstelling op te heffen. Van deze mogelijkheid heeft appellant ook tot twee keer toe gebruik gemaakt.
4.2
De rechter-commissaris heeft het bevel tot inbewaringstelling van appellant vanaf 10 april 2019 opgeheven. Daarmee is evenwel niet gezegd dat de inbewaringstelling van appellant ook vóór die datum onrechtmatig was. Dat appellant langer in bewaring heeft gezeten dan wellicht wenselijk, hangt immers samen met de omstandigheid dat hij pas asiel heeft gevraagd nadat hij in bewaring was gesteld, zodat hij niet kon worden uitgezet. Dit is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt, mede gelet op het feit dat hij reeds vanaf 16 april 2017 illegaal in Aruba vertoefde. Verder volgt het gerecht appellant niet in zijn standpunt dat verweerder binnen vier weken had moeten beslissen op de asielaanvraag van appellant, nu dit standpunt niet op de wet noch op bestendig beleid is gebaseerd.
4.3
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen sprake is van onrechtmatige inbewaringstelling vóór 10 april 2019, zodat voor het toekennen van enige schadevergoeding geen aanleiding bestaat. Het beroep is dan ook ongegrond.
4.4
Voor veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure op grond van artikel 52, tweede lid, van de Lar, dan wel teruggave van het griffierecht bestaat geen grondslag

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 18 oktober 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.