ECLI:NL:OGEAA:2021:649

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102732
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafblad en bezwaren

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag. De klager had zijn verzoek ingediend na een eerdere afwijzing door de aangewezen ambtenaar op 26 augustus 2021. De klager, die in persoon procedeerde, stelde dat hij fouten had begaan maar zijn leven wilde beteren en dat hij zonder de verklaring niet kon werken als 'tourguide'. De aangewezen ambtenaar, mr. J.W. Klamer, had echter bezwaren tegen de klager, omdat deze op 11 oktober 2019 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 398 dagen voor deelname aan een criminele organisatie die betrokken was bij de handel in verdovende middelen.

Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 6 oktober 2021 en heeft de klager in persoon gehoord. In de overwegingen van de uitspraak werd het wettelijk kader uiteengezet, waarbij onder andere werd ingegaan op de voorwaarden waaronder een verklaring omtrent het gedrag kan worden afgegeven. Het gerecht oordeelde dat de aangewezen ambtenaar op goede gronden had besloten om de verklaring te weigeren, gezien de aard en ernst van het strafbare feit van de klager. De rechter concludeerde dat de bezwaren tegen de klager zodanig waren dat de afgifte van de verklaring niet kon worden verleend, en verklaarde de klacht ongegrond.

De beslissing werd genomen door mr. drs. M.M. de Werd, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, zoals bepaald in artikel 28, derde lid, van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lv VOG).

Uitspraak

Beschikking van 21 oktober 2021
VOG nr. AUA202102732

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 26 augustus 2021 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 26 augustus 2021, door klager ontvangen op 7 september 2021, heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 21 september 2021 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 6 oktober 2021. Klager is in persoon verschenen en verweerder, mr. J.W. Klamer is in persoon verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
1.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
1.3
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
1.4
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
1.5
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
De standpunten van partijen
2.1
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van zijn aanvraag als “tourguide” bij de Departamento di Transporte Publico (DTP). Klager betoogt dat hij weliswaar fouten heeft begaan maar dat hij zijn leven wil beteren. Hij verzoekt een kans. Klager voert tevens aan dat hij twee minderjarige kinderen heeft om te onderhouden. Zonder de verklaring kan hij niet werken, aldus klager.
2.2
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager.
Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager op 11 oktober 2019 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 398 dagen voor het deelnemen aan een criminele organisatie die als doel had de grensoverschrijdende handel in verdovende middelen. De aard en ernst van dit strafbaar feit vormt volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is verzocht, zodanige bezwaren dat deze moest worden geweigerd.
De beoordeling
3.1
Het gerecht is, in aanmerking genomen de aard en ernst van het gepleegde strafbaar feiten, van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Het gerecht neemt hierbij in aanmerking dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het in strijd handelen met de verboden in de Landsverordening verdovende middelen een risico vormt voor de uitoefening van de functie als “tourguide”. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, op 21 oktober 2021.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).