Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Appellante],
DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
feiten
Afl. 700,-, wegingsfactor 1).
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een werk- en verblijfsvergunning. Appellante, een Jamaicaanse vrouw die op dertienjarige leeftijd naar Aruba is gekomen, had eerder legaal verblijf gehad in Aruba en verzocht om een vergunning om als haarvlechter te werken. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, op basis van een negatief advies van het Departamento di Progreso Laboral (DPL), dat stelde dat functiewijzigingen voor inwonende dienstbodes binnen drie jaar na afgifte van de eerste vergunning niet zijn toegestaan. Appellante stelde dat dit beleid niet op haar van toepassing was, gezien haar eerdere verblijfsvergunningen en haar humanitaire omstandigheden, aangezien zij geen familie meer had in Jamaica.
Tijdens de zitting op 20 september 2021 werd de zaak behandeld, waarbij zowel appellante als de vertegenwoordiger van de verweerder aanwezig waren. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beslissing niet zorgvuldig tot stand was gekomen, omdat verweerder had nagelaten om de eerdere verblijfsvergunningen van appellante in overweging te nemen. De rechter concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de verweerder werd vernietigd en er werd bepaald dat verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan appellante, begroot op Afl. 1.400,-, en de teruggave van het door haar betaalde griffierecht van Afl. 25,- werd gelast.