ECLI:NL:OGEAA:2021:639

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102694
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft de verzoekster, een Venezolaanse vrouw, op 16 november 2018 Aruba als toerist binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van 10 dagen. Op 2 oktober 2019 heeft zij een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba te mogen verblijven en werken. Deze aanvraag werd op 7 september 2021 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen. Hiertegen heeft de verzoekster op 15 september 2021 bezwaar gemaakt en op 17 september 2021 verzocht om een voorlopige voorziening op grond van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De zitting vond plaats op 29 september 2021, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de voorlopige voorziening, omdat zij met uitzetting uit Aruba wordt bedreigd. De rechter heeft vastgesteld dat de grond voor de afwijzing van de vergunningsaanvraag niet meer aanwezig is, aangezien het Departement di Impuesto (DIMP) een positief advies heeft gegeven over de aanvraag. Echter, verweerder heeft aangevoerd dat de verzoekster niet meer aan de voorwaarden voldoet voor de verblijfsvergunning, omdat haar oude werkgever aangifte tegen haar heeft gedaan wegens verduistering. De rechter heeft geconcludeerd dat deze aangifte op dit moment geen belemmering vormt voor de toekenning van de verblijfsvergunning.

De rechter heeft beslist dat de verzoekster voor de toepassing van de Landsverordening toelating en uitzetting wordt behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar tegen de afwijzing van de vergunning. Tevens is bepaald dat het door verzoekster gestorte griffierecht aan haar wordt teruggestort. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn op 13 oktober 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 13 oktober 2021
Lar nr. AUA202102694

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 7 september 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba te verblijven en werkzaam te zijn afgewezen.
Hiertegen heeft verzoekster op 15 september 2021 bezwaar gemaakt (het bezwaar).
Op 17 september 2021 heeft verzoekster op grond van artikel 54 van de Lar het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 september 2021, alwaar zijn verschenen verzoekster bij haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
feiten
2.1
Verzoekster, van Venezolaanse nationaliteit, is op 16 november 2018 Aruba als toerist binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van 10 dagen.
2.2
Op 2 oktober 2019 heeft verzoekster een aanvraag ingediend om een vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba te mogen verblijven en werkzaam te zijn.
2.3
Bij bevelschrift van 7 maart 2020 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen, omdat zij in Aruba is aangetroffen na het verstrijken van de geldigheidsduur van haar toeristenverblijf.
2.4
Bij de bestreden beschikking is de hierboven genoemde vergunningsaanvraag afgewezen.
standpunten van partijen
3.1
Het verzoek strekt ertoe dat de bestreden beschikking wordt geschorst en dat wordt bepaald dat verzoekster, hangende de behandeling van het bezwaar, op Aruba mag verblijven en wordt behandeld als ware zij in het bezit van de verzochte verblijfsvergunning. Daaraan legt verzoekster – kort gezegd – ten grondslag dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, daar het Deparatemento di Impuesto (DIMP) teruggekomen is op een eerdere negatief advies aan DIMAS en intussen een positief advies heeft gegeven met betrekking tot haar vergunningsaanvraag. Daarmee is de grond voor de afwijzing van die aanvraag komen te vervallen, zodat de bestreden beschikking in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. Verzoekster wordt thans met uitzetting uit Aruba bedreigd. Ter voorkoming van onevenredig nadeel, heeft zij spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening.
3.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster – ondanks het hierboven genoemde positief advies zijdens het DIMP – niet (meer) aan de voorwaarden voldoet om de verzochte verblijfstitel te kunnen krijgen. Gebleken is dat de oude werkgever van verzoekster aangifte tegen haar heeft gedaan wegens verduistering. Verweerder is in afwachting van een beslissing zijdens het openbaar ministerie over deze aangifte om te bezien of aan verzoekster al dan niet een verblijfsvergunning kan worden verleend.
beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5.1
Voor het schorsen van de bestreden beschikking en/of het treffen van een voorlopige voorziening is aanleiding indien een redelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar geen stand zal houden.
5.2
Vaststaat dat de (enige) grond die heeft geleid tot afwijzing van de vergunningsaanvraag van verzoekster in bezwaar niet meer aanwezig is, nu het DIMP alsnog een positief advies daarover heeft gegeven. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat verweerder het bezwaar gegrond dient te verklaren. Verweerder dient immers bij de heroverweging van de afwijzende beslissing de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden in aanmerking te nemen (de ex nunc toets). Dit betekent dat nieuwe feiten en omstandigheden ertoe zouden kunnen leiden dat het bezwaar, onder verbetering c.q. aanvulling van gronden, toch ongegrond wordt verklaard.
5.3
In dit geval heeft verweerder als nieuw feit aangevoerd dat de oude werkgever van verzoekster aangifte heeft gedaan tegen haar. Aangezien in dit stadium nog niet kan worden gezegd dat deze aangifte consequenties zal hebben voor de justitiële antecedenten van verzoekster, vormt deze aangifte thans geen belemmering voor toekenning van de verblijfsvergunning. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die toekenning van de verblijfsvergunning in de weg kunnen staan, zal de bestreden beschikking naar redelijke verwachting geen stand houden in bezwaar. De verzochte voorlopige voorziening zal daarom worden toegewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoekster, [verzoekster], geboren op [geboortedatum] in Venezuela, voor de toepassing van de Landsverordening toelating en uitzetting wordt behandeld als ware zij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat is beslist op het door haar tegen de beschikking van verweerder van 7 september 2021 gemaakte bezwaar;
- gelast dat het door verzoekster gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan haar wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.