ECLI:NL:OGEAA:2021:638

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102690
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van verblijfsvergunning en uitzettingsdreiging

In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de verzoeker op 17 september 2021 beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

De zitting vond plaats op 29 september 2021, waar zowel de verzoeker als de vertegenwoordigers van de verweerder aanwezig waren. De verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, omdat hij bedreigd werd met uitzetting en dat zijn beroep een redelijke kans van slagen had. De verweerder betwistte dit en stelde dat de gemachtigde van de verzoeker geen rechtstreekse belanghebbende was bij de primaire beschikking en dat er geen toereikende volmacht was overgelegd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen voldoende spoedeisend belang was aangetoond, aangezien de gemachtigde van de verweerder had bevestigd dat de verzoeker voorlopig niet uit Aruba zou worden gezet. De rechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voor inwilliging vatbaar was en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn op 13 oktober 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 13 oktober 2021
Lar nr. AUA202102690

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. J. Harewood (DIMAS) en dhr. R. Kramers (GNC).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 12 februari 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een vergunning tot tijdelijk verblijf om in Aruba werkzaam te zijn en te verblijven, afgewezen (de primaire beschikking).
Hiertegen heeft verzoeker op 13 februari 2021 bezwaar gemaakt (het bezwaar).
Bij beslissing op bezwaar van 14 september 2021 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard (de bestreden beschikking).
Hiertegen heeft verzoeker op 17 september 2021 beroep ingesteld bij het gerecht (het beroep). Tevens heeft verzoeker op die datum een verzoek als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend (het verzoek).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 september 2021, alwaar zijn verschenen verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
de standpunten van partijen
2.1
Met het verzoek beoogt verzoeker te bewerkstelligen dat verweerder wordt bevolen zich te onthouden van iedere uitzettingshandeling, dat hem wordt toegestaan om, hangende de behandeling van het beroep, in Aruba te verblijven en dat hij wordt behandeld als ware hij in het bezit van de verzochte verblijfsvergunning. Aan dat verzoek heeft verzoeker – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft, omdat uit de door hem overgelegde volmacht genoegzaam blijkt dat hij het bezwaar namens verzoeker heeft ingediend. Verzoeker is al bedreigd met uitzetting en heeft ter voorkoming van onevenredig nadeel belang bij het verzoek, aldus verzoeker.
2.2
Verweerder heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de bestreden beschikking in beroep stand zal houden, aangezien de gemachtigde van verzoeker geen rechtstreekse belanghebbende is bij de primaire beschikking. Voor zover deze gemachtigde zich op het standpunt heeft willen stellen dat hij namens verzoeker bezwaar daartegen heeft gemaakt, geldt dat hij heeft nagelaten daarvoor een toereikende volmacht te overleggen. Het verzoek moet daarom worden afgewezen, aldus verweerder.
de beoordeling
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker een (voldoende) spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorlopige voorziening. Het is immers niet aannemelijk geworden dat verzoeker met onmiddellijke uitzetting wordt bedreigd. Daartoe wordt overwogen dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft bevestigd dat verzoeker vooralsnog niet uit Aruba zal worden gezet, nu hij een brief van verweerder heeft ontvangen waarin hij te kennen heeft gegeven de weigering om aan verzoeker een verblijfsvergunning te verlenen wordt heroverwogen. De voorzieningsrechter leidt hieruit af dat verzoeker niet uit Aruba zal worden gezet zolang geen nieuwe beslissing wordt genomen op de aanvraag van verzoeker om een vergunning tot tijdelijk verblijf. Niet gebleken is van andere omstandigheden op basis waarvan spoedeisend belang moet worden aangenomen in deze zaak. Gelet hierop acht de voorzieningsrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging vatbaar.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.