ECLI:NL:OGEAA:2021:637

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
AUA202102678
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning en asielaanvraag van Venezolaanse verzoeker

In deze zaak heeft de verzoeker, een Venezolaanse nationaliteit, op 1 september 2021 asiel aangevraagd in Aruba na een clandestiene aanlanding. De asielaanvraag werd op 15 september 2021 afgewezen, waarop de verzoeker bezwaar maakte en een verzoekschrift indiende op 16 september 2021. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld op 29 september 2021. De verzoeker stelt dat hij bij terugkeer naar Venezuela gevaar loopt voor vervolging en vernederende behandelingen vanwege zijn politieke overtuiging en lidmaatschap van de politieke partij Primero Justicia. Hij heeft in het verleden te maken gehad met mishandeling door de Venezolaanse autoriteiten en vreest opnieuw slachtoffer te worden van geweld.

De verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, betwist de claims van de verzoeker en stelt dat deze niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging of dat hij risico loopt op foltering of onmenselijke behandelingen. De voorzieningenrechter overweegt dat de veiligheidssituatie in Venezuela zorgelijk is, maar niet zodanig dat vreemdelingen uit dat land zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. De verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat zijn persoonlijke omstandigheden hem een gegronde vrees voor vervolging geven.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om de bestreden beschikking te schorsen, aangezien de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na terugkeer in Venezuela vervolging zal ondervinden. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn op 13 oktober 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 13 oktober 2021
Lar nr. AUA202102678

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: J.J.C. Odor, LL.M.,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mw. J. Harewood (DIMAS) en dhr. R. Kramers (GNC).

PROCESVERLOOP

Op 1 september 2021 heeft verzoeker een asielaanvraag gedaan. Deze aanvraag is bij beschikking van 15 september 2021 afgewezen (bestreden beschikking).
Hiertegen heeft verzoeker op 16 september 2021 bezwaar gemaakt (bezwaar).
Op 16 september 2021 heeft verzoeker een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend (verzoek).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 september 2021, alwaar zijn verschenen verzoeker (via videoverbinding), bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, geeft in artikel 1A, aanhef en ten tweede, de volgende definitie van vluchteling: ‘Elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren’.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag zal geen der Verdragsluitende Staten, op welke wijze ook, een vluchteling uitzetten of terugleiden naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.
1.3
Ingevolge artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Feiten
2.1
Verzoeker, geboren op [geboortedatum] 1987 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 1 september 2021 tijdens een clandestiene aanlanding in Aruba door de Guarda Nos Costa (GNC) aangehouden. Verzoeker heeft toen een asielaanvraag gedaan.
2.2
Verzoeker is op 7 september 2021 door het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) gehoord.
2.3
Bij de bestreden beschikking is de asielaanvraag van verzoeker afgewezen.
standpunten van partijen
3.1
Het verzoek strekt ertoe dat de bestreden beschikking wordt geschorst en dat wordt bepaald dat verzoeker het bezwaar in Aruba mag afwachten. Daaraan heeft verzoeker – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker loopt bij terugkeer naar Venezuela gevaar te worden vervolgd en onderworpen aan vernederende behandelingen door de officiële autoriteiten in Venezuela vanwege zijn politieke overtuiging. Hij is lid van de politieke partij Primero Justicia en heeft in april 2015 meegedaan aan een protest in Venezuela. Tijdens dat protest is hij door de leden van de Guardia Nacional de la Republica Bolivariana de Venezuela (Guardia Nacional) mishandeld en voor één dag gevangengenomen. Aan die mishandeling heeft hij blijvend letsel overgehouden aan zijn rechteroor. In 2020 werd verzoeker door de leden van Guardia Nacional beschuldigd van oplichterij en werd hij weer door hen mishandeld, omdat hij geen geld had om aan hen te betalen. Als gevolg hiervan heeft hij letsel opgelopen aan zijn tanden. In mei 2021 heeft de Guardia Nacional zijn telefoon van hem afgepakt, wederom omdat hij geen geld had om aan hen te geven. Vanwege dit gevaar en om arrestatie door de Venezolaanse autoriteiten te vermijden bij de grenscontrole, is verzoeker op clandestiene wijze naar Aruba gevlucht. Hij heeft ook daarom direct bij zijn aanhouding door de GNC om asiel verzocht. Gelet hierop zal de bestreden beschikking wegens strijdigheid met het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van evenwichtige belangenafweging niet in stand kunnen blijven. Verzoeker heeft spoedeisend belang bij zijn verzoek, nu hij dagelijks het gevaar loopt uit Aruba te worden gezet, aldus nog steeds verzoeker.
3.2
Verweerder concludeert tot afwijzing van het verzoek en licht dit – kort samengevat – als volgt toe. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin is gebleken of aannemelijk gemaakt dat verzoeker bij eventuele terugkeer risico loopt onderworpen te worden aan folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen zoals voorgeschreven door het EVRM. Dat verzoeker naar aanleiding van zijn deelname aan het protest in 2015 in de individuele negatieve belangstelling van de Venezolaanse autoriteiten is komen te staan of door zijn politieke overtuiging wordt vervolgd, is niet aannemelijk geworden. Uit het asielrelaas van verzoeker kan ten aanzien van de incidenten in 2020 en 2021 hooguit worden afgeleid dat het om individuele overheidsfunctionarissen gaat die verzoekers hebben aangerand. Er bestaat aldus geen belemmering voor verzoekers terugkeer naar Venezuela, aldus nog steeds verweerder.
beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5.1
Voor het schorsen van de bestreden beschikking en/of het treffen van een voorlopige voorziening is aanleiding indien een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar geen stand zal houden. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.2
Vooropgesteld moet worden dat de veiligheidssituatie in Venezuela, hoewel zorgelijk, niet zodanig is dat vreemdelingen afkomstig uit dat land in het algemeen zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Verzoeker zal dus aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hem persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen.
5.3
De voorzieningsrechter is van oordeel dat verzoeker daarin niet is geslaagd en overweegt daartoe als volgt. Verzoeker heeft na het protest van april 2015 tot aan het incident van 2020 zonder problemen in Venezuela gewoond en heeft zich in die periode daar vrijelijk kunnen bewegen. Hij is in die periode Aruba herhaaldelijk binnengekomen als toerist (2016, 2017 en 2019) en is vervolgens, zonder asiel te hebben aangevraagd, telkens teruggekeerd naar Venezuela. Dat zijn lidmaatschap van Primero Justicia dan wel deelname aan het protest hebben veroorzaakt dat hij in de individuele negatieve belastingstelling is komen te staan van de Venezolaanse autoriteiten is niet aannemelijk geworden. Van een bij hem op basis daarvan bestaande gegronde vrees voor vervolging is daarom ook geen sprake. Dit geldt evenzeer voor de incidenten in 2020 en 2021, nu uit de verklaring van verzoeker daarover slechts kan worden afgeleid dat enkele leden van de Guardia Nacional verzoeker van zijn geld en mobiele telefoon hebben beroofd. Terecht heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het hier gaat om commune delicten gepleegd door individuele overheidsfunctionarissen. Niets uit de verklaringen van verzoeker duidt erop dat hier sprake is van vervolgingsdaden zijdens de Venezolaanse autoriteiten wegens zijn politieke overtuiging. Gelet hierop heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij na zijn terugkeer in Venezuela vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag zal behoeven te vrezen.
5.4
Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat hij na terugkeer onderworpen zal worden aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De veiligheid in Venezuela is niet zodanig dat sprake is van een situatie waarbij een burger louter door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM.
6. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bestreden beschikking, al dan niet met een aanvullende motivering, naar redelijke verwachting in bezwaar in stand zal blijven. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook geen grond. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.