ECLI:NL:OGEAA:2021:635
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de verzoeker, van Venezolaanse nationaliteit, op 15 maart 2018 een asielaanvraag ingediend, welke op 29 mei 2018 is afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker op 3 juli 2018 bezwaar gemaakt, maar tot op heden is er geen beslissing op dit bezwaar genomen, wat heeft geleid tot een fictief afwijzende beslissing. Op 10 september 2021 heeft de verzoeker een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, met het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen op grond van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek is behandeld op de zitting van 29 september 2021, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De verzoeker stelt dat de uitvoering van de fictief afwijzende beslissing voor hem onevenredig nadeel met zich zou brengen en dat zijn bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
De rechter overweegt dat, aangezien er tot op heden geen beslissing op het bezwaar is genomen, de verzoeker geen bezwaar- of beroepschrift aanhangig heeft gemaakt, wat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 54, eerste lid, van de Lar. Hierdoor kan het verzoek om een voorlopige voorziening niet worden ingewilligd. De rechter wijst het verzoek af en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Martijn en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 oktober 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.