ECLI:NL:OGEAA:2021:631

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
43 en 44 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van COVID-19 maatregelen door visser in Aruba met betrekking tot het binnenbrengen van vis zonder toestemming van de havenmeester

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte beschuldigd van het overtreden van de toen geldende COVID-19 maatregelen door op 28 augustus en 5 september 2020 met zijn vaartuig vis Aruba binnen te brengen zonder toestemming van de havenmeester. De verdachte heeft op beide dagen contact gemaakt met een Venezolaans vaartuig met als oogmerk de overslag van vis, wederom zonder de vereiste toestemming. Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 heeft de officier van justitie een geldboete van Afl. 6.000,- geëist, terwijl de verdediging aanvoerde dat andere vissers ook zonder toestemming vis binnenbrachten, wat volgens hen een schending van het gelijkheidsbeginsel zou zijn. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de overtredingen en kreeg een geldboete van Afl. 3.000,- voor de eerste zaak en Afl. 2.000,- voor de tweede zaak, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling. De zaak benadrukt de strikte handhaving van de COVID-19 maatregelen in Aruba en de verantwoordelijkheden van vissers in deze context.

Uitspraak

Parketnummers: P-2020/05628 en P-2020/08328
Zaaknummers: 43 van 2021 en 44 van 2021
Uitspraak: 11 november 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] in [geboorteland],
wonende in [woonplaats], te [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. de Hoogd, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P-2020/05628 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P-2020/08328 bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van telkens Afl. 3.000,-, voor een totaal van Afl. 6.000,-.
De raadsman en de verdachte hebben het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer P-2020/05628:
1. dat verdachte op of omstreeks 28 augustus 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer] binnen en/of buiten de territoriale wateren van Aruba zonder toestemming van de Havenmeester contact heeft gemaakt met een of meerdere buitenlandse schepen en/of vaartuigen met als oogmerk de overslag van goederen, te weten, 563 (vijfhonderddrieënzestig) kilogram rode vis en /of 86 (zesentachtig) kilogram grouper/mero, in ieder geval een hoeveelheid vis
(artikel 6.1 tweede lid, van de Ministeriele Regeling van 27 augustus 2020 ter uitvoering van de artikelen 16, eerste lid van de Calamiteitenverordening (AB 1989, no 129) en 5 van de Algemene politieverordening (AB 1995 no GT 8) AB 2020 no 126)
2. dat verdachte op of omstreeks 28 augustus 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer] goederen te weten, 563 (vijfhonderddrieënzestig) kilogram rode vis en /of 86 (zesentachtig) kilogram grouper/mero, in ieder geval een hoeveelheid vis, Aruba heeft binnen gebracht zonder toestemming van de havenmeester
(artikel 6.1 eerste lid, van de Ministeriele Regeling van 27 augustus 2020 ter uitvoering van de artikelen 16, eerste lid van de Calamiteitenverordening (AB 1989, no 129) en 5 van de Algemene politieverordening (AB 1995 no GT 8) AB 2020 no 126)
in de zaak met parketnummer P-2020/08328
1. dat verdachte op of omstreeks 5 september 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer] binnen en/of buiten de territoriale wateren van Aruba zonder toestemming van de Havenmeester contact heeft gemaakt met een of meerdere buitenlandse schepen en/of vaartuigen met als oogmerk de overslag van goederen, te weten, 585 (vijfhonderdvijfentachtig) kilogram vis, in ieder geval een hoeveelheid vis
(artikel 6.1 tweede lid, van de Ministeriele Regeling van 2 september 2020 ter uitvoering van de artikelen 16, eerste lid van de Calamiteitenverordening (AB 1989, no 129) en 5 van de Algemene politieverordening (AB 1995 no GT 8) AB 2020 no 128)
2. dat verdachte op of omstreeks 5 september 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer] goederen te weten, 585 (vijfhonderdvijfentachtig) kilogram vis, in ieder geval een hoeveelheid vis, Aruba heeft binnen gebracht zonder toestemming van de havenmeester
(artikel 6.1 eerste lid, van de Ministeriele Regeling van 2 september 2020 ter uitvoering van de artikelen 16, eerste lid van de Calamiteitenverordening (AB 1989, no 129) en 5 van de Algemene politieverordening (AB 1995 no GT 8) AB 2020 no 128)

3.Formele voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van het Gerecht
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdachte heeft ter terechtzitting -samengevat- betoogd, dat andere vissers, die net als hij ook geen toestemming van de Havenmeester hebben, wel vis Aruba mogen binnenbrengen, terwijl de Kustwacht alleen tegen hem optreedt en zijn vis in beslag neemt, en het openbaar ministerie alleen hem vervolgt.
In reactie hierop heeft de officier aangevoerd, dat hem geen andere gevallen bekend zijn van vissers die zonder toestemming van de Havenmeester vis Aruba binnen brengen.
Het Gerecht begrijpt dit verweer van de verdediging als een beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van het gelijkheidsbeginsel.
Dit verweer slaagt niet en het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Het Gerecht stelt voorop dat de discretionaire bevoegdheid van het openbaar ministerie om tot vervolging van een verdachte over te gaan, kan worden beperkt door de werking van de beginselen van een goede procesorde, het gelijkheidsbeginsel daaronder begrepen. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is pas sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Verder geldt dat het ten onrechte niet vervolgen van derden wier gedragingen evenzeer als die van de verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, niet zonder meer leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging tegen de verdachte (vgl. HR 11 februari 2014; ECLI:NL:HR:2014:286).
Nu in dit geval de verdediging geen concrete gelijke gevallen heeft genoemd en overigens niet is gebleken van andere gevallen, waarin de relevante feitelijke omstandigheden gelijk zijn aan die in de onderhavige zaak, kan niet worden aangenomen dat sprake is van een bestendig patroon als hiervoor bedoeld.
Gelet hierop is het Gerecht dan ook van oordeel dat op basis van hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van een zodanige overeenstemming van zaken op het punt van de haalbaarheid en van de opportuniteit dat daaruit de conclusie moet worden getrokken dat in het onderhavige geval het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aannemelijk geworden. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het Gerecht dan ook niet worden gezegd dat het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot de bestreden vervolgingsbeslissing(en) had kunnen komen. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in zijn vervolging.
Schorsing van de vervolging
Het Gerecht stelt vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Ten aanzien van het tenlastegelegde

4.1
De strafbaarstelling
In beide zaken
De verdediging heeft betoogd, dat de verdachte verweten gedragingen – voor zover deze bewezen worden verklaard - geen strafbare feiten zijn, nu geen enkele visser ooit toestemming van de Havenmeester heeft hoeven vragen of krijgen om vis Aruba binnen te brengen. Het is al jarenlang bestendige praktijk dat vissers ‘gewoon’ kunnen vissen en de gevangen vis Aruba mogen binnenbrengen, aldus de verdachte.
Aan de verdachte is, kort gezegd, telkens ten laste gelegd dat hij zonder toestemming van de Havenmeester met zijn vaartuig:
1. contact heeft gemaakt met een Venezolaans vaartuig met als oogmerk de overslag van vis, en
2. een hoeveelheid vis Aruba heeft binnengebracht.
Deze telastleggingen zijn gebaseerd op artikel 6.1 eerste en tweede lid, van de Algemene regeling bestrijding COVID-19 LVIII (AB2020 no. 126) en de Algemene regeling bestrijding COVID-19 LX (AB2020 no. 128).
Ingevolge artikel 6.1, eerste lid van voornoemde regelingen is het – voor zover hier van belang - verboden met vaartuigen van welke aard dan ook goederen, waaronder vis, Aruba binnen te brengen zonder toestemming van de Havenmeester.
Ingevolge het tweede lid is het -voor zover hier van belang- verboden om vaartuigen van welke aard dan ook, binnen of buiten de territoriale wateren van Aruba zonder toestemming van de Havenmeester contact te maken met buitenlandse vaartuigen van welke aard dan ook met als oogmerk de overslag van goederen.
De overheid heeft al vanaf maart 2020 telkens voor een periode van ten hoogste 72 uur regels gesteld ter voorkoming van gevaar voor personen, in casu het urgente belang van de volksgezondheid bij de beheersing en voorkoming van verdere verspreiding van Covid-19. Deze regels zijn telkens via ministeriële regelingen, -kort gezegd- aangeduid als ‘Algemene regeling COVID 19’, vastgesteld.
Bij Algemene regeling bestrijding COVID 19 III (AB2020 no. 42) werd vanaf 27 maart 2020 een algeheel verbod ingevoerd om met schepen of vaartuigen vis Aruba binnen te brengen of om binnen of buiten de territoriale wateren van Aruba contact te maken met een buitenlands vaartuig met als oogmerk de overslag van goederen.
Bij Algemene regeling bestrijding COVID 19 V (AB2020 no. 46) is vanaf 1 april 2020 het algehele verbod gewijzigd in een verbod om zonder toestemming van de Havenmeester met een vaartuig vis Aruba binnen te brengen of om binnen of buiten de territoriale wateren van Aruba contact te maken met een buitenlands vaartuig met als oogmerk de overslag van goederen.
Voornoemde strafbaar gestelde feiten zijn, ingevolge artikel 19 i.s.m. artikel 16, eerste lid van de Calamiteitenverordening, overtredingen waarop een straf staat van hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de derde categorie. Hiermee is dan ook aan het legaliteitsbeginsel (artikel I.6 lid 1 van de Staatsregeling van Aruba) voldaan.
Dat de verdachte niet wist dat hij als visser toestemming van de Havenmeester nodig had om vis binnen te brengen, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verdachte verweten gedragingen – voor zover deze bewezen worden verklaard - niet strafbaar zijn omdat een wettelijke basis voor de strafbaarstelling ontbreekt, faalt dit betoog en wordt het verweer verworpen.
4.2
De tijdlijn
Uit de zich in het dossier bevindende processen-verbaal en stukken, kan het volgende worden afgeleid.
In de zaak met parketnummer P-2020/08628
Het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van verbalisanten [verbalisanten], allen buitengewoon agent van politie en tevens Schipper, respectievelijk Bootsman en Volmatroos bij de Kustwacht, van 2 september 2020
Op 28 augustus 2020 rond 6:15u, ziet verbalisant [verbalisant] van Kustwacht het vaartuig “[naam vaartuig]” met twee personen aan boord, richting de uitgang van de Commandeursbaai varen.
Omstreeks 7:05u is op de radar te zien dat dit vaartuig de maritieme grens tussen Aruba en Venezuela oversteekt en in de Venezolaanse territoriale wateren beland. Omstreeks 7:08u is op de radar te zien dat dit vaartuig langszij een ander contact plakt. Het andere contact blijkt uit gegevens van het
Automatic Identification System(AIS) het Venezolaanse vaartuig “[Venezolaanse vaartuig]” te zijn.
Rond 7:43u is op de radar te zien dat één van de twee contacten richting Aruba vaart en omstreeks 7:49u de maritieme grens oversteekt en zich weer in de territoriale wateren van Aruba bevindt.
De Kustwachtpatrouille vaart om 8:25u uit richting bedoeld contact, en is om 8:42u langszij het contact, dat het vaartuig “[naam vaartuig]” blijkt te zijn. Aan boord bevinden zich de kapitein [verdachte], zijnde de verdachte, en [opvarende]. Bij controle aan boord worden 5 grote witte koelboxen, gevuld met 563 kilo schoongemaakte
rode visen 1 grote blauwe koelbox, gevuld met 86 kilo schoongemaakte
grouper, aangetroffen.
Rond 11:00u heeft kapitein [kapitein] telefonisch contact opgenomen met de Havenmeester, die te kennen gaf dat bedoeld vaartuig “[naam vaartuig]” geen vergunning c.q. toestemming heeft om contact te maken met een buitenlands vaartuig met als oogmerk de overslag van vis.
Proces-verbaal van 4 mei 2021 van het door de rechter-commissaris horen van de getuige [opvarende]
Volgens de getuige, die de verdachte kent en met hem vist, zijn zij, hij en de verdachte, op de dag dat de Kustwacht hen heeft gestopt, rond 5:00u vertrokken en rond 14:00u teruggekomen. Het duurt 1 à 1½ uur om bij de plek aan te komen waar de ‘palambra’ (
longlineof beuglijn) een dag eerder is uitgezet. Vervolgens duurt het tussen de 3 en 5 uur om de vis van de ‘palambra’ binnen te halen. De getuige maakt aan boord de vissen schoon en stelt dat hij zo’n 40 vissen in tien minuten kan schoonmaken. Het schoonmaken houdt in dat de buik van de vis wordt opengesneden, en de ingewanden eruit worden gehaald, die dan overboord worden gegooid, waarna de vis in de koelbox wordt gedaan.
In de zaak met parketnummer P-2020/08328
Het op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van verbalisant [verbalisant], buitengewoon agent van politie en Bootsman bij de Kustwacht, van 8 september 2020
Op 5 september 2020 om 6:24u wordt op de radar van de Kustwacht een radarcontact zichtbaar in de nabijheid van de ingang van Commandeursbaai, die in zuidelijke koers vaart. Rond 7:35u is een radarcontact te zien op de grens tussen de territoriale wateren van Aruba en Venezuela. De kustwachtpatrouille vaart dan uit om controle te verrichten en komt rond 8:45u op die positie. Verbalisant ziet een Venezolaans visbarkje dat direct van koers verandert en wegvaart richting de territoriale wateren van Venezuela en het voor hem bekende vissersvaartuig “naam vaartuig]”, dat voor het barkje met een hogere snelheid dan het barkje ook in de richting van Venezolaanse wateren wegvaart. Omdat de kustwachtpatrouille niet binnen de territoriale wateren mag varen, keert de patrouille terug naar de basis.
Rond 10:15u wordt op de radar van de Kustwacht een radarcontact gezien dat de Commandeursbaai binnenvaart. Verbalisant gaat vervolgens met de kustwachtvoertuig naar de steiger in Zeewijk en komt daar rond 10.30u aan. Het vaartuig “[naam vaartuig]” is dan ook net aangemeerd. De verbalisanten verrichten vervolgens, met medewerking van de kapitein een controle op het vaartuig en treffen daar vijf grote witte koelboxen en een blauwe koelbox aan, die gevuld zijn met reeds schoongemaakte vis. De verbalisanten zien geen bloedsporen noch resten van ingewanden. De kapitein van voornoemd vaartuig is de verdachte, [verdachte].
De aan boord aangetroffen vis werd in beslag genomen en gewogen. Het totale gewicht bedroeg 585 kilogram.
Rond 13:00u heeft verbalisant telefonisch contact opgenomen met de Havenmeester, die te kennen gaf dat bedoeld vaartuig “naam vaartuig]” geen vergunning c.q. toestemming heeft om vis binnen te brengen.
In beide zaken
Verklaring verdachte
De verdachte heeft ter zitting verklaard, dat het ongeveer 2 uur varen is naar de plek waar de ‘palambra’ in zee ligt, dat het ongeveer 1½ uur duurt om de vis van de ‘palambra’ binnen te halen, en dat het daarna ca. 2 uur en 45 minuten kan duren om terug te varen.
Proces-verbaal van 4 mei 2021 van het door de rechter-commissaris horen van de getuige [getuige]
Volgens de getuige, die de verdachte kent en in de periode van covid samen met hem is gaan vissen, vertrekken zij, hij en de verdachte, wanneer ze gaan vissen normaliter rond 5:00u, en komen ze ongeveer 4 uur later aan op de plek waar de ‘palambra’ de dag eerder is uitgezet. Vervolgens duurt het ongeveer 2 uur om de gevangen vis binnen te halen, en op de terugweg, die ook 4 uur duurt, maakt hij de vis schoon. Het schoonmaken houdt in dat de vis wordt opengesneden en de ingewanden eruit worden gehaald, die in zee worden gegooid. De getuige schat dat hij ongeveer 30 vissen in 10 minuten schoonmaakt. Rond 16:00u meren ze weer aan.
4.3
Vrijspraak
In de zaak met parketnummer P-2020/08328
Wat betreft het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde, namelijk het op 5 september 2020 zonder toestemming van de Havenmeester contact maken met een buitenlands vaartuig met als oogmerk de overslag van vis, overweegt het Gerecht als volgt.
Uit het bovenstaande kan worden vastgesteld dat de verdachte op 5 september 2020 rond 6:24u, met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” bij de ingang van Commandeursbaai in zuidelijke richting wegvoer, dat het vaartuig zich rond 7:35u op de grens van de territoriale wateren van Aruba bevond, dat het om 8:45u in de territoriale wateren van Venezuela voer, en dat het rond 10:15u Commandeursbaai weer binnenvoer.
Gelet op hetgeen de verdachte en de getuigen hebben verklaard over de tijdspanne van de heenreis (minimaal 1 uur), het binnenhalen van de vis van de ‘palambra’ (minimaal 1½ uur), en de terugreis (minimaal 2 uur), kan niet worden uitgesloten dat de verdachte tussen 7:35u en 8:45u de vis van zijn ‘palambra’ aan het binnenhalen was, en dat hij gelijk hierna terugvoer. Evenmin kan worden uitgesloten dat de vis op de terugweg schoongemaakt is. Uit het proces-verbaal van de verbalisant volgt weliswaar dat de verbalisant een Venezolaans barkje in de buurt van de “[naam vaartuig]” heeft gezien, maar niet is gezien –ook niet op de radar- dat deze vaartuigen contact met elkaar hebben gemaakt, noch dat vis is overgeheveld van het ene vaartuig naar de “[naam vaartuig]”.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van contact met een Venezolaans vaartuig met als oogmerk overslag van vis. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4
De beslissing inzake het bewijs
In de zaak met parketnummer P-2020/08628
Wat betreft het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde, namelijk het op 28 augustus 2020 zonder toestemming van de Havenmeester contact maken met een buitenlands vaartuig met als oogmerk de overslag van vis, overweegt het Gerecht als volgt.
Uit het bovenstaande kan worden vastgesteld dat de verdachte op 28 augustus 2020 rond 6:15u met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” de Commandeursbaai uitvoer, en om 7:05u de maritieme grens tussen Aruba en Venezuela overstak en in de Venezolaanse territoriale wateren belandde. Vervolgens is te zien dat het drie minuten later langszij een ander contact, namelijk het Venezolaanse vaartuig “[Venezolaanse vaartuig]”, plakte, en dat het 35 minuten later wegvoer richting Aruba. Toen de kustwachtpatrouille om 8:42u langszij het vaartuig “[naam vaartuig]” voer, lagen daar al zes met schoongemaakte vis gevulde koelboxen aan boord.
Gelet hierop en op hetgeen de verdachte en de getuigen hebben verklaard over de tijdspanne van de heenreis (minimaal 1 uur), het binnenhalen van de vis van de ‘palambra’ (minimaal 1½ uur), en de terugreis (minimaal 2 uur), acht het gerecht het niet aannemelijk dat verdachte op 28 augustus 2020 binnen 3 uur, immers tussen 6:00u en 8:42u, zijn bestemming had bereikt, in bijzijn van een buitenlands vaartuig vis van de “palambra” had binnengehaald en de terugreis had aangevangen. Het Gerecht acht het ook niet geloofwaardig dat verdachte en zijn matroos binnen dat tijdsbestek 649 kilo vis hebben schoongemaakt.
Het Gerecht stelt dan ook vast dat verdachte die dag met zijn vaartuig buiten de territoriale wateren van Aruba contact heeft gemaakt met een Venezolaans vaartuig, namelijk “[Venezolaanse vaartuig]”, om vis over te hevelen. Vast staat ook dat verdachte hiervoor geen toestemming van de havenmeester had.
In beide zaken
Wat betreft het telkens onder feit 2 aan verdachte tenlastegelegde binnenbrengen van vis zonder toestemming van Havenmeester (op 28 augustus 2020 en 5 september 2020), overweegt het Gerecht als volgt.
Vast staat dat verdachte met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” op beide dagen een grote hoeveelheid vis Aruba heeft binnengebracht, terwijl hij daarvoor geen toestemming had van de Havenmeester.
Dat de Kustwacht in beide gevallen onbevoegd zou hebben opgetreden, omdat de vis reeds van boord was gehaald, zoals de verdachte ter zitting heeft aangevoerd, blijkt niet uit de zich in het dossier bevindende stukken. Gelet hierop verwerpt het Gerecht dit verweer.

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer P-2020/05628 en het onder 2 in de zaak met parketnummer P-2020/08328 heeft begaan, met dien verstande:
In de zaak met parketnummer P-2020/05628
1. dat verdachte op
of omstreeks28 augustus 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer]
binnen en/ofbuiten de territoriale wateren van Aruba zonder toestemming van de Havenmeester contact heeft gemaakt met een
of meerderebuitenlands
e schepen en/ofvaartuig
enmet als oogmerk de overslag van goederen, te weten, 563 (vijfhonderddrieënzestig) kilogram rode vis en
/of86 (zesentachtig) kilogram grouper/mero, in ieder geval een hoeveelheid vis;
2. dat verdachte op
of omstreeks28 augustus 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer] goederen te weten, 563 (vijfhonderddrieënzestig) kilogram rode vis en
/of86 (zesentachtig) kilogram grouper/mero, in ieder geval een hoeveelheid vis, Aruba heeft binnen gebracht zonder toestemming van de havenmeester.
In de zaak met parketnummer P-2020/08328
2. dat verdachte op
of omstreeks5 september 2020 te Aruba met zijn vaartuig “[naam vaartuig]” gekentekend [kentekennummer] goederen te weten, 585 (vijfhonderdvijfentachtig) kilogram vis, in ieder geval een hoeveelheid vis, Aruba heeft binnen gebracht zonder toestemming van de havenmeester.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

6.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
In beide zaken
* De verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 28 oktober 2021, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben al jarenlang visser. Ik heb geen toestemming nodig van de havenmeester om contact te maken met een buitenlandse boot noch om vis Aruba binnen te brengen. Geen enkele visser heeft die toestemming nodig.
Ik vis met een ‘palambra’, dat is een
longline, met 1.000 of 1.500 vishaken. Het vissen met een ‘palambra’ is verboden in de territoriale wateren van Aruba, daarom gooi ik mijn ‘palambra’ uit in de territoriale wateren van Venezuela. De vis die ik op de bewuste dagen in mijn boot had en die in beslag is genomen, heb ik gevist. Ik doe er ongeveer 2 uur over om naar de plek te varen waar de ‘palambra’ in zee ligt. Daarna zijn we ongeveer 1½ uur bezig om de vis van de ‘palambra’ binnen te halen. Ik vaar dan met een volle boot rustig terug. De terugreis kan soms, afhankelijk van de zee, zelfs 2 uur en 45 minuten duren.
In de zaak met parketnummer P-2020/05628, feiten 1 en 2
* Een proces-verbaal van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied, Steunpunt Aruba, op 2 september 2020 opgemaakt, gesloten en getekend door [verbalisanten], allen buitengewoon agenten van politie, tevens respectievelijk schipper, bootsman en volmatroos bij de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (ingedeeld op het steunpunt te Aruba), voor zover inhoudende, alsrelaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag, 28 augustus 2020, omstreeks 06.15 uur, stond ik, [verbalisant], buiten het kustwachtgebouw, langs de waterkant. Ik zag toen een vaartuig, vertrekkend hoogstwaarschijnlijk vanaf de pier van Zeewijk, aan de binnenkant van het rif, varen richting de uitgang van de Commandeursbaai. Het vaartuig had twee (2) personen aan boord. Het was voor mij, [verbalisant], een bekend vaartuig, genaamd “[naam vaartuig]”.
Ik, [verbalisant], zag via RADAR bedoeld contact (presentatie van een vaartuig op RADAR) richting de maritieme grens tussen Aruba en Venezuela varen. Omstreeks 07.05 uur, zag ik, [verbalisant] op RADAR dat het bedoelde contact de maritieme grens tussen Aruba en Venezuela overstak en in de Venezolaanse territoriale wateren belandde. Omstreeks 07.08 uur zag ik op RADAR in de geografische positie 12-18.945N 069-58.063W dat bedoeld contact langszij een ander contact plakte. Het onbekende contact bleek uit gegevens van de AIS (Automatic Identification System: een systeem aan boord van vaartuigen dat scheepgegevens uitzend ten behoeve van veilige navigatie), het Venezolaanse vaartuig “[Venezolaanse vaartuig]” met registratie [registratienummer vaartuig], te zijn.
Omstreeks 07:43 uur zag ik, [verbalisant], op de RADAR dat één van de twee contacten op RADAR richting Aruba voer. Omstreeks 07.49 uur was bedoeld contact over de maritieme grens en bevond zich in Arubaanse territoriale wateren en had koers gezet richting Commandeursbaai.
Omstreeks 08:25 uur voer de kustwachtploeg uit met het kustwacht patrouillevaartuig (J-04), richting bedoeld contact. Omstreeks 08.4 uur waren wij langszij contact genoemd de “[naam vaartuig]” met registratie letter en nummer [kentekennummer] ongeveer 1 Nautische zeemijl ten zuiden van Commandeursbaai. Aan boord zag ik, [verbalisant], twee (2) mannelijke personen welk later uit controle bleken te zijn [verdachte] en [opvarende], en vijf grote witte koelboxen en één (1) blauwe koelbox. Aan de kapitein [verdachte], werd gezegd dat wij een uitgebreide controle gaan doen en hebben de kapitein bevolen om koers te zetten richting de Kustwacht Steiger voor verder onderzoek gezien de omstandigheden dit niet ter plekke toe liet.
Omstreeks 08.53 uur waren wij bij de Kustwacht Steiger afgemeerd, samen met “[naam vaartuig]”. Tijdens controle zag ik, [verbalisant], dat de vijf (5) grote witte koelboxen helemaal vol gevuld waren met rode vis en de blauwe koelbox helemaal vol gevuld was met ‘grouper’ (Mero). Ik, [verbalisant], zag tijdens controle dat alle vissen opengesneden en schoon van binnen waren.
Omstreeks 11.00 uur had hoofd steunpunt Aruba, kapitein [kapitein] telefonisch contact opgenomen met de Havenmeester Aruba om te vragen of het vaartuig “[naam vaartuig]” toestemming had om contact te maken met buitenlandse schepen of vaartuigen van welke aard dan ook met als oogmerk de overslag van goederen. De havenmeester benadrukte dat bedoelde vaartuig geen vergunning hiervoor heeft.
* Een geschrift, te weten Ontvangstbewijs (inbeslagname) van 28 augustus 2020, van [verbalisant], voor zover inhoudende alsrelaas van die verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 28 augustus heb ik, [verbalisant], van [verdachte], in beslag genomen 569 Kilogram Rode vis en 86 Kilogram Grouper (Mero). Totaal: 649 kilo vis
In de zaak met parketnummer P-2020/08328, feit 2:
* Een proces-verbaal van Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied Steunpunt Aruba, op 5 september 2020 opgemaakt, gesloten en getekend door [verbalisant], buitengewoon agent van de politie tevens schipper bij de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (ingedeeld op het steunpunt te Aruba), voor zover inhoudende, alsrelaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 5 september 2020, omstreeks 06:27 uur, werd ik, verbalisant, door de dienstdoende gezagvoerder van de nachtdienst op de hoogte gesteld van één (1) radar contact die vanuit Commandeurs baai is vertrokken richting het zuiden.
Omstreeks 07:35 uur, zag ik, verbalisant, een radar contact in de geografische positie 12°19’168’N /069°57’559”W, zijnde een positie net op de grens tussen de Territoriale wateren (TTW) van Aruba en Venezuela. Hierdoor besloot ik als de dienstdoende gezagvoerder van de dagdienst, met de kustwachtpatrouille (de MS09) uit te varen richting voornoemde positie om voornoemd radar contact te kunnen identificeren en poolshoogte te nemen.
Omstreeks 08:43 uur, bevonden wij in voornoemd positie. Alhier zag ik, verbalisant, op een afstand van ongeveer 20 meter van de MS09 vandaan, een Venezolaans vissersbarkje, wit van kleur. lk, verbalisant, zag duidelijk dat bij het benaderen van de MS09, voornoemd Venezolaans visbarkje direct koers veranderde en vaart aanzette richting het zuiden. Tevens zag ik, verbalisant, op een afstand van ongeveer 20 meter voor de boeg van voornoemd Venezolaans barkje, een ander vaartuig, met een hogere snelheid dan het barkje, in zuidwestelijke richting wegvaren. Met behulp van de door de dienst verstrekte verrekijker heb ik, verbalisant, voornoemd vaartuig kunnen herkennen als de door ons bekende lokale vissersvaartuig genaamd "[naam vaartuig]".
Gezien het feit dat beide vaartuigen gevlucht hadden richting de TTW van Venezuela en dat wij de TTW van Venezuela niet binnen mogen varen, waren wij enkele minuten in de omgeving, wel binnen de TTW van Aruba, blijven dobberen. Dit met de bedoeling om op de "[naam vaartuig]"te wachten zodra hij de TTW van Aruba weer binnen zou varen, om deze aan een controle te onderwerpen.
Omstreeks 09:15 uur, besloot ik, verbalisant, terug richting basis te varen en voornoemd vaartuigen op de radar te blijven monitoren. Omstreeks 10:15 uur, zag ik, verbalisant, een kleine radar contact de Commandeursbaai binnenvaren. Vervolgens besloot ik, verbalisant, aangezien wij het vaartuig "[naam vaartuig]" op zee hadden waargenomen en deze van de MS09 heeft gevlucht, naar zijn afmeer plaats bij Zeewijk te gaan om aldaar poolshoogte te gaan nemen.
Omstreeks 10:30 uur waren wij bij de steiger te Zeewijk aangekomen. Aldaar zag ik, verbalisant, dat de "[naam vaartuig]", met registratieletter en -nummers [kentekennummer], net had afgemeerd.
Vervolgens had ik, verbalisant, aan de kapitein, welke de door ons bekende mannelijke persoon is genaamd [verdachte], mij geïdentificeerd als Kustwacht en hem op de hoogte gesteld dat wij een controle op zijn vaartuig gingen uitvoeren. Hieraan werkte de kapitein mee en konden we beginnen met de controle. Tijdens controle werden er vijf (5) grote witte koelboxen en een (1) blauwe koelbox aangetroffen, welke helemaal tot top gevuld waren met diverse vissoorten. Wat op te merken was, was het feit dat alle vissen al schoon en geopend waren, dus zonder hun ingewanden.
In opdracht van de piketofficier van justitie werd de vis in beslag genomen ter vernietiging. Al de in beslag genomen vissen werden gewogen, alwaar de totaal gewicht tot 585 kilogram uit kwam.
Omstreeks 13:00 uur, werd er telefonisch contact op genomen met de Havenmeester van Aruba met de vraag of het vaartuig "[naam vaartuig]" toestemming van hem had gekregen om vis Aruba te mogen binnen voeren conform artikel 6.1, lid 1 van de Calamiteitenverordening. Hierop benadrukte de havenmeester dat bedoelde vaartuig geen vergunning hiervoor heeft.
* Een geschrift, zijnde Ontvangstbewijs (inbeslagname), van 5 september 2020 van [verbalisant], voor zover inhoudende, alsrelaas van die verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant], verklaar te hebben in beslag genomen van [verdachte], 585 kilo diverse soorten vis.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer P-2020/05628
feit 1 Overtreding van artikel 6.1, tweede lid, van de Algemene regeling bestrijding COVID-19 LVIII (AB2020 no. 126),
feit 2: Overtreding van artikel 6.1, eerste lid, van de Algemene regeling bestrijding COVID-19 LVIII (AB2020 no. 126),
beiden strafbaar gesteld bij artikel 19 van de Calamiteitenverordening.
in de zaak met parketnummer P-2020/08328
feit 2: Overtreding van artikel 6.1, eerste lid, van de Algemene Regeling Bestrijding COVID-19 LX (AB2020 no. 128),
strafbaar gesteld bij artikel 19 van de Calamiteitenverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Vanaf maart 2020 is wereldwijd sprake van een pandemie van de zeer besmettelijke infectieziekte Covid-19 dat veroorzaakt wordt door het virus SARS-CoV-2, die alhier werd aangemerkt als de aanwezigheid van een ramp in de zin van de Calamiteitenverordening. De overheid heeft vanwege het urgente belang bij de beheersing en voorkoming van verdere verspreiding van deze infectieziekte in Aruba, en ter voorkoming van gevaar voor personen en goederen, beperkende regels gesteld met betrekking tot onder andere de binnenkomst van personen en goederen. Deze regels zijn telkens via ministeriële regelingen, aangeduid als ‘Algemene regeling COVID 19’, vastgesteld.
De verdachte heeft op 28 augustus 2020 en op 5 september 2020 de toen geldende maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van de infectieziekte Covid in Aruba, overtreden, door op beide dagen met zijn boot "[naam vaartuig]” vis Aruba binnen te brengen zonder daarvoor de vereiste toestemming van de havenmeester te hebben verkregen, en op 28 augustus 2020 contact te maken met een Venezolaans vaartuig met als oogmerk de overslag van vis, wederom zonder de daartoe vereiste toestemming van de havenmeester te hebben verkregen.
Door zich niet te houden aan de noodzakelijke regels ter voorkoming van de verspreiding van Covid-19 heeft de verdachte de algemene volksgezondheid van Aruba in gevaar gebracht en het urgente belang van de volksgezondheid, dat vanwege de uitbraak van Covid-19 in het geding was, geschonden. Dit wordt hem ook zeer kwalijk genomen.
Bij de strafoplegging houdt het Gerecht ook rekening met de omstandigheid dat de verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 28 september 2021, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke overtredingen, en daarom als ‘first offender’ heeft te gelden.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een geldboete ter zake van de overtredingen passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

10.In beslag genomen voorwerpen

Uit het dossier blijkt dat de inbeslaggenomen vis reeds is vernietigd, zodat deze goederen niet meer bestaan. Ten aanzien daarvan zal dan ook geen (nadere) beslissing volgen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:54, 1:55, en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
in de zaak met parketnummer P-2020/05628
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde feiten zoals hiervoor onder 5 bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor, onder 7, omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 3.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal binnen dertig (30) dagen nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, te vervangen door
zestig (60) dagen hechtenis;
in de zaak met parketnummer P-2020/08328
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
Afl. 2.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal binnen dertig (30) dagen nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, te vervangen door
veertig (40) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 11 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: