ECLI:NL:OGEAA:2021:63

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AUA201903744
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 16 februari 2021, wordt het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de minderjarige te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten, afgewezen. De zaak betreft een familiezakenprocedure waarin de sociale omstandigheden van de ouders en de minderjarige centraal staan. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, heeft het verzoek ingediend tegen de vader, vertegenwoordigd door mr. D.M. Canwood. De minderjarige, geboren in 2006 in Colombia, is betrokken als belanghebbende.

De procedure is gestart na een eerdere beschikking van 7 januari 2020, waarin de Voogdijraad werd verzocht om onderzoek te verrichten naar de situatie van de minderjarige. De Voogdijraad heeft in haar rapport van 25 mei 2020 geconcludeerd dat er geen redenen zijn om het gezamenlijk gezag te wijzigen, aangezien beide ouders betrokken zijn bij de opvoeding van de minderjarige en er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem raakt tussen de ouders.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de communicatie tussen de ouders problematisch is, maar dat zij in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de minderjarige. Het gerecht heeft vastgesteld dat beide ouders geschikt zijn om de minderjarige op te voeden en dat er geen gronden zijn om het verzoek van de moeder te honoreren. De omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, die eerder voorlopig was vastgesteld, wordt definitief gemaakt. De beschikking eindigt met de vaststelling van de omgangsregeling, waarbij de vader de minderjarige om de week van vrijdagmiddag tot zondagavond bij zich heeft.

Uitspraak

Beschikking van 16 februari 2021
Zaaknummer E.J. nr. AUA201903744
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
tegen
[Naam verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
Belanghebbende:
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in Colombia,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van deze procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 7 januari 2020, waarbij de Voogdijraad is verzocht om onderzoek te verrichten naar de sociale omstandigheden van partijen ter beantwoording van de vraag of er in dit geval zich een zodanige verandering van de situatie heeft voorgedaan dat het niet langer in het belang van de minderjarige is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven, dan wel of in dit geval een kinderbeschermingsmaatregel geïndiceerd is.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad van 25 mei 2020;
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 29 september 2020, waar zijn verschenen de moeder in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, de vader bij zijn gemachtigde voornoemd, en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, de heer [naam medewerker voogdijraad].
De datum van de uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Aan de orde is de vraag of het gezag gewijzigd dient te worden, in die zin dat de moeder voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast.
2.2
Zoals in de beschikking van 7 januari 2020 reeds is overwogen, is het verzoek gebaseerd op artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW).
2.3
Bij de beoordeling neem het gerecht het volgende in aanmerking.
2.3.1
Uit het rapport van de Voogdijraad kan het volgende worden afgeleid.
De minderjarige is vanaf 2016/2017 af en aan behandeld door een psycholoog wegens gedragsproblemen.
In juni 2019 werd Bureau Sostenemi ingeschakeld vanwege onenigheden tussen de ouders wat betreft de opvoeding van de minderjarige en onmacht bij de moeder. In gezamenlijk overleg werd toen besloten om de minderjarige bij de vader te laten wonen.
In de zomervakantie 2019 zijn de vader en de minderjarige naar Colombia gegaan voor medische controle en behandeling van de minderjarige aan haar ogen. Aldaar is zij ook onderzocht door een psychiater en kreeg ze medicatie (Risperidon) voorgeschreven. Bij terugkomst uit Colombia is de minderjarige weer bij de moeder gaan wonen, wat niet conform de afspraak was.
In oktober 2019 vertrok de moeder naar het buitenland en bleef de minderjarige bij de vader. De vader heeft de minderjarige toen een keer geslagen. Na terugkomst van de moeder heeft zij tegen de vader aangifte gedaan wegens mishandeling van de minderjarige. De vader heeft hierdoor vier dagen in voorarrest gezeten.
Eind oktober 2019 heeft de psycholoog van de Directie Sociale Zaken de behandeling gestopt, omdat de ouders adviezen niet opvolgden, zij niet op één lijn zaten wat betreft de opvoeding van de minderjarige en andere beslissingen namen dan wat was afgesproken. Vanaf november 2019 krijgt de minderjarige psychologische behandeling via Respaldo. Daarnaast gaat zij ook naar een psychiater en gebruikt zij nog Risperidon.
De moeder beschrijft de communicatie met de vader als dreigend naar haar toe en slecht. Deze communicatie is verslechterd sinds zij aangifte tegen de vader heeft gedaan wegens mishandeling. Zij heeft de vader geblokkeerd op “
social media”, maar neemt nog wel op als hij haar belt. De moeder is het niet eens met de manier waarop de vader de minderjarige disciplineert, maar ze wil wel dat hij betrokken blijft in het leven van de minderjarige.
Volgens de vader heeft hij vanaf oktober 2019 tot en met januari 2020 geen contact gehad met de moeder. Hij ontwijkt de moeder om onenigheden te voorkomen. Als moeder belt en om hulp vraagt met de minderjarige, dan helpt hij haar. Volgens de vader heeft hij de moeder nooit tegengewerkt wat betreft de minderjarige. Hij wenst betrokken te blijven in het leven van de minderjarige en wil het gezamenlijk gezag handhaven.
De Voogdijraad constateert dat beide ouders betrokken zijn in het leven van de minderjarige, dat de ouders met elkaar kunnen communiceren, dat de minderjarige (bijna) elk weekend bij de vader is, en dat de band tussen de minderjarige en de vader goed is. De Voogdijraad concludeert dat de minderjarige niet klem dreigt te raken tussen de ouders, en dat er geen redenen zijn om de moeder alleen met het gezag te belasten. Geadviseerd wordt het gezamenlijk gezag van de ouders te handhaven
2.3.2
De moeder kan zich niet vinden in het advies van de Voogdijraad, en persisteert in haar standpunt dat gezamenlijk gezag niet in het belang is van de minderjarige. Volgens de moeder is zij het zat dat ze steeds achter de vader aan moet lopen om zijn medewerking of handtekening te krijgen voor het een en ander. De communicatie tussen hen behoort goed te verlopen, maar zij communiceren alleen via de minderjarige. Zij kan niet op de vader rekenen omdat hij nergens op tijd komt en telkens gemaakte afspraken vergeet. Wat betreft de omgang tussen de minderjarige en de vader, voert de moeder aan dat de minderjarige om het weekend naar de vader gaat en dat de moeder dit zo wil houden.
2.3.3
De vader sluit zich aan bij het advies van de Voogdijraad. De omgang verloopt goed, volgens de vader.
2.4
Volgens artikel 1:247 lid 1 BW omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van een ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Het ouderlijk gezag houdt een aantal bevoegdheden in die nodig zijn voor de opvoeding en verzorging, zoals onder andere de bevoegdheid om belangrijke beslissingen in het leven van het kind (zoals over de verblijfplaats, de school, medische zaken, geloofsbeleving, vrije tijdsbesteding) te nemen. In geval van gezamenlijk gezag worden dergelijke beslissingen samen met de andere gezaghebbende ouder genomen.
2.5
Het gerecht stelt voorop dat het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer meebrengt dat in het belang van een kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over het kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het gerecht overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat de ouders, zij het in beperkte mate, met elkaar kunnen communiceren, dat zij beiden een (redelijk) goede band met de minderjarige hebben en dat ze beiden betrokken zijn in het leven van de minderjarige en bij haar verzorging en opvoeding. Dat sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige bij handhaving van het gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders, is niet gebleken. Hetgeen de moeder heeft aangevoerd is daartoe onvoldoende.
2.6
Het gerecht acht op grond van het bovenstaande beide ouders geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van de ouders mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat er geen gronden bestaan voor het oordeel dat het belang van de minderjarige vereist dat de moeder voortaan alleen met het gezag over haar wordt belast. Het verzoek van de moeder zal dan ook worden afgewezen.
Omgang
2.7
Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven dat de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, zoals die op de zitting van 7 januari 2020 is bepaald, goed verloopt. Het gerecht ziet daarom aanleiding om deze voorlopige omgangsregeling definitief te maken. Het gerecht wijst partijen erop dat deze omgangsregeling in overleg met elkaar kan worden uitgebreid, en dat bij de uitvoering van de omgangsregeling enige flexibiliteit van de ouders mag worden verwacht.
3. DE BESLISSING
Het gerecht:
- bepaalt de omgangsregeling tussen de vader [naam verweerder] en de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in Colombia als volgt:
* om de week: vanaf vrijdagmiddag na school tot en met zondagavond 19:00 uur,
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter zitting van 16 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.