Op 19 oktober 2021 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, geboren in respectievelijk 2011, 2015, 2018 en 2020. De zaak werd aangespannen door de Voogdijraad, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van één jaar. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 9 juli 2021 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 september 2021. Tijdens deze zitting waren de moeder van de minderjarigen, de voorgestelde gezinsvoogdes en de raadsonderzoekers van de Voogdijraad aanwezig.
De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder van de minderjarigen niet in staat is om de zorg voor hen adequaat te vervullen. De minderjarigen sub 2 en 3 zijn erkend, terwijl sub 1 en 4 dat niet zijn. De moeder heeft psychische problemen en weigert hulp te zoeken, wat leidt tot een onveilige thuissituatie voor de kinderen. De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de minderjarigen ernstig bedreigd worden in hun ontwikkeling en dat een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is.
Het gerecht heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De minderjarigen worden onder toezicht gesteld en geplaatst bij respectievelijk Casa Cuna Progreso en Stichting Kinderhuis Imeldahof. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn. Deze beslissing is genomen door mr. A.J. Martijn, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, en is gedateerd op 19 oktober 2021.