ECLI:NL:OGEAA:2021:61

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AUA202001464
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de vader, vertegenwoordigd door mr. N.S. Gravenstijn, verzocht om wijziging van het gezag over zijn minderjarige dochter, geboren in 2011, en om een omgangsregeling met haar vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door de advocaten mrs. E.A. Th. Kuster en A.I.N. Fräser, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De vader stelt dat hij een nauwe band met de minderjarige heeft en dat hij niet betrokken wordt bij belangrijke beslissingen die haar aangaan. Hij heeft aangegeven dat de moeder hem uitsluit van belangrijke zaken en dat hij niet in staat is om schoolactiviteiten bij te wonen. De moeder daarentegen heeft aangevoerd dat zij de minderjarige alleen heeft verzorgd en dat de vader niet in het belang van het kind handelt. Zij heeft ook zorgen geuit over de omgang tussen de vader en de minderjarige, waaronder het feit dat de vader haar dwingt om mee te gaan naar familiefeestjes en dat er vreemde mannen in zijn huis verblijven.

De rechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het verzoek om gezamenlijk gezag is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De rechter oordeelt dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen en verzoekt de Voogdijraad om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen. Tevens wordt de Voogdijraad gevraagd om te onderzoeken hoe het omgangsrecht van de vader ingevuld kan worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing is gegeven op 16 februari 2021.

Uitspraak

Beschikking van 16 februari 2021
behorend bij EJ nr. AUA202001464
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn ,
en
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen de moeder,
gemachtigde: de advocaten mrs. E. A. Th. Kuster en A.I.N. Fräser.
Belanghebbende:
[Belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba,
de minderjarige,

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 22 juni 2020;
- de akte aanvulling verzoekschrift en petitum, ingediend via email op 2 november 2020;
- het verweerschrift, ingediend via email op 2 november 2020;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 3 november 2020, waar zijn verschenen de vader bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, de moeder bijgestaan door mr. Kuster voornoemd, en de raadsonderzoeker, de heer [X] voor de Voogdijraad,
- de (rol)zitting van 15 december 2020, waar partijen te kennen hebben gegeven geen regeling te hebben bereikt en hebben verzocht om onderzoek door de Voogdijraad te laten verrichten.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarige voornoemd is geboren uit de affectieve relatie tussen partijen en is door de vader erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast, tot het bepalen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige op de wijze zoals die door de vader is voorgesteld en tot het bevelen van de moeder om de vader op de hoogte stellen en te informeren over alle belangrijke zaken die de minderjarige aangaat zoals bijvoorbeeld medische aangelegenheden, schoolactiviteiten en ouderavonden.
3.1.1
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de vader gesteld dat hij een nauwe band heeft met de minderjarige, dat hij zielsveel van haar houdt, dat hij niet betrokken wordt bij belangrijke zaken die de minderjarige aangaan en dat hij steeds uitgesloten wordt bij het nemen van belangrijke beslissingen over de minderjarige. De vader wenst deel te nemen in de beslissingen die ten aanzien van de minderjarige worden genomen. Verder heeft de vader gesteld dat de moeder moeilijk doet wanneer hij omgang met de minderjarige wil, dat hij door toedoen van de moeder nooit schoolactiviteiten van de minderjarige heeft kunnen bijwonen en dat hij niet ingelicht wordt over de stand van zaken met betrekking tot de minderjarige.
3.2
De moeder heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
3.2.1
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag verzet en heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd.
Zij heeft vanaf de geboorte van de minderjarige, haar nagenoeg alleen verzorgd omdat de vader het te druk had met zijn werk en andere persoonlijke aangelegenheden. Partijen maken vaak ruzie, de communicatie tussen hen raakt snel verhit en de vader kan erg agressief reageren, ook in bijzijn van de minderjarige met als gevolg dat de minderjarige op jonge leeftijd door een psycholoog werd gezien, en de moeder eens aangifte tegen hem heeft gedaan. De vader handelt niet altijd in het belang van de minderjarige, en heeft inmiddels bewezen dat hij de minderjarige niet de nodige rust, routine, discipline en veiligheid kan bieden, aldus de moeder.
3.2.2
Wat betreft de omgang heeft de moeder aangevoerd dat zij de vader nooit heeft belemmerd in het contact met de minderjarige, maar dat zij zich wel zorgen maakt, omdat de vader de minderjarige bijvoorbeeld verplicht om mee te gaan naar familiefeestjes waar de minderjarige niet naartoe wil en tijdens de ‘shelter at home’- periode met haar op straat begaf. Verder heeft de moeder aangevoerd dat de minderjarige bij de vader thuis geen vaste bedtijd heeft, niet op tijd en niet gezond eet en drinkt, en dat bij vader constant vreemde mannen in huis rondhangen, die kennelijk kamers huren in de woning van de vader.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek om gezamenlijk gezag is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Het gerecht acht zich, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, in dit stadium, nog onvoldoende voorgelicht om op dit punt een beslissing te nemen, en zal de Voogdijraad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat dat zij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
Omgang
4.3
Partijen zijn wat betreft het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, tijdens de zitting van 3 november 2020 in de gelegenheid gesteld om onderling tot een regeling te komen. Op 15 december 2020 hebben partijen het gerecht bericht dat zij geen regeling hebben bereikt.
4.4
De Voogdijraad wordt gelet hierop verzocht om bij het onderzoek naar de sociale omstandigheden van partijen, tevens aan de orde te stellen de vraag of en zo ja, op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de vader.
4.5
De zaak zal worden verwezen naar een hieronder te vermelden rolzitting voor overlegging van het rapport door de Voogdijraad.
4.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
- verzoekt de Voogdijraad om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen, waarin de hierboven in overweging 4.2 en 4.4 geformuleerde vragen inzake de gezagsuitoefening en het omgangsrecht van de vader, dienen te worden beantwoord,
- verwijst de zaak naar de zitting van
dinsdag, 11 mei 2021 om 8.30 uur, voor het indienen van vorenbedoeld rapport,
- houdt iedere verdere beslissing aan
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.