ECLI:NL:OGEAA:2021:60

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AUA202000178
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kinderalimentatie door de rechter in Aruba

In deze zaak heeft de vader verzocht om de moeder te veroordelen tot het betalen van Afl. 200,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, een zoon van 8 jaar en een dochter van 7 jaar. De procedure vond plaats op 3 november 2020, waarna de uitspraak op 16 februari 2021 volgde. Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, en dat dit naar draagkracht dient te gebeuren. De vader heeft zijn financiële situatie uiteengezet, waarbij hij aangaf dat zijn inkomen door de coronamaatregelen was gedaald. Hij heeft een netto-maandloon van Afl. 2.820,- en zijn noodzakelijke vaste lasten bedragen Afl. 2.135,-, waardoor hij maandelijks Afl. 685,- overhoudt.

De moeder heeft een gemiddeld netto-maandloon van Afl. 1.500,- en haar noodzakelijke vaste lasten zijn vastgesteld op Afl. 1.200,-. Dit betekent dat zij maandelijks Afl. 300,- overhoudt, maar zij heeft ook vier kinderen, waaronder twee uit een eerdere relatie. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de moeder in staat is om Afl. 100,- bij te dragen aan de kosten van de minderjarigen, maar dat zij haar verplichtingen niet verwaarloost. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht het verzoek van de vader om kinderalimentatie afgewezen, omdat de moeder haar verplichtingen naar behoren nakomt en er geen reden is om haar te veroordelen tot het betalen van de gevraagde alimentatie.

Uitspraak

Beschikking van 16 februari 2021
behorend bij EJ nr. AUA202000178
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
en:
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling ter zitting van 3 november 2020, waarbij de uitspraak op het alimentatieverzoek van de vader is bepaald op een latere datum.

2.DE BEOORDELING

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen tot het betalen van een bedrag van Afl.200,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de thans nog 8-jarige zoon van partijen, [Minderjarige 1], en de thans nog 7-jarige dochter, [Minderjarige 2].
2.2
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
2.3
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
2.4
De kosten van verzorging en opvoeding
2.4.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
2.4.2
Het gerecht zal verder rekening houden met de post “naschoolse opvang” ad Afl. 270,- per kind per maand, nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt door de vader en de moeder deze kosten niet heeft weersproken. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarigen worden vastgesteld op Afl. 720,- per kind per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
2.5
De draagkracht van de vader
2.5.1
De vader heeft onbetwist gesteld dat zijn salaris ten gevolge van de door de overheid genomen maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, is verlaagd. Vergeleken met de loonstroken over de maanden mei tot en met december 2019, toen hij een gemiddeld maandinkomen had van Afl.3.505,-, blijkt dat hij in augustus en september 2020 minder uren heeft gewerkt en dat hij de “child care fee” ad Afl. 280,- per maand niet meer ontvangt. Zijn gemiddeld netto-maandloon over de maanden augustus en september 2020 is Afl. 2.820,-.
2.5.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat de vader een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht houdt verder rekening met de post “huur” ad Afl. 735,-.
2.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.135,-.
2.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.820 - Afl. 2.135 =) Afl. 685,- waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
2.6
De draagkracht van de moeder
2.6.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken is gebleken dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 1.500,-, inclusief commissie.
4.5.2
Wat betreft de lasten van de moeder gaat het gerecht ervan uit - gelet op de omstandigheid dat zij samenwoont met haar echtgenoot, die geacht wordt in de kosten bij te dragen - dat zij een bedrag van minimaal Afl. 700,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen haar aandeel in de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, en haar persoonlijke verzorging, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post “huur” ad Afl. 500,- (zijnde de helft van de huurkosten) Met de overige door de moeder opgevoerde posten zal het gerecht geen rekening houden, nu niet is gebleken dat deze prioriteit dienen te genieten boven de kinderalimentatie.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.200,--.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (1.500 – 1.300 =) Afl. 200,- waarmee zij dient te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van haar vier minderjarige kinderen, inclusief haar 15-jarige en 12-jarige dochters uit een eerdere relatie.
4.6
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks met Afl. 100,- kan bijdragen in de kosten van de minderjarigen. Nu de minderjarigen maandelijks ook minstens 10 dagen bij haar doorbrengen en zij dan de kosten van eten en drinken draagt, is er geen reden om te oordelen dat zij haar verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt. Het verzoek zal gelet hierop dan ook worden afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter zitting van dinsdag 16 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.