ECLI:NL:OGEAA:2021:598

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
623 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2003, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte verscheen zonder advocaat ter terechtzitting, waar de officier van justitie, mr. T. Rethmeier, vorderde om de verdachte vrij te spreken van het eerste feit en hem te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand voor het tweede feit. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij de verdachte op het moment van de handelingen zestien jaar oud was en het slachtoffer, [betrokkene], twaalf jaar oud was.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor het eerste feit, waardoor de verdachte hiervan werd vrijgesproken. Voor het tweede feit, dat betrekking had op artikel 2:200 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, overwoog het Gerecht dat niet alle seksuele handelingen tussen minderjarigen per definitie ontuchtig zijn. De verdachte en [betrokkene] hadden een relatie en waren verliefd, wat leidde tot de conclusie dat de handelingen niet als ontuchtige handelingen konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk sprak het Gerecht de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten, waarbij het de context van de relatie tussen de betrokkenen en hun leeftijdsverschil in overweging nam. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door zittingsgriffier Y.G. Wilsoe, en vond plaats in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/17436
Zaaknummer: 623 van 2021
Uitspraak: 28 oktober 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 2003 in [plaats],
wonende in [plaats], te [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. De verdachte is zonder bijstand van een advocaat ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. T. Rethmeier, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht verdachte van hetgeen hem onder 1 is ten laste gelegd zal vrijspreken en het onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een (1) maand met een proeftijd van twee (2) jaren.
De verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van
januari 2018 tot en met 6 juli 2018te Aruba, met
[betrokkene], geboren op 7 juli 2006,die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [betrokkene], hebbende hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [betrokkene] gebracht en/of gehouden
(art. 2:199 Wetboek van Strafrecht van Aruba)
2. hij in of omstreeks de periode van
7 juli 2018 tot en met 8 juli 2019te Aruba, met
[betrokkene], geboren op 7 juli 2006,die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [betrokkene], hebbende hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [betrokkene] gebracht en/of gehouden;
(art. 2:200 Wetboek van Strafrecht van Aruba)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde, is het Gerecht met de officier van justitie en verdachte van oordeel, dat voor het ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2 te laste gelegde, overweegt het Gerecht als volgt.
De tenlastelegging is toegespitst op artikel 2:200 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (Sr). Ingevolge deze bepaling wordt hij die met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren.
Verdachte wordt verweten dat hij, toen hij zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de destijds twaalfjarige [betrokkene]. De verdachte heeft ter zitting verklaard, dat hij verkering had met [betrokkene], dat zij beiden seksuele relatie met elkaar wilden, en dat het voor beiden de eerste keer was.
Dat in dit geval sprake is van het “seksueel binnendringen van het lichaam van [betrokkene]” kan dan ook worden vastgesteld en bewezen worden verklaard.
Gelet op de verklaring van verdachte, die overigens wordt gesteund door de verklaring van [betrokkene] bij de politie, ziet het gerecht zich echter voor de vraag gesteld of de bewezen verklaarde seksuele handelingen, ontuchtige handelingen zijn als bedoeld in artikel 2:200 Sr.
Bij de beantwoording stelt het Gerecht voorop dat artikel 2:200 Sr strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Het artikel beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat niet alle seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en de zestien jaren per definitie een ontuchtig karakter hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien de handelingen vrijwillig tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen, plaatsvinden. (vgl. HR van 15 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:415)
Uit voornoemde verklaringen van zowel de verdachte als [betrokkene], leidt het Gerecht het volgende af.
Verdachte en [betrokkene] hebben elkaar eind 2018 via sociale media leren kennen. In januari 2019 hebben ze elkaar voor het eerst bij Palm Beach Plaza in persoon ontmoet, toen ze daar beiden met een groep vrienden waren. [betrokkene] heeft toen tegen de destijds vijftienjarige verdachte gezegd dat zij ook vijftien jaar oud was. Een maand later kwamen ze elkaar weer in persoon tegen en kregen toen verkering. Ze stuurden elkaar seksueel getinte foto’s en video’s, omdat ze elkaar maar een keer per maand konden ontmoeten. Verdachte vierde op 16 maart 2019 zijn zestiende verjaardag en een week later hadden hij en [betrokkene] voor het eerst seks met elkaar. Ze waren verliefd en wilden met elkaar vrijen. [betrokkene] heeft overigens bij de politie te kennen gegeven dat zij niet wil dat de verdachte gestraft wordt. De relatie is in juli 2019 uitgegaan nadat de ouders van [betrokkene] aangifte tegen verdachte hadden gedaan.
Op grond van het vorenstaande stelt het Gerecht vast dat het hier gaat om twee minderjarigen die in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen, die ten tijde van de verweten gedraging middelbare scholieren waren, die verliefd op elkaar waren en met elkaar verkering hadden, die beiden seks met elkaar wilden en die elkaar hebben ontmaagd.
Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat de bewezen verklaarde seksuele handelingen niet als ontuchtige handelen in de zin van artikel 2:200 Sr kunnen worden aangemerkt.
De verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door Y.G. Wilsoe, (zittingsgriffier), en op 28 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
uitspraakgriffier: