ECLI:NL:OGEAA:2021:597

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AUA202102841
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Merantillas N.V. en [verweerder] wegens ongeoorloofd verzuim en onvoldoende communicatie over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Merantillas N.V. (verzoekster, hierna: RIU) en [verweerder]. RIU verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder], en met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten. De zaak kwam voort uit een geschil over ongeoorloofd verzuim en de communicatie omtrent de arbeidsongeschiktheid van [verweerder].

[Verweerder] was sinds 10 september 2013 in dienst bij RIU en had zich op 16 juli 2021 arbeidsongeschikt gemeld. RIU stelde dat [verweerder] vanaf zijn ziekmelding niets van zich had laten horen en op 25 juli 2021 zonder aankondiging weer op het werk verscheen. RIU voerde aan dat dit ongeoorloofde verzuim en het niet op de hoogte houden van RIU over zijn arbeidsongeschiktheid een dringende reden vormden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Het Gerecht oordeelde dat het ongeoorloofde verzuim van één dag en het onvoldoende op de hoogte houden van RIU niet voldoende gewicht hadden om als dringende reden te kwalificeren. Echter, het Gerecht erkende dat er een onwerkbare situatie was ontstaan tussen partijen, aangezien beide partijen geen heil meer zagen in een voortzetting van de arbeidsrelatie. Het verzoek van RIU werd toegewezen, en de arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 24 november 2021, met toekenning van een vergoeding van Afl. 17.500,- aan [verweerder].

Uitspraak

Beschikking van 16 november 2021
Behorend bij E.J. nr. AUA202102841
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MERANTILLAS N.V.,
gevestigd te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: RIU,
gemachtigde: de advocaat mr. V.C. Perše,
tegen
[Naam verweerder],
wonend te Aruba,
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, van 30 september 2021;
  • de brief van [verweerder] met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling;
  • het verweerschrift met een productie;
  • de brief van RIU met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota’s van beide partijen;
  • de mondelinge behandeling van 22 oktober 2021.
1.2.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1. [
[Verweerder] (36 jaar oud) is op 10 september 2013 in dienst getreden bij RIU. Hij werkte hier laatst in de functie van ‘waiter’, tegen een gemiddeld maandsalaris van Afl. 4.479,17. [Verweerder] werkte doorgaans in een shift van 15.00 uur tot 23.00 uur.
2.2.
In het personeelshandboek van RIU, waarvan [verweerder] ook een exemplaar heeft ontvangen, is onder meer het volgende bepaald:
d. Abandonment of Position
An employee is considered to have abandoned his/her position when absent for two consecutive working days without notifying their Department Manager of the reason for their absence. (…)
e. Sickness Procedure
(…) Keep your HR department posted of the progress of your incapacity and inform him after each control visit on this and notify him on the SVB order to resume your duties. (…)

4.Standard of Conduct

Calabas Hotel N.V. expects its employees to uphold high standards of performance and conduct. The following grounds, which are not an eliminative enumeration, are examples of ground for disciplinary action which may include termination. (…)
7. Abandonment of the job”
2.3.
Sinds 14 juni 2021 staat [verweerder] onder behandeling van de huisarts, in verband met depressie-gerelateerde klachten. Aan de huisarts heeft [verweerder] gemeld dat deze klachten onder meer worden veroorzaakt door de ‘toxische’ werkomgeving bij RIU, als gevolg van competitie en werkdruk.
2.4.
Op 16 juli 2021 heeft [verweerder] zich arbeidsongeschikt gemeld bij RIU. Op 19 juli 2021 heeft hij vervolgens de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gebeld voor controle. De SVB heeft hem meegedeeld dat zij ter beoordeling van de arbeidsongeschiktheid informatie nodig heeft van de huisarts van [verweerder]. Op 22 juli 2021 heeft de SVB die informatie ontvangen.
2.5.
Op 23 juli 2021 om 15:14 uur heeft de SVB [verweerder] gebeld en hem meegedeeld dat hij geen recht heeft op ziekengeld, zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 Landsverordening Ziekteverzekering, vanaf 20 juli 2021. De SVB heeft [verweerder] meegedeeld dat hij RIU hierover dient te informeren.
2.6. [
[Verweerder] was van plan om op 24 juli 2021 om 15.00 uur weer aan het werk te gaan bij RIU. Hij heeft op die dag omstreeks 12.00 uur een auto-ongeval gehad. Hij heeft vervolgens op die dag niet gewerkt.
2.7.
Op 25 juli 2021 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden hervat. Hij heeft op die dag een schriftelijke waarschuwing ontvangen, met de volgende reden:
“por presentarse a trabajar despues de estar (AO) y no notificar el dia de reincorporanse a su trabajo para que podamos evitar de llaiyar a contratistas”
2.8.
Op 4 augustus 2021 heeft RIU aan [verweerder] bij brief gemeld dat zij bij het voorbereiden van de salarisadministratie heeft opgemerkt dat [verweerder] van 19 tot 24 juli 2021 ongeoorloofd afwezig was, aangezien de SVB heeft geoordeeld dat hij niet arbeidsongeschikt was. RIU heeft [verweerder] verzocht hier een verklaring voor te geven. [verweerder] heeft in een gesprek een verklaring gegeven, maar die was niet naar tevredenheid van RIU. RIU heeft [verweerder] vervolgens op 4 augustus 2021 geschorst, met behoud van loon.

3.HET GESCHIL

3.1.
RIU heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst tussen partijen met onmiddellijke ingang, althans op een door dit gerecht te bepalen dag te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder], met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek legt RIU (samengevat) het volgende ten grondslag. [Verweerder] heeft vanaf zijn ziekmelding op 16 juli 2021 niets van zich laten horen, tot hij op 25 juli 2021 onaangekondigd weer op het werk verscheen. [Verweerder] heeft zo niet voldaan aan zijn verplichting om RIU op de hoogte te houden van zijn arbeidsongeschiktheid. Bij het verwerken van de salarissen kwam RIU er daarnaast achter dat zij van de SVB geen ziekengeld voor [verweerder] had ontvangen vanaf 20 juli 2021. Zij heeft op dat moment geconstateerd dat [verweerder] van 19 tot en met 24 juli 2021 zonder gegronde reden afwezig was. Er is daarom gedurende die periode sprake van ongeoorloofd werkverzuim. Deze omstandigheden vormen een dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dan wel veranderde omstandigheden die tot die beëindiging moeten leiden. Dit geldt te meer omdat [verweerder] al een lange lijst met misdragingen op zijn naam heeft staan.
3.3. [
[Verweerder] betwist de omstandigheden die RIU ten grondslag legt aan het verzoek en voert het volgende aan. Bij RIU heerst een ‘toxic environment’. Er is onder meer sprake van spanningen op de werkvloer, onderbezetting en negatieve communicatie. De eerdere waarschuwingen die [verweerder] kreeg zijn ook onterecht gegeven. [Verweerder] vermoedt dat RIU hem probeert weg te pesten. Op 16 juli 2021 hebben die spanningen geleid tot arbeidsongeschiktheid van [verweerder]. [Verweerder] hoorde op 23 juli 2021 van de SVB dat hij niet in aanmerking kwam voor ziekengeld. Hij was echter nog wel arbeidsongeschikt. Toch wilde [verweerder] op 24 juli 2021 weer aan het werk gaan. Nadat hij het auto-ongeval kreeg, is hij thuis echter in slaap gevallen. Hij werd vervolgens te laat, namelijk rond 17.00 uur, wakker. Hij is daarom de volgende dag pas weer begonnen met werken. Ondanks dat [verweerder] de door RIU aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheden bestrijdt, ziet hij geen heil meer in een terugkeer bij RIU. Indien de ontbinding wordt toegewezen verzoekt hij om hem een vergoeding toe te kennen van Afl. 44.791,70 bruto, met oog op de rol die RIU heeft gespeeld in deze situatie.
3.4.
Naar aanleiding van het gemotiveerde verweer van [verweerder] heeft RIU tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat sprake was van ongeoorloofd verzuim op 23 en 24 juli 2021. Haar eerder ingenomen standpunt dat daarvan ook van 19 tot en met 22 juli 2021 sprake was, heeft zij daarmee laten varen.

4.DE BEOORDELING

juridisch kader
4.1.
Op grond van artikel 7:685 BW is ieder van de partijen te allen tijde bevoegd zich tot de rechter te wenden met het verzoek om de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. De rechter kan een dergelijk verzoek slechts inwilligen als zij zich ervan heeft vergewist dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod of een ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dat van dergelijke verboden sprake is, is gesteld noch gebleken. Daarom dient beoordeeld te worden of zich gewichtige redenen in vorenbedoelde zin voordoen.
dringende reden
4.2.
Als gewichtige redenen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW vormen, en veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:685 lid 2 BW). Uit artikel 7:678 lid 1 BW volgt dat als een dringende reden worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Uit vaste rechtspraak volgt dat voor de beoordeling van de vraag of hiervan sprake is, alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen moeten worden.
4.3.
RIU stelt primair dat van een dergelijke dringende reden sprake is omdat (1) [verweerder] op 23 en 24 juli ongeoorloofd afwezig was en (2) omdat hij RIU onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van zijn arbeidsongeschiktheid. In dat kader overweegt het Gerecht het volgende.
afwezigheid 23 juli 2021
4.4. [
[Verweerder] is op 23 juli 2021 om 15:14 uur gebeld door de SVB, met de mededeling dat hij niet in aanmerking komt voor ziekengeld. Dit betekent in beginsel slechts dat hij niet ziek is in de zin van de Landsverordening Ziekteverzekering en dit zegt dus niets over zijn arbeidsongeschiktheid. [Verweerder] stelt dat hij op 23 juli 2021 nog steeds arbeidsongeschikt was. Als RIU had gemeend dat dit niet het geval was had zij [verweerder] naar de bedrijfsarts moeten sturen. Dat heeft zij echter nagelaten. Bij gebrek aan een andersluidend oordeel van een arts gaat het Gerecht er daarom vanuit dat [verweerder] op die dag inderdaad arbeidsongeschikt was. Reeds om die reden kan niet worden geoordeeld dat op 23 juli 2021 sprake was van ongeoorloofd verzuim. Bovendien begint [verweerder] normaal gesproken om 15.00 uur met zijn shift. Ten tijde van het telefoongesprek was zijn shift dus al begonnen. Daarom kan hem ook om die reden in redelijkheid niet worden verweten dat hij op die dag niet heeft gewerkt. Te meer nu RIU er zelf op heeft gewezen dat roosters al langere tijd van tevoren worden gemaakt (punt 20 pleitnota). De afwezigheid op 23 juli 2021 kan daarom niet aan de ontbinding ten grondslag worden gelegd.
afwezigheid 24 juli 2021
4.5. [
[Verweerder] heeft aangevoerd dat hij op 24 juli 2021 gewoon wilde gaan werken, maar dat hij zich had verslapen en pas rond 17.00 uur wakker werd. Het had naar oordeel van het Gerecht op de weg van [verweerder] gelegen om op dat moment ten minste direct met RIU te bellen en te vertellen dat hij zich verslapen had. Hij had dan in overleg met RIU kunnen besluiten of het nog wenselijk was dat hij zou komen werken. [Verweerder] heeft echter geheel op eigen houtje gehandeld en besloten thuis te blijven. Dit kan hem worden aangerekend. Te meer nu hij deze gang van zaken pas tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst heeft toegelicht. Het ongeoorloofde werkverzuim komt op basis van het voorgaande vast te staan voor 24 juli 2021.
voortgang arbeidsongeschiktheid
4.6.
Ook het verwijt van RIU aan [verweerder] dat hij RIU onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van zijn arbeidsongeschiktheid is naar oordeel van het Gerecht terecht. Het had op de weg van [verweerder] gelegen om op 19 en 23 juli 2021 RIU op de hoogte te brengen van zijn contacten met de SVB. Het is immers voor RIU van belang om te weten wat de aard van de arbeidsongeschiktheid is, of [verweerder] in aanmerking komt voor ziekengeld en wanneer [verweerder] weer aanwezig zal zijn. [Verweerder] heeft echter niets van zich laten horen, ondanks de expliciete bepaling in het personeelshandboek. Hij stond immers op 25 juli 2021 zonder aankondiging weer op de stoep bij RIU.
tussenconclusie
4.7.
Het Gerecht oordeelt dat het ongeoorloofde werkverzuim van één dag en het onvoldoende op de hoogte houden van RIU weliswaar verwijtbare gedragingen van [verweerder] zijn, maar dat deze van onvoldoende gewicht zijn om als dringende reden te kwalificeren, zoals bedoeld in artikel 7:677 BW. Daarbij weegt het Gerecht mee dat in het handboek ongeoorloofd werkverzuim pas vanaf 2 dagen wordt aangemerkt als ‘abandonment of position’ en daarmee als mogelijke reden voor een ontslag. Verder is van belang dat gesteld noch gebleken is dat RIU [verweerder] eerder heeft gewezen op het belang van het naleven van de arbeidsongeschiktheidsvoorschriften.
gewijzigde omstandigheden
4.8.
RIU stelt zich subsidiair op het standpunt dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. RIU wordt gevolgd in dit standpunt. [Verweerder] heeft immers zelf ook verklaard dat hij geen heil meer ziet in een terugkeer bij RIU. Aangezien beide partijen de arbeidsverhouding niet wensen voort te zetten, is een onwerkbare situatie ontstaan tussen RIU en [verweerder]. De arbeidsovereenkomst behoort dan ook op korte termijn te eindigen. Het verzoek van RIU wordt in zoverre daarom toegewezen.
ontbindingsvergoeding
4.9.
Op grond van artikel 7:685 lid 8 BW kan de rechter aan een van de partijen een vergoeding toekennen ten laste van de wederpartij, wanneer dat haar met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt.
4.10.
Het Gerecht overweegt dat beide partijen voor een gedeelte schuld hebben aan deze ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zoals hiervoor overwogen kan het [verweerder] worden aangerekend dat hij gedurende zijn arbeidsongeschiktheid en op 24 juli 2021 niets heeft laten weten aan RIU. Hij is op 25 juli 2021 zonder een bericht weer verschenen op de werkvloer. Hierdoor ontstaat het beeld van [verweerder] als werknemer die zich slechts focust op de verplichtingen van de werkgever, zonder oog te hebben voor de verplichtingen die op hemzelf rusten. Als werknemer dient [verweerder] immers ook rekening te houden met de belangen van zijn werkgever, zeker nu er al sprake was van spanningen tussen partijen. Van dit bewustzijn heeft hij weinig blijk van gegeven, ook tijdens deze procedure.
4.11.
Daar staat tegenover dat ook RIU een verwijt valt te maken. Aangezien er al langere tijd sprake was van gespannen verhoudingen tussen partijen had meer van haar mogen worden verwacht. [Verweerder] heeft meerdere keren aangekaart dat hij de werkrelatie als onprettig ervaart en dat dit leidt tot gezondheidsklachten voor hem. Gesteld noch gebleken is dat RIU deze klachten serieus heeft opgepakt. Integendeel, RIU heeft deze spanningen verder op scherp gezet door [verweerder] direct op de eerste werkdag na zijn arbeidsongeschiktheid een waarschuwing te geven, in plaats van samen met hem te zoeken naar het wegnemen van de oorzaken voor de arbeidsongeschiktheid. Verder heeft RIU tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] nagelaten hem te laten onderzoeken door een bedrijfsarts, maar heeft zij hem later op 4 augustus 2021 (ongefundeerd) beschuldigd van ongeoorloofd verzuim vanaf 19 juli 2021. Pas gedurende deze procedure heeft zij dit standpunt (deels) laten varen. Gezien de aard van de arbeidsongeschiktheid had op dit punt meer mogen worden verwacht van de re-integratie-inspanningen van RIU.
4.12.
Gelet op het voorgaande en met inachtneming van de overige omstandigheden, acht het Gerecht een vergoeding van Afl. 17.500,- rechtvaardig. Hierop strekt een eventueel toe te kennen cessantia-uitkering in mindering
gelegenheid tot intrekking en proceskosten
4.13.
Op grond van artikel 7:685 lid 9 BW zal RIU de gelegenheid krijgen om het ontbindingsverzoek in te trekken. Als zij dit doet zal zij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], die tot aan deze uitspraak worden begroot op
Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris. Als RIU haar verzoek niet intrekt, brengt de uitkomst van deze procedure met zich dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
- stelt partijen ervan in kennis het voornemen te hebben om de arbeidsovereenkomst per 24 november 2021 te ontbinden, onder toekenning aan [verweerder] van een vergoeding van Afl. 17.500,-, waarop een eventueel toe te kennen cessantiauitkering in mindering strekt;
- bepaalt dat RIU de gelegenheid heeft om het verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffie, die uiterlijk op 23 november 2021 ontvangen dient te zijn, met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
- veroordeelt RIU, voor zover zij haar verzoek intrekt, in de proceskosten van [verweerder], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris;
voor het geval RIU haar verzoek niet intrekt, wordt alvast beslist:
- ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van 24 november 2021;
- veroordeelt RIU tot betaling aan [verweerder] van een vergoeding van Afl. 17.500,- waarop een eventueel toe te kennen cessantia-uitkering in mindering strekt;
- compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 16 november 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202102841
Inhoudsindicatie: Ontbinding arbeidsovereenkomst
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel, arbeidsrecht
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: