In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een verzoek van de vrouw om partneralimentatie van de man na hun echtscheiding. Partijen waren van 30 juli 1990 tot 25 februari 2020 met elkaar getrouwd. De vrouw, 62 jaar oud, ontvangt een bijstandsuitkering van Afl. 450,- per maand, terwijl de man, 66 jaar oud, werkt als beveiligingsmedewerker en een ouderdomspensioen ontvangt. De vrouw verzoekt het gerecht om de man te veroordelen tot het betalen van Afl. 1.800,- per maand, omdat zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en recht heeft op een bijdrage van de man, die voldoende inkomen heeft.
De man verzet zich tegen het verzoek en stelt dat de vrouw bij de echtscheiding heeft aangegeven geen alimentatie te willen en dat hij geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. Het gerecht beoordeelt het verzoek op basis van artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat bepaalt dat een echtgenoot recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud indien hij of zij niet in de eigen behoefte kan voorzien.
Na beoordeling van de financiële situatie van beide partijen, concludeert het gerecht dat de vrouw een behoefte heeft van Afl. 1.250,- per maand, terwijl de man een netto-inkomen heeft van Afl. 3.595,- per maand. Na aftrek van zijn eigen lasten blijft de man Afl. 792,- per maand over, waarmee hij aan zijn alimentatieverplichting kan voldoen. Het gerecht kent de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toe van Afl. 750,- per maand, met ingang van 1 februari 2021, en verleent haar toelating om kosteloos te procederen.