ECLI:NL:OGEAA:2021:594

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AUA202102047
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het dienstverband en de wilsuiting van de werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of het dienstverband tussen de werknemer, aangeduid als [Naam verzoeker in conventie], en de werkgever, R M H SPECIAL SECURITY TEAM N.V. (RMH), rechtsgeldig was beëindigd. De werknemer was sinds 1 september 1992 in dienst bij RMH en had te maken gehad met een periode van arbeidsongeschiktheid van 9 oktober 2017 tot 9 oktober 2019. Na zijn terugkeer op 9 oktober 2019 had hij voor het laatst op 4 augustus 2020 gewerkt. Op 22 augustus 2020 ontving hij een brief van RMH waarin hij werd gewaarschuwd voor zijn afwezigheid en een ultimatum kreeg om terug te keren of bewijs van arbeidsongeschiktheid te leveren. De werknemer heeft op dit ultimatum niet gereageerd.

De werkgever stelde dat de werknemer op 22 augustus 2020 zijn ontslag had getekend, maar de werknemer betwistte dit en stelde dat het dienstverband nog steeds bestond. Het Gerecht oordeelde dat er geen ondubbelzinnige wilsuiting van de werknemer was die op beëindiging van het dienstverband was gericht. Het Gerecht benadrukte dat de werkgever niet had nagegaan of de werknemer daadwerkelijk zijn ontslag had gewild, wat leidde tot de conclusie dat het dienstverband niet was geëindigd. De vordering van de werknemer om te verklaren dat het dienstverband nog steeds van kracht was, werd toegewezen, terwijl het verzoek van RMH in reconventie werd afgewezen. Tevens werd RMH veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

Beschikking d.d. 16 november 2021
Behorend bij E.J. nr. AUA202102047
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker in conventie],
wonende in Aruba,
verzoeker in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [Naam verzoeker in conventie],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
R M H SPECIAL SECURITY TEAM N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster in conventie, verzoekster in reconventie,
hierna: RMH,
vertegenwoordigd door de heer [X] (Directeur van RMH).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek, met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 5 oktober 2021.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [Naam verzoeker in conventie] bij mr. P. Smit, occuperende voor mr. Kock, en RMH vertegenwoordigd door de heer [X] voornoemd. Partijen hebben het woord gevoerd ([Naam verzoeker in conventie] mede aan de hand van de door hem overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen) en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

in conventie en in reconventie
2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Naam verzoeker in conventie] is op 1 september 1992 in dienst getreden van RMH, in de functie van
“korporaal”tegen een loon van Afl. 1.765,-- per maand.
2.3 [
Naam verzoeker in conventie] is vanaf 9 oktober 2017 tot 9 oktober 2019 arbeidsongeschikt geweest, vanwege een cerebrovasculair accident.
2.4
Met ingang van 9 oktober 2019 heeft [naam verzoeker in conventie] zijn werkzaamheden hervat en hij heeft voor het laatst op 4 augustus 2020 gewerkt.
2.5
Bij brief van 22 augustus 2020, die mede is ondertekend door [naam verzoeker in conventie], is het volgende aan [naam verzoeker in conventie] medegedeeld.
“We are sending you this letter as a response to your current absence from work, first to clarify the current situation, and second to inform you of the consequences of your continued absence from work.
On August 4 your wife called and informed that you became sick and needed medical attention at the IMSAM. At the time of the call your wife informed that you were asleep. A few days later you called in and informed that you have to report back to the SVB the 11 of August. August 11 you called in again and informed that you are AO till August 16 and will start working again August 17, 2020. August 17 you called in again and informed that you were not feeling ok to work. You were told to report to your doctor and SVB. We did not hear from you again.
On August 19, 2020 we called SVB and were informed that Mr. [verzoeker in conventie] from August 12 to August 16, 2020 was AO, and AG on August 17, 2020. (…).
Since August 17, you have continued to be absent from work. Without a valid reason days not worked falls under no work no pay.
This is your final warning.
You are herewith served an ultimatum to return to work or proof that you are AO. If on Monday August 24, 2020 you still did comply with the abovementioned, consider your employment with us terminated.
2.6 [
Naam verzoeker in conventie] heeft aan voormeld ultimatum geen gehoor gegeven.
2.7
Bij brief van 6 april 2021 van de gemachtigde van [naam verzoeker in conventie] is het standpunt ingenomen dat het dienstverband tussen partijen nog altijd bestaat en is RMH verzocht, gelet op de omstandigheid dat [Naam verzoeker in conventie] fysiek niet meer in staat is om zijn werkzaamheden te verrichten, om aan te geven op welke wijze en tegen welke voorwaarden RMH tot een eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenst komen.
2.8
RMH heeft bij brief van 14 april 2021 aan de gemachtigde van [naam verzoeker in conventie] medegedeeld dat [Naam verzoeker in conventie] op de 22ste augustus 2020 aan haar te kennen heeft gegeven niet meer te willen werken en dat [naam verzoeker in conventie] op diezelfde dag voor zijn ontslag heeft getekend.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie
3.1 [
[Naam verzoeker in conventie] verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht te verklaren dat het dienstverband tussen partijen niet rechtsgeldig tot een einde is gekomen en dat de arbeidsovereenkomst nog van kracht is;
b) RMH te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan dit verzoek heeft [naam verzoeker in conventie] ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog altijd bestaat, aangezien die nooit is beëindigd. [Naam verzoeker in conventie] heeft immers zijn ontslag nooit ingediend en hij heeft evenmin voor zijn ontslag getekend. Hoewel [Naam verzoeker in conventie] niet meer in staat is om zijn werkzaamheden te verrichten, heeft hij, gelet op zijn aantal dienstjaren en in verband daarmee de toekenning van enige
cessantia-uitkering, belang bij zijn verzoek.
3.3
RMH heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van het door [Naam verzoeker in conventie] verzochte.
in reconventie
3.4
RMH verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
i. voor recht te verklaren dat het dienstverband tussen partijen rechtsgeldig tot een einde is gekomen;
ii. [Naam verzoeker in conventie] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.5 [
Naam verzoeker in conventie] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van het door RMH verzochte.
in conventie en in reconventie
3.6
Voorzover van belang voor de uitkomst van deze procedures zullen de stellingen van partijen hierna worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
De aard van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan door partijen ten gronde gelegde stellingen en daartegen opgeworpen weren brengen met zich dat die vorderingen, stellingen en weren gezamenlijk kunnen worden besproken.
4.2
RMH heeft betwist dat er nog altijd sprake is van een bestaand dienstverband tussen partijen, aangezien [Naam verzoeker in conventie] op de 22ste augustus 2020 voor zijn ontslag heeft getekend, nadat hij te kennen heeft gegeven niet langer te willen werken omdat hij vanwege zijn gezondheid dat niet meer kan. RMH heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat het dienstverband tussen partijen tot een einde is gekomen, verwezen naar de overgelegde brief van 22 augustus 2020.
4.3
Niet in geschil is tussen partijen dat [naam verzoeker in conventie] sinds 4 augustus 2020 niet meer heeft gewerkt voor RMH. Verder is evenmin in geschil tussen partijen dat [naam verzoeker in conventie] voornoemde brief van 22 augustus 2020 zoals hierboven onder punt 2.5 weergegeven mede heeft ondertekend.
4.4
Aan de orde is de vraag of de ondertekening van bedoelde brief door [naam verzoeker in conventie] al dan niet in combinatie met zijn gedragingen aangemerkt dient te worden als een ontslagname van zijn kant.
4.5
Volgens vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat een werkgever niet te snel mag aannemen dat een werknemer ontslag neemt, gelet op de verstrekkende gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor de werknemer kan hebben. Dit betekent dat de wilsverklaring duidelijk en ondubbelzinnig op beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet zijn gericht en dat op de werkgever de plicht rust om te onderzoeken of de werknemer het ontslag daadwerkelijk heeft gewild. Wanneer de werkgever de verklaring van de werknemer heeft mogen opvatten als een beëindiging, komt de werknemer geen beroep toe op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil (artikel 3:35 BW). Bij schending van de onderzoeksplicht wordt de werkgever niet beschermd door artikel 3:35 BW. In dat geval is geen sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen als bedoeld in voornoemd artikel.
4.6
Het Gerecht stelt voorop, anders dan RMH meent, dat uit de passage van bedoelde brief zoals hierboven weergegeven niet valt af te leiden dat sprake is geweest van een ondubbelzinnige wilsuiting van de kant van [naam verzoeker in conventie] die gericht was op beëindiging van het dienstverband. In die brief staat immers vermeld dat aan [Naam verzoeker in conventie] een ultimatum is gegeven om op het werk te verschijnen dan wel om aan te tonen dat hij arbeidsongeschikt is om te werken en dat indien [naam verzoeker in conventie] niet aan het verzochte voldoet, het dienstverband beschouwd dient te worden als te zijn beëindigd. Uit die brief valt verder af te leiden dat [naam verzoeker in conventie] niet voor akkoord heeft getekend maar voor ontvangst daarvan. De omstandigheid dat [naam verzoeker in conventie] ondanks de waarschuwing niet is gaan werken en verder niks van zich heeft laten horen, brengt niet mee dat hij op enig moment ontslag heeft genomen, of dat hij heeft ingestemd met een beëindiging van het dienstverband. Dat [naam verzoeker in conventie] op enig andere wijze ontslag heeft genomen blijkt verder nergens uit, maar zelfs indien hij dat wel heeft gedaan, dan geldt het volgende.
4.7
Vast staat dat RMH - zoals zij dat ter zitting desgevraagd heeft verklaard - niet is nagegaan of [naam verzoeker in conventie] met zijn gedragingen daadwerkelijk zijn ontslag heeft gewild. Partijen hebben elkaar na de 22ste augustus 2020 niet meer gesproken en RMH heeft [naam verzoeker in conventie] evenmin uitgenodigd voor een gesprek om te verifiëren of hij werkelijk de arbeidsovereenkomst heeft willen beëindigen. Naar het oordeel van het Gerecht kon RMH dan ook niet zonder meer er gerechtvaardigd vanuit gaan dat [naam verzoeker in conventie] met zijn gedragingen ontslag had genomen dan wel beëindiging van het dienstverband heeft gewild.
4.8
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat niet komt vast te staan dat sprake is van een ontslagname aan de kant van [naam verzoeker in conventie], zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nimmer is geëindigd en derhalve onverkort voortduurt. Het hiervoor onder a. omschreven verzoek van [naam verzoeker in conventie] zal daarom worden toegewezen als na te melden. [Naam verzoeker in conventie] heef geen rechtens te respecteren belang bij verdere toewijzing van zijn vordering.
4.9
Gelet op de omstandigheid dat het conventionele verzoek van [naam verzoeker in conventie] wordt toegewezen, zal het hiervoor onder i. omschreven reconventionele verzoek van RMH worden afgewezen.
4.1
Ter zake van de door RMH in beide procedures te vergoeden proceskosten van [naam verzoeker in conventie] wordt overwogen dat in die procedures sprake is van een geheel overeenkomstig (doch tegenovergesteld) stellingen- en werencomplex. In die omstandigheid ziet het Gerecht aanleiding om de normaal krachtens het liquidatietarief toe te kennen punten telkens te halveren. In het licht daarvan zal RMH, als de telkens in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de conventionele en reconventionele kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [naam verzoeker in conventie], tot aan deze uitspraak in conventie begroot op Afl. 50,-- aan verschotten (griffiegeld) en Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 : 2 =) 1 punt, tarief 5) en in reconventie begroot op Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 : 2 =) 1 punt, tarief 5).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
in conventie
5.1
verklaart voor recht dat het dienstverband tussen partijen nog steeds en onverkort van kracht is;
5.2
veroordeelt RMH in de kosten van deze conventionele procedure gevallen aan de zijde van [naam verzoeker in conventie], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.300,--;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders verzochte af;
in reconventie
5.5
wijst af het door RMH verzochte;
5.6
veroordeelt RMH in de kosten van deze reconventionele procedure gevallen aan de zijde van [naam verzoeker in conventie], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,--;
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 16 november 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ nr. AUA202102047
Inhoudsindicatie: Geen sprake van een ondubbelzinnige wilsuiting van de kant van de werknemer die gericht was op beëindiging van het dienstverband. De werkgever is niet nagegaan of de werknemer met zijn gedragingen daadwerkelijk zijn ontslag heeft gewild. Niet komt vast te staan dat sprake is van een ontslagname aan de kant van de werknemer, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nimmer is geëindigd en derhalve onverkort voortduurt
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel, arbeidsrecht
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: