In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kinderen. De Voogdijraad heeft het verzoek ingediend, waarbij werd gesteld dat de moeder sinds november 2020 niet meer feitelijk het gezag over de kinderen uitoefent, nadat zij naar Nederland was vertrokken en de kinderen bij de grootmoeder had achtergelaten. De minderjarigen zijn door de vader erkend, maar de moeder heeft geen contact meer gehad met de Voogdijraad en heeft geen stappen ondernomen om het gezag over de kinderen te regelen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 augustus 2021 werd ingediend. Na verschillende zittingen, waaronder een minderjarigenverhoor en mondelinge behandelingen, concludeerde de Voogdijraad dat de moeder grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de kinderen vertoonde. De moeder had de kinderen zonder afscheid achtergelaten en had geen contact meer met de Voogdijraad, ondanks pogingen om haar te bereiken. De vader daarentegen zorgde goed voor de kinderen en bood hen stabiliteit.
De rechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk was om de moeder uit het ouderlijk gezag te ontzetten en de vader met het gezag te belasten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die de moeder zou kunnen aanwenden. De uitspraak benadrukt het belang van de zorg en stabiliteit voor de minderjarigen, die nu bij hun vader zullen opgroeien.