ECLI:NL:OGEAA:2021:580

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
AUA202102525
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens het delen van vertrouwelijke informatie door werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap E.E. SERVICES N.V., h.o.d.n. Recovery Solutions & Investigations (RSI). De werknemer was op 6 januari 2021 in dienst getreden bij RSI en had de functie van re-possess agent/cashier. Tijdens zijn werkzaamheden heeft hij vertrouwelijke informatie van een cliënt, de Aruba Bank, onterecht gedeeld met een derde partij, Centraal Lease. Dit leidde tot zijn ontslag op staande voet op 2 juni 2021, na eerdere waarschuwingen voor fouten in zijn werk. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om doorbetaling van zijn loon en andere vergoedingen, stellende dat de redenen voor ontslag niet voldoende waren.

Het Gerecht heeft de procedure beoordeeld, waarbij het heeft gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak. Het Gerecht oordeelde dat de werknemer op de hoogte was van de vertrouwelijkheid van de informatie en dat zijn fout, ondanks het ontbreken van kwade opzet, een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde. De eerdere waarschuwingen en de ernst van de fout werden meegewogen in de beslissing. Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig was en heeft de verzoeken van de werknemer afgewezen. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwelijkheid in de omgang met gevoelige informatie binnen een organisatie en de verantwoordelijkheden van werknemers in dit kader.

Uitspraak

Beschikking van 30 november 2021
Behorend bij E.J. nr. AUA202102525
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
te Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
de naamloze vennootschap
E.E. [DIRECTEUR RSI] SERVICES N.V.,
h.o.d.n. Recovery Solutions & Investigations (RSI),
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: RSI,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de pleitnota’s van partijen;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 19 oktober 2021, waarbij aanwezig waren [verzoeker] bijgestaan door mr. P.M.E. Mohamed, occuperende voor mr. Croes, en RSI bij haar gemachtigde voornoemd, vergezeld door [naam directeur RSI] (directeur van RSI).
1.2
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Verzoeker] is op 6 januari 2021 in loondienst getreden van RSI, laatstelijk in de functie van
“re-possess agent/cashier”tegen een brutoloon van Afl. 2.250,-- per maand. RSI houdt zich in het kader van haar bedrijfsvoering bezig met vertrouwelijke financiële informatie van zowel haar klanten als van derden.
2.2
De werkzaamheden van [verzoeker] houden onder meer in het scannen van rapportages en die verzenden naar verschillende klanten van RSI.
2.3
In de periode februari tot en met mei 2021 is [verzoeker] verschillende malen gewaarschuwd voor verschillende fouten die hij heeft gemaakt bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.
2.4 [
Verzoeker] is op 2 juni 2021 mondeling (via een
voicenote) op staande voet ontslagen, omdat hij op die dag een fout heeft gemaakt bij het verzenden van een e-mail.
2.5
Bij schrijven van 16 juni 2021 heeft [verzoeker] de nietigheid van het ontslag ingeroepen, heeft hij zich bereid verklaard de bedongen arbeid te blijven verrichten en heeft hij doorbetaling van loon verzocht.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoeker] verzoekt dat het Gerecht - na wijziging - bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) hem toestemming verleent om kosteloos te procederen;
b) RSI veroordeelt om tegen kwijting aan [verzoeker] door te betalen zijn loon over de periode vanaf 2 juni 2021 tot 7 juli 2021;
c) RSI veroordeelt om aan [verzoeker] te voldoen de wettelijke verhoging over het onder b) toe te wijzen bedragen;
d) RSI veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over de onder b) en c) toe te wijzen bedragen, te rekenen vanaf de opeisbaarheid daarvan tot de dag der algehele voldoening;
e) ieder andere in goede justitie te vernemen voorziening treft;
f) RSI veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
Verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de door RSI opgegeven dringende redenen het ontslag niet kunnen dragen, nu de fouten die hij bij het verrichten van zijn werkzaamheden heeft gemaakt, onschuldig of niet, geen ernstige gevolgen hebben gehad voor RSI, nu een aantal van die fouten eenvoudig te herstellen was en RSI verder financieel geen schade heeft geleden door de fouten die [verzoeker] heeft gemaakt. RSI heeft kunnen volstaan met een duidelijke schriftelijke waarschuwing met de mededeling dat een volgende overtreding tot ontslag op staande voet kan leiden, dan wel een schorsing zonder behoud van loon om helder te maken dat fouten niet meer geaccepteerd worden.
3.3
RSI heeft verweer gevoerd en heeft het Gerecht verzocht om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen, althans om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem verzochte, dan wel om de toe te wijzen bedragen te matigen, een en ander met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit het door [verzoeker] overgelegde - door de daartoe bevoegde instantie aan hem verstrekte - bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoeker] de kosten van deze procedure niet kan dragen. Aan [verzoeker] zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
4.2
Aan de orde is de vraag of er sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Als dringende redenen worden volgens het eerste lid van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.
4.3
RSI heeft gesteld dat [verzoeker] op voormelde datum op staande voet is ontslagen omdat hij op die dag vertrouwelijke en gevoelige informatie van een cliënt (de Aruba Bank) heeft
“gescand”en die vervolgens via mail heeft doorgestuurd naar twee verschillende afdelingen van een andere cliënt (Centraal Lease) die niets te maken hebben met de documenten die verzonden zijn. Volgens RSI dient dit voorval als de spreekwoordelijke druppel die de (al met verwijtbare gedragingen volle) emmer heeft doen overlopen beschouwd te worden, nu [verzoeker] ondanks waarschuwingen in het verleden omtrent de door hem gemaakte fouten zijn gedrag niet heeft aangepast. RSI heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat [verzoeker] voormelde fout heeft begaan, verwezen naar de haar overgelegde verklaring van [directeur van RSI]. Uit die verklaring volgt ook dat [verzoeker] op 27 mei 2021 een soortgelijke fout heeft gemaakt en dat [directeur RSI] hem daarop heeft aangesproken.
4.4
Het Gerecht stelt voorop dat niet in geschil is tussen partijen dat het ontslag dat aan [verzoeker] is gegeven met de daaraan ten grondslag gelegde dringende reden via spraakbericht aan [verzoeker] is medegedeeld en dat [verzoeker] heeft begrepen dat en waarom hij aldus op staande voet is ontslagen. Verder is niet in geschil tussen partijen dat aan [verzoeker] in het verleden is medegedeeld dat bij een eerstvolgende overtreding een ontslag op staande voet zal volgen.
4.5 [
Verzoeker] heeft erkend op de bewuste dag de hierboven omschreven fout te hebben gemaakt, maar heeft daarbij gesteld dat het voorval geen reden kan zijn voor een ontslag op staande voet, nu er geen sprake was van kwade opzet, maar gewoon even een gebrek aan concentratie waardoor er een menselijke fout is gemaakt. [Verzoeker] was immers op die dag bezig met het scannen van rapporten, toen hij even van zijn werk werd afgehaald omdat hij een cliënt te woord moest staan. Bij het hervatten van zijn werkzaamheden heeft hij per ongeluk het rapport van de Aruba Bank naar Centraal Lease verzonden. Verder heeft [verzoeker] erkend dat bij het incident van 27 mei 2021 iets soortgelijks is gebeurd.
4.6
Vast staat tussen partijen dat RSI in het kader van de uitvoering van haar bedrijf zeer gevoelige en vertrouwelijke informatie van cliënten en derden behandelt, verwerkt en beheert. Als onbetwist staat verder vast tussen partijen dat [verzoeker] bekend was met het gegeven dat de informatie die RSI onder zich heeft met de hoogstnodige geheimhouding en voorzichtigheid moest worden behandeld en dat het dus niet geoorloofd was die informatie aan derden ter beschikking te stellen. [Verzoeker] heeft met de fout die hij op de dag in kwestie heeft gemaakt zeer vertrouwelijke informatie van een cliënt aan een derde ter beschikking gesteld, terwijl die informatie geheim diende te blijven aangezien RSI zich jegens haar client had verplicht de desbetreffende informatie geheim te houden. Niet alleen heeft [verzoeker] hiermee zijn plichten veronachtzaamd, maar ook heeft hij RSI met zijn gedraging het risico laten lopen om haar cliënten kwijt te raken.
4.7
Gelet op de omstandigheid dat [verzoeker] kort voor voormeld incident, namelijk op 27 mei 2021, een soortgelijke fout heeft begaan en de waarschuwing die daarvoor aan [verzoeker] is gegeven, waardoor het voor [verzoeker] duidelijk moest zijn of behoorde te zijn dat soortgelijke gedragingen niet langer geduld zouden worden, leverde het voorval dat op 2 juni 2021 heeft plaatsgevonden een dringende reden op die de verstrekkende maatregel van ontslag op staande voet kan dragen. Dit geldt temeer nu onbetwist is gesteld dat [verzoeker], teneinde zijn werkzaamheden naar behoren te kunnen verrichten, trainingen heeft gekregen en hij steeds gecorrigeerd werd bij het maken van fouten, maar dat de trainingen en correcties niet hebben mogen baten. Dat bij [verzoeker] geen sprake was van kwade opzet - zoals hij dat heeft gesteld - maakt het voorgaande niet anders, nu RSI erop moet kunnen vertrouwen dat [verzoeker] in zijn functie zijn werkzaamheden naar behoren verricht zodat de informatie van cliënten en derden waarover RSI beschikt niet op straat dan wel bij onbevoegden komt te liggen. Gelet op het voorgaande behoeven alle overige door RSI aangevoerde incidenten die in het verleden hebben plaatsgevonden geen bespreking meer.
4.8
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat (1) het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en (2) dat de verzoeken van [verzoeker], die allen gegrond zijn op de stelling dat de door RSI opgegeven dringende redenen het ontslag niet kunnen dragen, dienen te worden afgewezen.
4.9 [
Verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van RSI, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 500,- (2 punten, tarief 5) salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verleent [verzoeker] toestemming om kosteloos te procederen
5.2
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
5.3
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van RSI, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 30 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.