ECLI:NL:OGEAA:2021:547

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
AUA202102356
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van recente veroordeling voor diefstal

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag. De klager, die in persoon procedeerde, had eerder een verzoek ingediend dat op 4 augustus 2021 door de aangewezen ambtenaar was afgewezen. De klager had een veroordeling voor diefstal op zijn strafblad, wat volgens de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lv VOG) een contra-indicatie vormt voor het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag. De klager voerde aan dat hij fouten had gemaakt, maar dat hij deze niet meer zou herhalen en vroeg om een tweede kans, vooral omdat de verklaring een vereiste was voor een functie als warehouse medewerker.

De aangewezen ambtenaar had in zijn afwijzing gesteld dat er bezwaren tegen de klager waren, gezien de recente veroordeling. Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 15 september 2021, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren. De rechter oordeelde dat de ambtenaar op goede gronden had geweigerd de verklaring af te geven, gezien de hoge mate van betrouwbaarheid die de functie van warehouse medewerker vereist. De rechter verklaarde de klacht van de klager ongegrond en bevestigde de beslissing van de ambtenaar. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, zoals bepaald in artikel 28, derde lid, van de Lv VOG.

Uitspraak

Beschikking van 6 oktober 2021
AUA202102356 VOG

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 4 augustus 2021 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
mr. J.W. Klamer (OM).

DE PROCEDURE

Bij beschikking van 4 augustus 2021 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 17 augustus 2021 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Verweerder heeft op 14 september 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 15 september 2021. Partijen zijn in persoon verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

DE BEOORDELING

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
1.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
1.3
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
1.4
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
1.5
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
De standpunten van partijen
2.1
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een dienstbetrekking bij [bedrijf] in de functie van warehouse medewerker. Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van de verzochte verklaring en heeft daartoe aangevoerd dat hij weliswaar fouten heeft begaan, maar deze fouten niet meer te zullen herhalen. Hij verzoekt een tweede kans. De afgifte van de verzochte verklaring zal zijn kans op een betere baan vergroten, zodat hij voor zijn twee minderjarige kinderen zorg kan dragen. Voorts heeft klager ter zitting betoogd dat de afgifte van de verklaring een vereiste is voor de functie van warehouse medewerker, een functie die beter bij hem zou passen.
2.2
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 19 oktober 2018 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen voor diefstal. Een strafblad met een veroordeling voor diefstal vormt een contra-indicatie voor het afgeven van een verklaring om als warehouse medewerker bij [bedrijf] werkzaam te zijn.
De beoordeling
3.1
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de nog vrij recente veroordeling van klager voor diefstal, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt voorts in aanmerking genomen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door klager gewenste functie van warehouse medewerker een functie is die een hoge mate van betrouwbaarheid eist.
3.2
Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. De beslissing is dan ook op goede gronden genomen.
3.3
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op woensdag 6 oktober 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).