ECLI:NL:OGEAA:2021:532

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
AUA202102517
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte verklaring omtrent gedrag op basis van strafblad en bezwaren

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 september 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.E.A. Hernandez, had eerder een verzoek ingediend dat op 18 augustus 2021 door de aangewezen ambtenaar was afgewezen. De klager had deze verklaring nodig voor een dienstbetrekking bij een werkgever en betoogde dat de afwijzing onrechtmatig was, omdat hij zijn leven wilde beteren en voor zijn vier minderjarige kinderen wilde zorgen.

De aangewezen ambtenaar had de afgifte van de verklaring geweigerd op basis van bezwaren die waren gebleken uit het strafregister van de klager. De klager was in 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 maanden voor diefstal met geweld, bedreiging en in vereniging. Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer en beide partijen zijn in persoon verschenen. De rechter heeft geconcludeerd dat de weigering van de verklaring op goede gronden was gebaseerd, gezien de ernst van de strafbare feiten en de recente veroordeling van de klager.

De rechter heeft de klacht van de klager ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de beslissing van de ambtenaar in overeenstemming was met de bepalingen van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lv VOG). Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, zoals vermeld in artikel 28, derde lid, van de Lv VOG.

Uitspraak

Beschikking van 22 september 2021
AUA202102517 VOG

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
gericht tegen de beschikking van 18 augustus 2021 van:

de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
mr. J.W. Klamer (OM).

DE PROCEDURE

Bij beschikking van 18 augustus 2021 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 31 augustus 2021 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Verweerder heeft op 7 september 2021 een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 8 september 2021. Partijen zijn in persoon verschenen. Klager is bijgestaan door gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

DE BEOORDELING

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
1.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
1.3
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
1.4
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
1.5
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
De standpunten van partijen
2.1
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van een dienstbetrekking bij [werkgever] in de functie van
warehouse attendant. Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van de verzochte verklaring en heeft daartoe aangevoerd dat hij zijn leven wenst te beteren om voor zijn vier minderjarige kinderen te kunnen zorgen en dat hij, om dit te kunnen bereiken, zijn baan bij [werkgever] hard nodig heeft. Klager betoogt dat de verklaring een vereiste is voor het behouden van zijn baan bij [werkgever] en dat hij als gevolg van de weigering van de verklaring omtrent het gedrag onrechtmatig en ernstig wordt benadeeld.
2.2
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het hof van 9 november 2020 voor in 2017 gepleegde feiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenenvijftig (57) maanden voor diefstal met geweld, bedreiging en in vereniging. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de aard en de ernst van de strafbare feiten een contra-indicatie vormen voor het afgeven van een verklaring om als
warehouse attendantbij [werkgever] werkzaam te zijn.
De beoordeling
3.1
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de nog vrij recente veroordeling van klager voor diefstal met geweld, bedreiging en in vereniging, alsmede de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder klager deze strafbare feiten heeft begaan, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht.
3.2
Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. De beslissing is dan ook op goede gronden genomen.
3.3
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, op woensdag 22 september 2021, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).