In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 september 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager die verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.E.A. Hernandez, had eerder een verzoek ingediend dat op 18 augustus 2021 door de aangewezen ambtenaar was afgewezen. De klager had deze verklaring nodig voor een dienstbetrekking bij een werkgever en betoogde dat de afwijzing onrechtmatig was, omdat hij zijn leven wilde beteren en voor zijn vier minderjarige kinderen wilde zorgen.
De aangewezen ambtenaar had de afgifte van de verklaring geweigerd op basis van bezwaren die waren gebleken uit het strafregister van de klager. De klager was in 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 maanden voor diefstal met geweld, bedreiging en in vereniging. Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer en beide partijen zijn in persoon verschenen. De rechter heeft geconcludeerd dat de weigering van de verklaring op goede gronden was gebaseerd, gezien de ernst van de strafbare feiten en de recente veroordeling van de klager.
De rechter heeft de klacht van de klager ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de beslissing van de ambtenaar in overeenstemming was met de bepalingen van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Lv VOG). Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, zoals vermeld in artikel 28, derde lid, van de Lv VOG.