Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift, ingediend op 30 maart 2021,
- de mondelinge behandeling van 6 juli 2021, waaruit blijkt dat zijn verschenen de moeder in persoon. De vader is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een buitenlandse notariële akte. De verzoekster, de moeder van de minderjarige, heeft op 30 maart 2021 een verzoekschrift ingediend. De vader, die in Ecuador woont, is niet verschenen op de mondelinge behandeling op 6 juli 2021, ondanks dat hij daartoe behoorlijk was opgeroepen. De minderjarige is geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader en woont sinds 2013 bij de moeder in Aruba. De vader heeft op 20 december 2019 via een notariële akte een algemene volmacht aan de moeder verleend om namens hem zaken te regelen met betrekking tot de minderjarige.
Het verzoek van de moeder strekt tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek, zodat de notariële akte van 20 december 2019 in Aruba erkend kan worden. Dit is van belang voor de verblijfsstatus van de minderjarige. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat, hoewel de notariële akte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt, deze niet vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand, omdat de registers geen informatie omtrent volmacht bevatten. Daarom is het verzoek afgewezen.
De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter E.M.D. Angela in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt de noodzaak van juridische erkenning van buitenlandse documenten in het belang van minderjarigen, maar ook de beperkingen die de wet stelt aan de erkenning van dergelijke documenten.