ECLI:NL:OGEAA:2021:505
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak inzake uitzetting van Venezolaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Verzoekster, van Venezolaanse nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot uitzetting dat op 5 juli 2021 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. Dit bevel was gebaseerd op het feit dat verzoekster sinds 8 februari 2019 niet in het bezit was van een geldige verblijfstitel en dat zij ondanks een werkverbod was aangetroffen terwijl zij werkte.
Verzoekster heeft op 9 augustus 2021 een verzoekschrift ingediend om de bestreden beschikking te schorsen, met het argument dat de uitvoering daarvan voor haar een onevenredig nadeel zou meebrengen. Tijdens de zitting op 8 september 2021 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. E.M.J. Cafazuza, haar standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.R. Sneek (DIMAS) en M. Ras (Guarda Nos Costa), heeft betoogd dat verzoekster de beslissing op haar bezwaar in het buitenland dient af te wachten en dat er geen grond is om haar nog langer in Aruba te laten verblijven.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster illegaal in Aruba verblijft en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het bevel tot uitzetting onrechtmatig maken. De rechter heeft geconcludeerd dat de Minister in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om verzoekster uit te zetten. Het verzoek tot schorsing van het bevel is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.