ECLI:NL:OGEAA:2021:502

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
AUA20201213
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging partneralimentatie in echtscheidingsconvenant na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een alimentatiezaak tussen een man en een vrouw, die eerder op 12 december 2012 in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd en op 27 februari 2019 van elkaar zijn gescheiden. De man verzoekt om wijziging van het echtscheidingsconvenant, waarin is afgesproken dat hij aan de vrouw een bedrag van Afl. 15.000,- aan partneralimentatie zou betalen, omdat zijn financiële situatie is veranderd. Hij heeft zijn baan bij Citgo verloren en zijn inkomen is aanzienlijk gedaald. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting, maar heeft wel ter zitting verklaard dat zij niet behoeftig is en dat de man haar telkens voor nare verrassingen stelt.

Het Gerecht overweegt dat de man zijn alimentatieverplichting niet kan ontlopen door te stellen dat zijn inkomen is gedaald, omdat hij ook de belangen van zijn kinderen en de vrouw in acht moet nemen. De man heeft tot maart 2020 aan zijn verplichtingen voldaan en het Gerecht kan niet volgen dat hij kort na de echtscheiding zijn goedbetaalde baan is kwijtgeraakt. De vrouw heeft geen bewijs geleverd dat zij niet behoeftig is, en het Gerecht concludeert dat de man zijn verplichtingen moet blijven nakomen. Wel wordt de alimentatieplicht van de man verlaagd, omdat er een gemeenschapsschuld is die door hem wordt betaald. De vrouw heeft geen bewijs geleverd voor haar verzoek om afgifte van een nummerplaat, en dit verzoek wordt afgewezen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 1 juni 2021
behorend bij EJ nr. AUA202001213
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de man,
gemachtigden: de advocaat mr. C.S. Edwards,
en
[Naam verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de vrouw,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 12 mei 2020;
- de nadere producties zijdens de man, ingediend op 3 september 2020;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 8 september 2020, waar zijn verschenen de man bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen;
- de overgelegde producties zijdens de man, ingediend op 6 oktober 2020;
- de voortgezette mondelinge behandeling ter zitting van 24 november 2020, waar zijn verschenen de man bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en de vrouw in persoon.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 12 december 2012 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, en op 27 februari 2019 van elkaar gescheiden.
2.2
Het door partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant van 7 januari 2019 is aan de echtscheidingsbeschikking gehecht, zodat de inhoud daarvan deel uitmaakt van de beschikking. Voor zover hier van belang zijn partijen in het convenant overeengekomen dat de man aan de vrouw zal betalen een bedrag van Afl. 15.000,- aan partneralimentatie, in 30 maanden ad Afl. 500,- vanaf eind maart 2019 (punt 7), en dat zij zich verbinden deze overeenkomst geheel noch gedeeltelijk te zullen laten ontbinden (punt 9).
2.3
De man heeft 13 maanden lang, vanaf maart 2019 tot en met maart 2020, maandelijks een bedrag van Afl. 500,- aan de vrouw overgemaakt.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
De man verzoekt het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant te wijzigen in die zin dat de door hem te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw op nihil wordt gesteld, op grond van gewijzigde omstandigheden die maken dat de bijdrage niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid hij niet langer aan die overeenkomst gehouden mag worden.
3.2
Daartoe heeft de man – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de alimentatiebijdrage die partijen ten tijde van de echtscheiding zijn overeengekomen, was gebaseerd op het inkomen dat hij toen bij Citgo had, te weten afgerond Afl. 4.400,- per maand. Kort na de echtscheiding is zijn dienstbetrekking bij Citgo beëindigd. Hierna heeft hij parttime bij EcoGas en Pricesmart gewerkt, voor een totaal netto-inkomen van Afl. 3.477,23. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij vanaf juli 2020 alleen nog bij Pricesmart werkt. Zijn inkomen is dan ook aanzienlijk verminderd en zijn vaste lasten, inclusief de alimentatieverplichting jegens zijn drie jongmeerderjarige doch nog schoolgaande kinderen, zijn gelijk gebleven, zodat hij niet meer kan voldoen aan de alimentatieverplichting jegens zijn ex-echtgenote. Verder heeft de man betoogd, dat de vrouw niet behoeftig is, nu zij werkzaam is althans verdiencapaciteit heeft. Tot slot heeft de man aangevoerd dat op zijn loon executoriaal derdenbeslag is gelegd ter delging van een schuld die de vrouw bij Island Finance is aangegaan, zodat hij een vordering op de vrouw heeft. Ten aanzien van de nummerplaat heeft de man aangevoerd, dat dit nummer al vanaf het jaar 2011 op zijn naam staat geregistreerd.
3.3
De vrouw heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zij ten tijde van het aangaan van het huwelijk een huis had en de man toen niets had, en dat hij haar telkens voor nare verrassingen stelt. Verder heeft zij aangevoerd dat partijen de lening bij Island Finance samen zijn aangegaan. Verder heeft ze om afgifte van het autonummerplaat A-3514 verzocht, omdat het volgens haar, haar nummerplaat is.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:158 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA), kunnen de echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding bij overeenkomst bepalen, of en, zo ja, tot welk bedrag na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden.
Ingevolge artikel 1:159, eerste lid van het BWA, kan bij de overeenkomst worden bedongen dat zij niet bij rechterlijke uitspraak zal kunnen worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden. Een zodanig beding kan slechts schriftelijk worden gemaakt. Ingevolge het derde lid, kan ondanks een zodanig beding op verzoek van een der partijen de overeenkomst door de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere beschikking worden gewijzigd op grond van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden.
4.2
In geschil is de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Partijen zijn bij convenant van 7 januari 2019 overeengekomen dat de man een bedrag van Afl. 15.000,- als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal betalen gedurende een termijn van 30 maanden ad Afl. 500,- per maand.
4.3
Uitgangspunt bij de inhoudelijke beoordeling is dat partijen een alimentatieovereenkomst als bedoeld in artikel 1:158 BWA hebben gesloten en daarbij hebben bedongen dat de overeenkomst niet zal worden gewijzigd in de zin van artikel 1:159 BWA.
4.4
Ingevolge artikel 1:401 BWA kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Het voorgaande is niet van toepassing op een verzoek tot wijziging van een termijn die de rechter heeft vastgesteld op grond van artikel 157, of die is opgenomen in een overeenkomst als bedoeld in artikel 158. Ingevolge het tweede lid kan – voor zover hier van belang – de termijn die is opgenomen in een overeenkomst als bedoeld in artikel 158, op verzoek van een van de gewezen echtgenoten worden gewijzigd, in geval van zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de verzoeker kan worden gevergd.
4.5
Uit het voorgaande vloeit voort dat de door partijen bij echtscheidingsconvenant overeengekomen termijn van 30 maanden, alleen kan worden gewijzigd op grond van een zeer ingrijpende wijziging van omstandigheden waarbij sprake is van een volkomen wanverhouding tussen wat partijen bij het sluiten van het convenant voor ogen stond en wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan en wel zo dat het in hoge mate onbillijk zou zijn als de vrouw de man aan het beding zou houden.
4.6
Ter beoordeling ligt in deze dan ook voor de vraag of sprake is van voornoemde wanverhouding.
4.7
Volgens de man is hiervan sprake nu hij kort na de echtscheiding zijn baan bij Citgo is kwijtgeraakt waardoor zijn inkomen aanzienlijk is verminderd, en hij geen draagkracht meer heeft om aan zijn alimentatieverplichting jegens de vrouw te voldoen.
Dit verweer slaagt niet. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
4.7.1
Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht van – in dit geval - de man jegens de vrouw dient de man zich voorts te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. Hij dient dan ook de belangen van zowel zijn jongmeerderjarige kinderen als die van de vrouw in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
4.7.2
Vast staat dat de man tot en met maart 2020 – dus een jaar na de echtscheiding – nog heeft voldaan aan zijn onderhoudsplicht jegens de vrouw en dat hij nog een bedrag van Afl. 8.500,- – te betalen gedurende 17 maanden ad Afl. 500,- per maand – aan alimentatie verschuldigd is. Gelet hierop kan het gerecht hem niet volgen in zijn – overigens niet onderbouwde – stelling dat hij kort na de echtscheiding zijn goedbetaalde baan is kwijtgeraakt. Onduidelijk is immers gebleven wanneer en waarom hij deze baan is kwijtgeraakt. Eveneens is onduidelijk gebleven waarom hij geen andere even goedbetaalde baan kan vinden om aan zijn verplichting te kunnen blijven voldoen.
4.8
Wat betreft het betoog van de man dat de vrouw niet behoeftig is en dat zij verdiencapaciteit heeft, overweegt het gerecht als volgt.
4.8.1
Gesteld noch gebleken is dat in de financiële situatie van de vrouw zich dusdanige wijzigingen hebben voorgedaan, die maken dat zij thans niet meer behoeftig is. Verder dient te worden aangenomen dat partijen bij het aangaan van het convenant, waarbij de man zich jegens de vrouw heeft verplicht bij te dragen in haar levensonderhoud, de verdiencapaciteit van de vrouw hebben verdisconteerd. Immers, de vrouw was ten tijde van de echtscheiding 53 jaar oud, en gesteld noch gebleken is dat zij gedurende het huwelijk geen inkomen uit arbeid had. Haar – ongewijzigd gebleven – behoefte en verdiencapaciteit kunnen dan ook niet tot het oordeel leiden dat thans sprake is van voornoemde wanverhouding.
4.9
Tenslotte heeft de man aangevoerd dat vanwege een schuld van de vrouw bij de Island Finance, vanaf februari 2020 (executoriaal) derdenbeslag is gelegd op zijn loon.
4.9.1
Uit de door de man overgelegde loonstroken blijkt dat vanaf februari 2020 op zijn loon bedragen, tussen Afl. 480,- en Afl. 890,-, vanwege een beslag worden ingehouden. Verder is uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de lening bij Island Finance is aangegaan in mei 2017, derhalve toen partijen nog met elkaar – in gemeenschap van goederen – waren getrouwd. Dat deze schuld een “privé schuld” van de vrouw is als bedoeld in punt 8 (2de) in het convenant van partijen, is niet gebleken. Dat partijen ten aanzien van deze schuld nadere afspraken hebben gemaakt, is evenmin gebleken. In zoverre is die schuld dan ook een gemeenschapsschuld die reeds bestond ten tijde van het aangaan van het convenant, waarvoor beide partijen aansprakelijk zijn.
4.9.2
Het gerecht stelt voorop dat een onverdeeld en onbetaald gebleven gemeenschapsschuld, zoals deze, niet kan worden aangemerkt als een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de man kan worden gevergd.
4.9.3
Het gerecht ziet echter wel aanleiding om voornoemde gemeenschapsschuld, die thans alleen door de man wordt betaald, te verrekenen met de partneralimentatie in die zin dat het bedrag dat de man nog aan de vrouw verschuldigd is, namelijk Afl. 8.500,-, zal worden gehalveerd.
4.1
Wat betreft het verzoek van de vrouw om afgifte van de nummerplaat A-3514, overweegt het gerecht dat de vrouw haar stelling dat het ‘haar’ nummerplaat is, onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft zij geen stukken van de belastingdienst overgelegd waaruit zou blijken dat voornoemd nummer op haar naam, althans op een auto die haar in eigendom toebehoort, staat geregistreerd, dan wel stukken waaruit zou blijken dat zij de motorrijtuigbelasting verbonden aan dit nummer, jarenlang heeft betaald. Haar verzoek om afgifte van die plaat zal dan ook worden afgewezen.
4.11
Het gerecht ziet aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
4.12
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
5 DE BESLISSING
Het gerecht:
- wijzigt het echtscheidingsconvenant van partijen van 7 januari 2019 in die zin dat de daarin vastgestelde bijdrage van de man, [naam verzoeker], in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, [naam verweerster], vanaf eind april 2020 wordt bepaald op Afl. 4.250,- (zegge: vierduizend tweehonderdvijftig florin), door de man,
- bepaalt dat de man voornoemd bedrag ingaande 1 juni 2021 zal betalen in termijnen, gedurende zeventien maanden ad Afl. 250,- per maand,
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
- wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken ter zitting van dinsdag 1 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 1 juni 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ. AUA20201213
Inhoudsindicatie: civiel. ej. Wijziging PA in echtscheidingsconvenant.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. N.K. Engelbrecht
Bijzondere kenmerken: