ECLI:NL:OGEAA:2021:50

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
AUA202001447
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de gevolgen van niet opvolgen van instructies door werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, een docent tandheelkunde, een rechtszaak aangespannen tegen zijn werkgever, de Stichting Xavier University Medical School, na een ontslag op staande voet. Verzoeker was sinds 1 september 2005 in dienst en ontving een bruto maandloon van Afl. 7327,--. Op 28 april 2020 werd hij zonder opgave van reden ontslagen. Na een verzoekschrift van verzoeker op 16 juni 2020, waarin hij het ontslag als kennelijk onredelijk aanvoerde, heeft de werkgever op 3 juli 2020 het ontslag ongedaan gemaakt en verzoeker verzocht weer aan het werk te gaan. Echter, verzoeker heeft geen gehoor gegeven aan deze instructie, wat leidde tot een tweede ontslag op 29 juli 2020.

Tijdens de procedure heeft verzoeker zijn eis verminderd en verzocht om een verklaring dat het ontslag kennelijk onredelijk was, recht op cessantia-uitkering, en schadevergoeding. De werkgever heeft verweer gevoerd en de afwijzing van de vorderingen verzocht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat verzoeker door het niet opvolgen van de instructies van de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet. Het Gerecht heeft de vorderingen van verzoeker afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 9 februari 2021 door rechter A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 9 februari 2021
Behorend bij AUA202001447
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
tegen
de stichting
STICHTING XAVIER UNIVERSITY MEDICAL SCHOOL,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: Xavier,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] ingediend ter griffie op 16 juni 2020, met producties;
- het verweerschrift, ingediend op 1 september 2020;
- de akte van [verzoeker] van 22 september 2020 houdende een wijziging van eis;
- nadere door [verzoeker] ingezonden producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 22 september 2020.
1.2 [
Verzoeker] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Xavier is verschenen bij haar gemachtigde. [Verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift van Xavier, en dat mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota voorzien van toegelaten producties. Xavier heeft vervolgens gedupliceerd, ook mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota. Het bezwaar van Xavier tegen de nader door [verzoeker] overgelegde productie c is gegrond verklaard, omdat die productie niet tijdig in het geschil is gebracht. Productie c van [verzoeker] blijft daarom buiten beschouwing.
1.3
Xavier heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [verzoeker]. Die gewijzigde eis wordt daarom toegelaten.
1.4
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties en overige stukken voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Verzoeker] is krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst) met ingang van 1 september 2005 als docent tandheelkunde in loondienst getreden van Xavier, laatstelijk tegen een bruto maandloon van Afl. 7327,-- plus secundaire toelagen.
2.3
Xavier heeft [verzoeker] op 28 april 2020 bij email van gelijke datum zonder opgave van reden op staande voet ontslagen.
2.4
Aanvankelijk vorderde [verzoeker] bij zijn verzoekschrift van 16 juni 2020 - kort gezegd - dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad (1) het ontslag kennelijk onredelijk verklaart; (2) Xavier veroordeelt tot herstel van het dienstverband van [verzoeker] “
onder het bepalen van die voorwaarden die een goede werkgever betaamt om aan verzoeker een eerlijke kans te bieden om zijn werkzaamheden normaal uit te kunnen voeren zoals hij die in de afgelopen 15 jaren heeft uitgevoerd”; (3) Xavier veroordeelt tot betaling van loon over de periode vanaf het ontslag tot dat herstel en (4) Xavier veroordeelt tot vergoeding van immateriële schade ad Afl. 35.000,--.
2.5
Op 3 juli 2020 heeft Xavier aan [verzoeker] medegedeeld dat het ontslag ongedaan is gemaakt, zijn salaris vanaf 28 april 2020 wordt doorbetaald en dat [verzoeker] weer moet verschijnen op het werk om zijn werkzaamheden voor Xavier voort te zetten.
2.6 [
Verzoeker] heeft geen gehoor gegeven aan en niet gereageerd op de herhaalde instructie van Xavier om weer op het werk te verschijnen om zijn werkzaamheden voor Xavier voort te zetten. Om die reden heeft Xavier [verzoeker] op 29 juli 2020 op staande voet ontslagen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Verzoeker] verzoekt na vermindering van eis dat het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
primair
a. voor recht verklaart dat het aan [verzoeker] op 28 april 2020 gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en onregelmatig is;
b. voor recht verklaart dat [verzoeker] recht heeft op cessantia-uitkering;
c. Xavier veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen (1) een schadevergoeding naar billijkheid overeenkomstig de kantonrechtersformule met correctiefactor 2, (2) een bedrag gelijk aan één maand salaris uit hoofde van niet in acht genomen opzegtermijn en (3) de wettelijke bepaalde uitkering aan cessantia, alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 28 april 2020;
d. te dezen enige ander juist voorkomende beslissing neemt;
e. Xavier veroordeelt in de proceskosten;
subsidiair
f. voor recht verklaart dat het aan [verzoeker] op 29 juli 2020 gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en onregelmatig is;
g. voor recht verklaart dat [verzoeker] recht heeft op cessantia-uitkering;
h. Xavier veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen (1) een schadevergoeding naar billijkheid overeenkomstig de kantonrechtersformule met correctiefactor 2, (2) een bedrag gelijk aan één maand salaris uit hoofde van niet in acht genomen opzegtermijn en (3) de wettelijke bepaalde uitkering aan cessantia, alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 28 april 2020 danwel 29 juli 2020;
i. te dezen enige ander juist voorkomende beslissing neemt;
j. Xavier veroordeelt in de proceskosten;
3.2
Xavier voert verweer en concludeert tot (1) afwijzing van het door [verzoeker] verzochte, (2) uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens althans (3) tot compensatie van de proceskosten.
3.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij zijn aanvankelijke eis heeft [verzoeker] gevorderd zoals hiervoor onder 2.4 sub (1), (2) en (3) omschreven, terwijl de vordering onder sub (4) geen arbeidsrechtelijke eis betreft. Dat laatste heeft ertoe geleid dat [verzoeker] diezelfde in zijn gewijzigde eis neergelegde vordering ter zitting heeft ingetrokken. Nog voor de wijziging van de aanvankelijke eis heeft Xavier kennelijk ingezien dat het ontslag van [verzoeker] geen stand zou houden in het licht waarvan Xavier het dienstverband van [verzoeker] op 3 juli 2020 heeft hersteld onder de mededeling dat gerekend vanaf zijn ontslag het loon van [verzoeker] gewoon zou worden doorbetaald. Daarmee heeft Xavier arbeidsrechtelijk gezien precies gekregen wat hij aanvankelijk nog voor de eiswijziging had gevorderd. Hierbij wordt nog overwogen dat het onderdeel van de aanvankelijke vordering dat ziet op het stellen van voorwaarden aan het herstel van het dienstverband in de zin van herstel “
onder het bepalen van die voorwaarden die een goede werkgever betaamt om aan verzoeker een eerlijke kans te bieden om zijn werkzaamheden normaal uit te kunnen voeren zoals hij die in de afgelopen 15 jaren heeft uitgevoerd” niet door [verzoeker] is ingevuld met concrete voorwaarden en daardoor (voor toewijzing in rechte of voor buitengerechtelijke inwilliging) te vaag en onbegrijpelijk is.
4.2
Nu Xavier de aanvankelijke eisen van [verzoeker] nog voor de wijziging daarvan arbeidsrechtelijk gezien heeft ingewilligd of omarmd op 3 juli 2020 had [verzoeker] vanaf dat moment, behoudens de aanvankelijke vordering ter zake van proceskosten en wettelijke verhoging over achterstallig loon, de facto geen belang meer bij zijn zaak. Dat belang herleefde door de eiswijzingen van [verzoeker]. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.3
Het rechtsgeldig buitengerechtelijk herstel van het dienstverband van [verzoeker] door Xavier met doorbetaling van loon vanaf 28 april 2020 brengt met zich dat de hiervoor onder a. omschreven vordering moet worden afgewezen, met als gevolg dat de vorderingen onder b. tot en met d. delen in dat lot.
4.4
Ter zake van de subsidiaire vorderingen van [verzoeker] wordt het volgende overwogen. Vast staat dat Xavier na het rechtsgeldig herstel van de dienstbetrekking van [verzoeker] op 3 juli 2020 [verzoeker] heeft aangezegd dat hij weer moet verschijnen op het werk om zijn werkzaamheden voor Xavier voort te zetten. Vast staat dat [verzoeker] die naar het oordeel van het Gerecht redelijke instructie of opdracht van Xavier om voor hem moverende redenen niet heeft opgevolgd. Vast staat verder dat [verzoeker] daarna telkens geen gehoor heeft gegeven aan en niet heeft gereageerd op de herhaalde instructie van Xavier om weer op het werk te verschijnen om zijn werkzaamheden voor Xavier voort te zetten. Door aldus te (blijven) handelen heeft [verzoeker] een dringende reden gegeven aan Xavier voor ontslag op staande voet, hetgeen zij rechtsgeldig heeft gegeven aan [verzoeker] op 29 juli 2020. Hierbij wordt nog overwogen dat gesteld noch is gebleken dat dat ontslag niet voldoende onverwijld of zonder opgave van redenen is aangezegd aan [verzoeker].
4.5
Het rechtsgeldige ontslag van [verzoeker] op 29 juli 2020 staat aan toewijzing van de hiervoor omschreven vordering onder f. in de weg. Die vordering zal daarom worden afgewezen, met als gevolg dat de vorderingen onder g. tot en met i. delen in dat lot.
4.6
In het verloop van deze procedure ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen als na te melden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoeker] verzochte;
-compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 9 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.