ECLI:NL:OGEAA:2021:475

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202003191
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op dringende redenen en de nietigheid daarvan in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.G. Dowers-Alders, een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap Aruba Security & Crime Prevention N.V. (ASCP), vertegenwoordigd door mr. M.M. Malmberg. De procedure betreft een geschil over de nietigheid van een ontslag dat ASCP aan verzoeker heeft gegeven op basis van een dringende reden. Verzoeker was sinds 15 juli 2015 in dienst bij ASCP als bewaker en werd op 19 september 2020 ontslagen. ASCP stelde dat verzoeker zijn post vroegtijdig had verlaten, wat volgens hen een dringende reden voor ontslag vormde. Verzoeker betwistte deze stelling en voerde aan dat er geen dringende reden was voor zijn ontslag.

Tijdens de zitting op 6 juli 2021 heeft het Gerecht de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Het Gerecht oordeelde dat ASCP niet voldoende bewijs had geleverd voor de gestelde dringende reden. De rechter verwierp het verweer van ASCP en concludeerde dat verzoeker recht had op zijn werk en zijn loon. Het Gerecht verklaarde het ontslag van verzoeker nietig en beval ASCP om hem binnen 48 uur weer toe te laten op het werk. Tevens werd ASCP veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en een dwangsom voor elke dag dat zij het bevel niet opvolgde. Verzoeker kreeg toestemming om kosteloos te procederen, gezien zijn financiële situatie.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering door de werkgever bij ontslag op dringende redenen en de bescherming van werknemersrechten in het arbeidsrecht.

Uitspraak

Beschikking van 6 juli 2021
E.J. no. AUA202003191
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. P.G. Dowers-Alders,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBA SECURITY & CRIME PREVENTION N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: ASCP,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 15 december 2021;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 23 maart 2021;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 13 april 2021.
1.2 [
verzoeker] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. ASCP is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [naam directeur] (directeur ASCP). [verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om bij wijze van repliek te reageren op het verweerschrift van ASCP. ASCP heeft vervolgens - mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota - gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om bij wijze van dupliek te reageren op die reactie van [verzoeker].
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
ASCP is een bedrijf dat beveiligingsdiensten biedt aan derden middels haar bewakers.
2.3 [
verzoeker] is per 15 juli 2015 krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van ASCP, laatstelijk in de functie van bewaker tegen een bruto uurloon van Afl. 9,50.
2.4
In het algemeen reglement dat geldt voor de bewakers van ASCP staat, voor zover van belang:

(…)
Ta prohibi pa security guards di AS&CP:
(…)
- Pa bandona post sin motibo valido of sin permiso di central.
(…)
- Pa e guard riba e post (bai cas) si esun cu mester replace no a jega ainda.
(…)“.
2.5
Op of omstreeks 19 of 20 september 2020 is [verzoeker] door ASCP ontslagen. Het ontslag is namens de directeur door [naam centralist] (centralist) mondeling aan [verzoeker] aangezegd.
2.6
In een niet ondertekend rapport van ASCP staat, voor zover van belang: “
[verzoeker] su warda tabata 15:00/23:00 pero [verzoeker] a bandona post 22:25 pm. Sin entrega warda na e next guard cu tabata mr. [naam guard]. 22:55 supervisor [naam supervisor] di arubus a jama bisando cu security a bandona post“.
2.7
Op 25 september 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en de directeur van ASCP.
2.8
Bij brief van 12 oktober 2020 heeft ASCP de Directie Arbeid en Onderzoek (hierna: DAO) bericht dat zij [verzoeker] heeft ontslagen omdat (i) hij op de avond van 19 september 2020 zijn post vroegtijdig heeft verlaten voordat zijn vervanger gearriveerd was, (ii) dit al een keer eerder is gebeurd, (iii) hij in het verleden agressief en onbeschoft gedrag heeft getoond, (iv) hij zonder toestemming of zonder mondkapje toegang verleent, en (v) hij te sociaal is.
2.9
Bij brief van 3 december 2020 heeft [verzoeker] onder meer de nietigheid ingeroepen van het aan hem gegeven ontslag en zich bereid verklaard zijn werkzaamheden voor ASCP voort te zetten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [verzoeker] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat het gegeven ontslag nietig is;
b. ASCP beveelt om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking aan ASCP [verzoeker] weer toe te laten op het werk om de bedongen werkzaamheden als bewaker op de gebruikelijke werktijden te kunnen uitvoeren;
c. bepaalt dat ASCP ten behoeve van [verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor iedere dag dat ASCP voormeld bevel niet opvolgt;
d. ASCP veroordeelt om aan [verzoeker], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, het brutoloon van Afl. 9,50 per uur (door) te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7A:1614q BW en vanaf 3 december 2020 tevens met wettelijke rente;
e. ASCP veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2
ASCP voert verweer en concludeert dat [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan en [verzoeker] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.3
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van ASCP wordt daarom verworpen.
4.2
De in deze procedure te beantwoorden vraag is of [verzoeker] al dan niet een dringende reden voor ontslag heeft gegeven aan ASCP. Als dringende redenen worden volgens artikel 1615o lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Van belang is verder dat het de werkgever is die moet stellen en bij gemotiveerde betwisting moet bewijzen (zo bewijslevering is aangeboden) dat sprake is van een dringende reden.
4.3
ASCP stelt dat de dringende reden voor het ontslag van [verzoeker] met name is gelegen in de (beweerdelijke) omstandigheid dat [verzoeker] zijn post op 19 september 2020 vroegtijdig heeft verlaten voordat zijn vervanger gearriveerd was. Verder stelt ASCP onder meer dat [verzoeker] tijdens het gesprek op 25 september 2020 zijn ontslag heeft geaccepteerd.
4.4 [
verzoeker] heeft die stellingen van ASCP gemotiveerd betwist. Die stellingen staan daarom niet vast, en komen in deze procedure ook niet vast te staan omdat ASCP te dezen geen bewijslevering heeft aangeboden. Onder randnummer 7. van haar pleitnota biedt ASCP weliswaar aan getuigen te doen horen, maar dat betreft geen algemeen maar een specifiek aanbod ter zake van beweerdelijke eerdere incidenten dan het hiervoor onder 4.3 omschreven (beweerdelijke) incident.
4.5
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat niet vast komt te staan dat [verzoeker] een dringende reden voor ontslag heeft gegeven aan ASCP. Dat brengt met zich dat de vorderingen van [verzoeker] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat het Gerecht de wettelijke verhoging over achterstallig loon ambts- en billijkheidshalve gematigd zal vaststellen op telkens maximaal 15% en dat dwangsommen gemaximeerd aan ASCP zullen worden opgelegd.
4.6
ASCP zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoeker], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).
4.7
Uit het door [verzoeker] overgelegde bewijs van onvermogen blijkt dat hij niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [verzoeker] zal daarom toestemming worden verleend tot kosteloos procederen.
5. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-verklaart voor recht dat het door ASCP aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig is;
-beveelt ASCP om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking aan ASCP [verzoeker] weer toe te laten op het werk om de bedongen werkzaamheden als bewaker op de gebruikelijke werktijden te kunnen uitvoeren;
-bepaalt dat ASCP ten behoeve van [verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,- voor iedere dag dat ASCP voormeld bevel niet opvolgt tot een maximum van Afl. 50.000,--;
-veroordeelt ASCP om aan [verzoeker], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, vanaf de datum van het ontslag zijn brutoloon van Afl. 9,50 per uur (door) te betalen totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging ex artikel 7A:1614q BW van telkens maximaal 15% en vanaf 3 december 2020 tevens te vermeerderen met wettelijke rente;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van voormelde verklaring voor recht;
-verleent toestemming aan [verzoeker] om kosteloos te procederen;
-wijst af het meer of anders door [verzoeker] verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 6 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 6 juli 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ. AUA202003191
Inhoudsindicatie: EJ. Arbeid. Dringende reden is niet komen vast te staan. Geen (algemeen) bewijsaanbod gedaan.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel, arbeidsrecht.
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: