In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 februari 2021 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de Voogdijraad tot ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter, geboren in 2004. De moeder was niet verschenen op de zitting en had geen verweerschrift ingediend. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 oktober 2020 was ingediend, gevolgd door een minderjarigenverhoor op 7 december 2020 en een mondelinge behandeling op 8 december 2020. Tijdens deze zittingen waren vertegenwoordigers van de Voogdijraad en de voorgestelde voogdes aanwezig, maar de moeder en de vader waren afwezig.
De feiten van de zaak tonen aan dat de moeder al jarenlang het gezag over de minderjarige feitelijk niet heeft uitgeoefend. De minderjarige heeft in verschillende onveilige situaties geleefd, waaronder bij de grootmoeder en later bij de familie van haar (toenmalige) vriend, waar vermoedens bestonden van druggebruik en mishandeling. De Voogdijraad heeft gesteld dat de moeder nalatig is geweest in haar zorgplicht en dat de minderjarige hierdoor ernstig is verwaarloosd en mishandeld.
Het gerecht heeft geoordeeld dat de ontzetting van de moeder uit het ouderlijk gezag noodzakelijk is in het belang van de minderjarige, op basis van artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek, en het gerecht heeft geconcludeerd dat de Fundacion Guiami, die heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de voogdij, de voogdij over de minderjarige zal krijgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.