In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de eiseres in conventie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, dat de gedaagde in conventie, die ook als eiser in reconventie optrad, zou worden verplicht om een grensoverschrijdend gebouw op haar perceel te verwijderen. De zaak volgde op een eerdere procedure waarin partijen op 7 februari 2019 een comparitie hadden gehad. De eiseres stelde dat de gedaagde zonder toestemming op haar perceel had gebouwd, wat in strijd was met de wet. De gedaagde ontkende de vordering en voerde aan dat hij recht had op het perceel door verjaring. De rechter oordeelde dat de eiseres geen vorderingsrechten had op de gedaagde, omdat de volmacht die haar was verleend om het erfpachtrecht te beheren, was geëindigd. De rechter wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De reconventionele vorderingen van de gedaagde werden eveneens afgewezen, omdat hij geen vorderingsrechten had op de eiseres. De uitspraak vond plaats op 25 augustus 2021.