ECLI:NL:OGEAA:2021:45

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
AUA202002123 en AUA202002124
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen ongehuwd samenwonende partijen met minderjarige kinderen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, zijn de verzoeken van de vrouw en de man aan de orde. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.R. Bryson, heeft verzocht om een uitkering tot levensonderhoud van Afl. 500,- per maand van de man, die door haar wordt aangeduid als de verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.M. Canwood. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn in augustus 2019 uit elkaar gegaan. Uit hun relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren. De vrouw heeft aangevoerd dat zij behoeftig is en dat de man voldoende draagkracht heeft om bij te dragen aan haar levensonderhoud. De man heeft dit verzoek betwist en verzocht om afwijzing.

In de tweede zaak heeft de vrouw verzocht om kinderalimentatie voor de twee minderjarige kinderen, met bedragen van Afl. 775,- en Afl. 700,- per maand. De man heeft verweer gevoerd en aangegeven dat hij al bijdraagt aan de kosten van de kinderen. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen onderhoudsverplichting bestaat tussen ongehuwde samenwoners, waardoor het verzoek van de vrouw om partneralimentatie is afgewezen. Echter, het gerecht heeft wel geoordeeld dat de man verplicht is om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft het gerecht de maandelijkse bijdragen voor de kinderen vastgesteld op Afl. 635,- voor de oudste en Afl. 720,- voor de jongste, met ingang van 1 februari 2021. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 9 februari 2021 door rechter mr. N.K. Engelbrecht.

Uitspraak

Beschikking van 9 februari 2021
behorend bij EJ nummers AUA202002123 en AUA202002124
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 1 september 2020;
  • de stukken zijdens partijen, ingediend op 4 december 2020;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 8 december 2020, waar zijn verschenen de vrouw en man in persoon en bijgestaan door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen hadden een affectieve relatie met elkaar en hebben ongehuwd met elkaar samengewoond. Partijen zijn in augustus 2019 uit elkaar gegaan.
2.2
Uit hun relatie zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, namelijk [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba, en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba (hierna: de minderjarigen). De man heeft de minderjarigen erkend.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
In de zaak met nummer AUA202002123
3.1.1
Het verzoek van de vrouw strekt ertoe aan haar ten laste van de man een uitkering tot levensonderhoud toe te kennen ter hoogte van Afl. 500,- per maand. Aan haar verzoek heeft zij ten grondslag gelegd dat zij behoeftig is en dat de man voldoende draagkrachtig is om bij te dragen in haar levensonderhoud.
3.1.2
De man heeft verweer gevoerd strekkende tot afwijzing van dit verzoek. Op dit verweer zal zo nodig hierna worden ingegaan.
3.2
In de zaak met nummer AUA202002124
3.2.1
De vrouw heeft verzocht om de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van Afl. 775,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de thans nog vijfjarige [minderjarige 1] en een bedrag van Afl. 700,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de inmiddels vierjarige [minderjarige 2].
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft zij aangevoerd dat zij onvoldoende draagkracht heeft om de kosten van de kinderen alleen te dragen.
3.2.2
De man heeft (draagkracht)verweer gevoerd en aangevoerd dat hij met Afl. 450, per maand bijdraagt in de kosten van de minderjarigen.

4.DE BEOORDELING

In de zaak met nummer AUA20202123

4.1.1
Het gerecht overweegt dat nu partijen ongehuwd hebben samengewoond, er op grond van de wet geen onderhoudsverplichting jegens elkaar bestaat. Artikelen 1:81 en 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) zijn immers niet van analoge toepassing op ongehuwde samenwoners. Verder is gesteld noch gebleken dat partijen in een samenlevingsovereenkomst zich jegens elkaar hebben verbonden een onderhoudsvoorziening te treffen voor de meest gerede partij.
4.1.2
Gelet hierop zal het verzoek van de vrouw om – kort gezegd – partneralimentatie ten laste van de man worden afgewezen.
In de zaak met nummer AUA202002124
4.2.1
Aan de orde is dan het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot het betalen van – kort gezegd – kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen van partijen.
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht.
4.2.2
Artikel 1:406 lid 1 BWA bepaalt – voor zover hier van belang – dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2.3
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en de draagkracht van beide ouders. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per kind per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de post “daycare” ad Afl. 400,- per maand voor [minderjarige 2] en Afl. 300,- per maand voor [minderjarige 1]. Met de door de vrouw opgevoerde post “begeleiding [minderjarige 2]” ad Afl. 125,- zal het gerecht geen rekening houden nu ter zitting is gebleken dat deze (medische) kosten door de verzekering van de man bij zijn werkgever, kunnen worden vergoed.
4.3.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] worden vastgesteld op Afl. 750,- per maand en die van [minderjarige 2] op Afl. 850,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
Draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de door de vrouw overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van afgerond Afl. 3.351,- (inclusief bonus en night shift allowance).
4.4.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat de vrouw een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, en van haar persoonlijke verzorging, zodat met de door de vrouw opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) post hypotheek ad Afl. 1.431,22.
De overige opgevoerde lasten wordt de vrouw geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
4.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vrouw bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.831,-.
4.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vrouw maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 3.351 - Afl. 2.831 =) Afl. 520,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
Draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de man overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 4.642,27. Jaarlijks ontvangt hij tevens een vakantie-uitkering ad Afl. 5.645,47 en een “year end allowance” van Afl. 5.645,47. Zijn netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld afgerond Afl. 5.583,-.
4.5.2
Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud en Afl. 1.300,- aan huur. De overige opgevoerde lasten wordt de man geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-. De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de man bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.700,-
4.5.3
Uit het vorenstaande volgt dat de man maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 5.583 - Afl. 2.700,- =) Afl. 2.883,-, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen dient te voldoen.
4.6
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 635,- per maand ten behoeve van [minderjarige 1] en van Afl. 720,- per maand ten behoeve van [minderjarige 2] in de kosten van hun verzorging en opvoeding, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.
4.7
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de man [verweerder] met ingang van 1 februari 2021 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum], op een bedrag van Afl. 635,- per maand en van [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum], op een bedrag van Afl. 720,-, in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 9 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.