ECLI:NL:OGEAA:2021:44

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
AUA202001881
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag na tijdelijke onmogelijkheid van de moeder

In deze zaak heeft de moeder, wonende in Engeland, verzocht om het ouderlijk gezag over haar twee minderjarige kinderen, die in Aruba wonen, opnieuw te verkrijgen. De moeder had eerder het gezag verloren en de grootmoeder aan vaderszijde was als voogdes aangesteld. De moeder heeft in het verleden fouten begaan en een gevangenisstraf uitgezeten, maar heeft sindsdien haar leven gebeterd. Ze woont nu samen met haar partner en hun kinderen in Engeland en heeft een stabiele baan en inkomen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 augustus 2020 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 januari 2021. Tijdens deze zitting waren de moeder, de voogdes en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig. De vader van de kinderen was niet verschenen, ondanks een oproep. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder niet langer in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen en dat de voogdes geen bezwaren had tegen het verzoek. Op basis van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba heeft de rechter geoordeeld dat het gezag over de minderjarigen opnieuw aan de moeder kan worden opgedragen. De beschikking werd uitgesproken op 9 februari 2021, waarbij het gezag over de kinderen aan de moeder werd teruggegeven en de voogdij eindigde.

Uitspraak

Beschikking van 9 februari 2020
behorend bij EJ nr. AUA202001881.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoekster],
wonende in Engeland,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de voogdes,
in persoon.
Belanghebbenden:
[minderjarige 1],geboren op [geboortedatum in Aruba,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
de minderjarigen,
beiden wonende in Aruba,
[naam Vader],de vader,
wonende in Nederland.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 11 augustus 2020;
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 12 januari 2021, waar zijn verschenen de moeder in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde, de voogdes in persoon, en voor de Voogdijraad de heer [naam raadsonderzoeker], raadsonderzoeker. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is hierna bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarigen zijn geboren uit de affectieve relatie tussen de ouders, en zijn door de vader erkend. De moeder oefende van rechtswege het gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 7 januari 2014 (behorend bij EJ nr. 1951 van 2013) is de grootmoeder aan vaderszijde, met toepassing van artikel 1:253r van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW), tot voogdes over de minderjarigen benoemd.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe om de moeder wederom met het gezag te belasten.
Aan haar verzoek heeft de moeder -samengevat- ten grondslag gelegd dat zij in het verleden fouten heeft begaan en daarvoor in het buitenland een gevangenisstraf heeft uitgezeten. Zij bewoog zich toen in slechte kringen. Ze is sindsdien tot bezinning gekomen en heeft haar leven gebeterd. Zij heeft nu al meer dan vijf jaar een stabiele relatie en ze woont samen met haar partner en hun twee kinderen in een ruime woning in Engeland. Zij heeft een goede vaste baan, en een goed inkomen. Zij wil graag haar kinderen bij zich hebben en voor ze zorgen. Ze is bezig met het regelen van scholen voor de minderjarigen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gegrond op artikel 1:253q lid 5 in samenhang met artikel 1:253r lid 1 onder a, BW. Ingevolge die bepalingen wordt, voor zover hier van belang, de ouder die tijdelijk in de onmogelijkheid verkeerde het gezag uit te oefenen, op zijn verzoek wederom met het gezag belast wanneer de tijdelijke onmogelijkheid is vervallen, indien de rechter overtuigd is dat het kind wederom aan die ouder mag worden toevertrouwd.
4.2
De voogdes heeft ter zitting geen bezwaren geuit tegen het verzoek van de moeder.
4.3
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder niet meer in de tijdelijke onmogelijkheid verkeert om haar gezag over de minderjarigen uit te oefenen. Het gerecht is, gehoord de Voogdijraad, van oordeel dat de minderjarigen wederom aan haar mogen worden toevertrouwd. Het gezag over de minderjarigen zal dan ook aan de moeder worden opgedragen. Hiermee eindigt de voogdij over de minderjarigen van rechtswege, het een en ander op de voet van artikel 1:281 lid 1 sub b BW.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
draagt met ingang van heden het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba, op aan de moeder [verzoekster],
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter zitting van dinsdag 9 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechter: mr. N.K. Engelbrecht
Bijzondere kenmerken: