ECLI:NL:OGEAA:2021:408

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AUA202101822
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot hertelling van ongeldig verklaarde stemmen bij verkiezingen in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba, de Electorale Raad en het Hoofdstembureau. De eisers, die gezamenlijk de politieke partij AVP vertegenwoordigen, vroegen om een bevel tot opneming en hertelling van de ongeldig verklaarde stemmen van de verkiezingen die op 25 juni 2021 plaatsvonden. De eisers stelden dat er onregelmatigheden waren bij de verkiezingen, wat leidde tot een ongekend aantal ongeldig verklaarde stembiljetten. Het Gerecht heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, o.a. omdat het Land betoogde dat de eisers reeds als Statenleden waren verkozen en beëdigd, en dat zij daardoor geen spoedeisend belang hadden bij hun verzoek. Het Gerecht oordeelde dat de voorzitter van de Electorale Raad op 30 juni 2021 in redelijkheid tot zijn beslissing kon komen om de verzoeken van de eisers af te wijzen. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden begroot omdat het Land werd vertegenwoordigd door ambtenaren.

Uitspraak

Vonnis van 11 augustus 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202101822
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[Eiser sub 1],

2.
[Eiser sub 2],
3.
[Eiseres sub 3],
allen wonende in Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [Eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: mrs. V.M. Emerencia en A.F.J. Caster (DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties, tevens houdende een verzoek tot het geven van een ordemaatregel (hierna: het ordemaatregelverzoek);
-de beslissing van dit Gerecht van 6 juli 2021 tot afwijzing van het ordemaatregelverzoek;
-het schrijven van (de gemachtigde van) [Eisers] houdende het verzoek om terug te komen van die afwijzende beslissing op het ordemaatregelverzoek en dat verzoek alsnog toe te wijzen;
-de afwijzende beslissing van dit Gerecht van 7 juli 2021 op het verzoek om alsnog de verzochte ordemaatregel te geven;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 23 juli 2021.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: eiser sub 2. samen met zijn gemachtigde en eisers sub 1. en 3. bij hun gemachtigde en het Land bij zijn gemachtigden. Ook waren ter zitting aanwezig de onlangs afgetreden vicevoorzitter van de Electorale Raad [afgetreden vicevoorzitter] alsmede de onlangs aangetreden voorzitter van die [aangetreden voorzitter]. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van algemene bekendheid staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Op vrijdag 25 juni 2021 werden de verkiezingen voor de Staten van Aruba gehouden. In totaal konden die dag 70.281 personen hun stem uitbrengen. Bijna 85% van de stemgerechtigden, te weten 59.500 personen, heeft toen daadwerkelijk gestemd.
2.3
Van de 59.500 op vrijdag 25 juni 2021 uitgebrachte stemmen waren er 58.610 geldig en zijn er 890, ofwel 1,50%, van onwaarde verklaard. Van de 59.403 in het verkiezingsjaar 2017 uitgebrachte stemmen zijn er 751, ofwel 1,26%, van onwaarde verklaard. Van de 58.350 in het verkiezingsjaar 2013 uitgebrachte stemmen zijn er 556, ofwel 0,95%, van onwaarde verklaard. Het relatieve verschil tussen van onwaarde verklaarde stemmen met betrekking tot de afgelopen verkiezingen en die van 2017 bedraagt (1,50% minus 1,26 =) 0,24%.
2.4
De aan de voorzitter van de Electorale Raad gerichte brief van kiezers […], […] en […] van 28 juni 2021 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
Geachte voorzitter van de Electorale Raad,
Naar aanleiding van het grote aantal ongeldig verklaarde stembiljetten verzoek ik u, met verwijzing naar artikel 84 van de Kiesverordening (…), om nog voor het opmaken van het verslag van de verkiezingen van 25 juni 2021, alle ongeldig verklaarde stembiljetten van alle 70 stembureaus en de 2 bijzondere stembureaus te laten reviseren en hertellen.
Redenen voor dit verzoek:
  • Het grote aantal ongeldig verklaarde stembiljetten:893. Dit is het hoogste aantal ongeldig verklaarde stembiljetten van de laatste 11 verkiezingen.
  • Op basis van informatie verkregen van de in de stemlokalen aanwezige ‘checkers’ is gebleken dat een grote aantal van de ongeldig verklaarde stembiljetten, stembiljetten zijn van kiezers die op de AVP hebben gestemd. In het verslag van de ‘checkers’ worden stemlokalen nr. 27 en nr. 28 als voorbeelden genoemd.
  • Op basis van observaties bij de telling van stemmen in de stembureaus, bestaat er twijfel of de in artikel 76 van de Kiesverordening genoemde richtlijnen voor het ongeldig verklaren van een stembiljet consequent zijn gevolgd.
De gronden voor dit verzoek: artikelen 84, 76 en 77 van de kiesverordening (…).
(…).”.
2.5
De aan het Hoofdstembureau en/of de Voorzitter van de Electorale Raad overhandigde door ongeveer 3.000 kiezers getekende handtekeningenlijst van 28 juni 2021 vermeldt onder meer het volgende:

Geachte voorzitter van de electorale raad.
Ondergetekenden, allen kiezers in de zin van artikel 3 van de Kiesverordening, hebben kennis genomen van het ongekend groot aantal ongeldig verklaarde stembiljetten tijdens de verkiezingen van 25 juni 2021. Om deze reden verzoeken zij u om alle als ongeldig verklaarde stembiljetten (893) van alle stembureaus stuk voor stuk, aan de hand van de richtlijnen neergelegd in artikel 76 van de Kiesverordening te evalueren en na deze evaluatie opnieuw te tellen.”.
2.6
Het proces-verbaal van 30 juni 2021 van de zitting van het Hoofdstembureau tot het vaststellen van de uitkomst van de stemming vermeldt naast onder meer de vaststelling per kieslijst van het aantal op ieder van de kandidaten uitgebrachte stemmen ook het volgende:
“(…).
Bezwaren:
Er zijn de volgende bezwaren ingebracht:
Bezwaren van algemene aard:
1. Een kiezer geeft aan dat een hoge graad aan ongeldige stemmen is geconstateerd en draagt een stapel lijsten over aan het Hoofdstembureau, bevattende handtekeningen ter ondersteuning van een verzoek tot hertelling van slechts de “ongeldige stemmen’. Deze bezwaren zijn afgewezen bij de behandeling van dit verzoek onder artikel 84 Kv, omdat er geen gronden aanwezig zijn tot overgaan van een nieuwe stemopneming van 72 stembureaus of de van onwaarde verklaarde stembiljetten te heroverwegen. De wet biedt tevens geen ruimte om alleen de van onwaarde verklaarde stembiljetten te heroverwegen.
2. Een aantal van de aanwezigen brengt in wisselende samenstelling naar voren dat zij vinden dat er een hertelling moet zijn, om ‘het wantrouwen’ weg te nemen. De voorzitter geeft aan dat dit geen feitelijke grond is die kan leiden tot nieuwe opneming van stembiljetten.
Concreet bezwaar:
3. Bij stembureau 29 is geen enkele stem uitgebracht op kandidaat nr. 2 van lijst nr. 3. Aan haar werd het proces-verbaal van de zitting van het stembureau getoond dat er geen stemmen op haar naam zijn vermeld.”.
2.7
Het Proces-verbaal van de zitting van het Hoofdstembureau tot het bekendmaken van de uitslag der verkiezing van de leden van de Staten vermeldt onder meer dat bij besluit van het Hoofdstembureau van 30 juni 2021 verkozen zijn verklaard tot lid van de Staten de 21 in dat proces-verbaal genoemde personen. Ten tijde van de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak waren die personen met uitzondering van de zich in voorlopige hechtenis bevindende […] reeds allen door de Gouverneur van Aruba als zodanig beëdigd en begonnen met hun werkzaamheden als Statenlid. […] voornoemd is beëdigd door de Gouverneur van Aruba als lid van de Staten van Aruba op vrijdag 6 augustus 2021, op welke datum hij zich in (geschorste) voorlopige hechtenis bevond.
2.8
Het door de vicevoorzitter van het Hoofstembureau opgemaakte proces-verbaal van 9 juli 2021 vermeldt onder meer het volgende:

Proces-verbaal vernietiging verzegelde pakken conform art 87 Kiesverordening
De vice-voorzitter van het Hoofdstembureau handelende namens de voorzitter constateert als volgt;
Het Hoofdstembureau heeft, handelende conform artikel 82 t/m 102 van de Kiesverordening, op 30 juni 2021, de uitslag der verkiezing vastgesteld. Het proces-verbaal van de zitting der vaststelling, het besluit van de uitslag en het proces verbaal bekendmaking is zowel op de website van de Diens Burgerlijke Stand (…) voor een ieder ter inzage neergelegd en is in de Landscourant van Aruba bekendgemaakt.
Op 7 juli 2021 heeft de Staten conform artikel 121 Kiesverordening, middels een schrijven, de voorzitter bekend gemaakt dat de 21 kandidaten, die bij besluit van het hoofdstembureau van 30 juni gekozen werden verklaard, toegelaten zijn als leden van de Staten.
Conform artikel 87 lid 2 Kiesverordening, vernietigt de voorzitter, nadat het Hoofdstembureau de uitslag der verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating der gekozenen is besloten, de verzegelde pakken genoemd in de artt 70 e.v..
In verband hiermede heb ik, op vrijdag 9 juli 2021, opdracht gegeven deze verzegelde pakken te vernietigen.
(…).”.
2.9
Ter zitting heeft de (huidige) voorzitter van de Electorale Raad desgevraagd verklaard dat de verzegelde pakken nog niet zijn vernietigd en dat die vernietiging niet zal plaatsvinden voordat het vonnis in deze zaak is uitgesproken. In die verzegelde pakken bevinden zich alle tijdens de verkiezingen van vrijdag 25 juni 2021 door kiezers uitgebrachte stembiljetten
2.1
Op grond van de vastgestelde uitslag van de laatste verkiezingen voor de Staten van Aruba heeft de politieke partij AVP (hierna: de AVP) één restzetel verkregen en daarmee een totaal van 7 zetels, en heeft de politieke partij MEP (hierna: de MEP) twee restzetels verkregen en daarmee een totaal van 9 zetels. Als de AVP 53 stemmen meer dan het thans vastgestelde aantal stemmen had gekregen, zou die partij in plaats van de MEP twee restzetels hebben verkregen en daarmee - net als de MEP met in dat geval één restzetel - een totaal van 8 zetels.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eisers] vorderen dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. het Land althans de Electorale Raad althans het Hoofdstembureau gelast en beveelt tot opneming van de stembiljetten van alle stembureaus, althans
b. het Land althans de Electorale Raad althans het Hoofdstembureau gelast en beveelt over te gaan tot opneming althans hertelling althans herevaluatie van de op 25 juni 2021 ongeldig verklaarde stemmen in alle stembureaus; althans
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. het Land veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Het Land voert verweer en concludeert dat [Eisers] niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in het door hen verzochte, althans tot afwijzing daarvan, en tot veroordeling van [Eisers] in de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Wat betreft de stelling van het Land dat [Eisers] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen wordt het volgende overwogen. Het Land grondt zijn standpunt te dezen met de stelling dat [Eisers] reeds zijn verkozen en beëdigd als Statenleden en dat ook in geval dat herbeoordeling en -telling van de van onwaarde verklaarde stembiljetten met zich brengt dat de door de MEP verkregen tweede restzetel alsnog terecht komt bij de AVP, zij als Statenlid niet in een betere positie terecht zullen komen omdat ze al Statenlid zijn en zullen blijven. Dat betoog van het Land snijdt geen hout, omdat [Eisers] blijkens het verzoekschrift deze zaak niet als Statenleden hebben geëntameerd, maar als kiezers die recht hebben op onder meer eerlijk verlopen verkiezingen voor de leden van de Staten terwijl zij stellen dat dit ten nadele van de politieke partij die zij aanhangen, te weten de AVP, niet het geval is. Het ontvankelijkheidsverweer van het Land wordt verworpen en er zijn geen overige gronden gesteld of gebleken waaruit volgt dat [Eisers] niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in het door hen verzochte.
4.2.1
Ter zake van de vraag of [Eisers] (spoedeisend) belang hebben bij hun vorderingen wordt het volgende overwogen. Ingevolge het tweede lid van artikel III.4 van de Staatsregeling zijn de verkiezingen voor de leden van de Staten (hierna: de verkiezingen) vrij en worden die gehouden bij geheime stemming. De verkiezingen moeten ook eerlijk zijn verlopen. Als uit concrete feiten en concrete omstandigheden blijkt dat daarvan geen sprake is, is naar het voorlopig oordeel mogelijk sprake van onrechtmatig verlopen verkiezingen waartegen kiezers als [Eisers] in beginsel moeten kunnen opkomen, zo nodig in rechte.
4.2.2 [
Eisers] stellen dat als herbeoordeling en -telling van de van onwaarde verklaarde stembiljetten met zich brengt dat de AVP 53 of meer stemmen erbij krijgt, er een politieke verschuiving plaats zal vinden, in die zin dat de MEP een restzetel verliest welke door de AVP wordt verkregen. Ook al heeft het Land die stelling niet bestreden, vraagt het Gerecht zich af of dit gevolg in het licht van de reeds verkozen, beëdigde en geïnstalleerde Statenleden rechtens mogelijk is. Het komt het Gerecht voorshands eerder voor dat in geval van oneerlijk verlopen verkiezingen zoals gesteld door [Eisers] de Gouverneur - zo hem dat geraden voorkomt - gebruik maakt van zijn uit artikel III.14 van de Staatsregeling voortvloeiende bevoegdheid om bij Landsbesluit over te gaan tot ontbinding van de Staten, welk Landsbesluit tevens de last inhoudt tot een nieuwe verkiezing voor de ontbonden Staten en tot samenkomen van de nieuwgekozen Staten binnen drie maanden.
4.2.3
Vorenstaande brengt met zich dat [Eisers] naar het oordeel van het Gerecht belang hebben bij (toewijzing van) hun vorderingen, welk belang naar zijn aard spoedeisend is.
4.3
In deze procedure moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kortgeding, de vraag worden beantwoord of de vorderingen van [Eisers] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hen gevraagde voorzieningen gerechtvaardigd is. In dat licht wordt het volgende overwogen.
4.4
Ter inhoudelijke beantwoording ligt voor de vraag of de voorzitter van de Electorale Raad op 30 juni 2021 op grond van op of voor die datum door hem bekomen informatie in redelijkheid tot zijn beslissing kon komen om (1) de hiervoor onder 2.4 en 2.5 vermelde verzoeken ex artikel 84 Kv als zijnde ongegrond af te wijzen en (2) niet over te gaan tot het nogmaals hercontroleren of -evalueren van de van onwaarde verklaarde stembiljetten. Aldus dient de toetsing van die beslissing ex tunc en marginaal plaats te vinden. Tegen die achtergrond wordt het volgende overwogen, waarbij de volgende in de Kiesverordening neergelegde wettelijke bepalingen voorop worden gesteld.
Artikel 76

1. Van onwaarde zijn andere stembiljetten dan die welke volgens deze landsverordening en de tot haar uitvoering gegeven voorschriften mogen worden gebruikt.
2. Voorts zijn van onwaarde de stembiljetten:
a. waarop in geen stemvak het witte stipje rood is gemaakt;
b. waarop in meer dan één stemvak het witte stipje rood is gemaakt;
c. waarop de kiezer zijn stem heeft uitgebracht anders dan met rood potlood;
d. waarop bijvoegingen zijn geplaatst, of die een aanduiding van de kiezer bevatten;
e. welke niet zijn voorzien van de voorgeschreven handtekening.
3. Onder bijvoegingen worden niet begrepen punten, strepen, vlakken, nagel-indrukken, vouwen, scheuren, gaten en vlekken.
4. Het ten dele rood maken van het witte stipje in het stemvak vóór de naam van een kandidaat wordt met het rood maken ervan gelijkgesteld, indien dit kennelijk met de bedoeling van de kiezer overeenstemt; het wordt geacht niet te zijn geschied, indien zulks kennelijk niet het geval is.”.
Artikel 77

1. Het stembureau beslist, met inachtneming van artikel 76, over de waarde van het stembiljet, terstond nadat de voorzitter daarvan inzage heeft genomen.
2. De voorzitter maakt de reden van ongeldigverklaring en van twijfel over de geldigheid, alsmede de beslissing daaromtrent onmiddellijk bekend.
3. De beide andere leden houden aantekening van elk geldig verklaard stembiljet.
4. Indien één der in het lokaal aanwezige kiezers dit verlangt, moet het biljet worden vertoond. De kiezers kunnen bezwaren tegen de genomen beslissing inbrengen.”.
Artikel 84

1. Het hoofdstembureau kan op de in artikel 82 genoemde zitting hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer kiezers een nieuwe opneming van stembiljetten zowel uit alle als uit één of meer stemdistricten bevelen.
2. Het hoofdstembureau gaat alsdan onmiddellijk tot deze opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal der stembureaus.
3. Bij deze opneming zijn de artikelen 70 tot en met 80 voor zoveel nodig, van overeenkomstige toepassing.”.
4.5.1
Uit het vierde lid van artikel 77 van de Kiesverordening volgt dat door in het stemlokaal aanwezige kiezers (lees hier met name de zogeheten checkers die namens de op het stembiljet vermelde politieke partijen aanwezig zijn in ieder stemlokaal (hierna de checkers)) bezwaar kan worden gemaakt als het stembureau een stembiljet ongeldig/van onwaarde verklaart. Naar eigen zeggen van [Eisers] onder randnummer 6 van hun verzoekschrift heeft de voorzitter van de Electorale Raad op 28 juni 2021 verklaard dat naar aanleiding van de bezwaren omtrent de van onwaarde verklaarde stembiljetten hercontrole of -evaluatie van die biljetten al op 25 juni 2021 (op de verkiezingsdag dus, na 19:00 uur in de stemlokalen volgens het door [Eisers] bij hun verzoekschrift als productie 1 overgelegde persbericht) heeft plaatsgevonden, en dat het niet de bedoeling is dat dit opnieuw gaat gebeuren bij de vaststelling van de stemmen op 30 juni 2021. [Eisers] hebben ook ter zitting de juistheid van die verklaring van de voorzitter van de Electorale Raad en dat persbericht niet bestreden, terwijl hetzelfde geldt voor de in zijn pleitnota onder randnummer 19 omschreven stelling van het Land dat op 25 juni 2021, na de sluiting van de stemlokalen, de bezwaren die naar voren zijn gebracht door de aanwezige kiezers (lees hier weer: de checkers) bij de telling van de stembiljetten al zijn behandeld en opgelost.
4.5.2
Vast staat daarom dat de in deze procedure verzochte hercontrole of -evaluatie van de van onwaarde verklaarde biljetten naar aanleiding van in stemlokalen aanwezige kiezers (lees wederom: de checkers) in overeenstemming met de strekking en geest van de Kiesverordening al heeft plaatsgevonden op de verkiezingsdag zelf in de stemlokalen na 19:00 uur. Gesteld noch is gebleken dat die hercontrole of -evaluatie niet naar behoren is uitgevoerd en dat dit als argument aan het verzoek ex het eerste lid van artikel 84 van de Kiesverordening van [Eisers] en nog vrijwel 3.000 andere kiezers ten grondslag is gelegd.
4.5.3
Met de voorzitter van de Electorale raad is het Gerecht van oordeel dat de in de hiervoor onder 2.4 vermelde brief omschreven argumenten als grondslag voor het verzoek om op de voet van artikel 84 van de Kiesverordening een nieuwe opneming van stembiljetten te bevelen geen met opgave van redenen ofwel geen opgave van concrete feiten en/of concrete omstandigheden behelst die nopen tot toewijzing van dat verzoek. Dit temeer omdat [Eisers] ter zitting zelf hebben gesteld dat het aantal van onwaarde verklaarde stemmen met de jaren stijgt, terwijl naar het voorshandse oordeel van het Gerecht ten opzichte van de verkiezingen in 2017 en die van jongstleden slechts sprake is van een toename van 0,24%. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de hiervoor onder 2.5 omschreven door vrijwel 3.000 ondertekende petitie. In het licht van voormeld stijgingspercentage volgt het Gerecht die ondertekenaars en [Eisers] niet in hun standpunt dat sprake is van een ongekend groot aantal ongeldig verklaarde stembiljetten tijdens de verkiezingen van 25 juni 2021. Voormeld stijgingspercentage levert geen zelfstandige grond op voor toewijzing van het verzoek ex artikel 84 van de Kiesverordening.
4.5.4 [
Eisers] stellen dat tijdens de zitting van het Hoofdstembureau op 30 juni 2021 met voorbeelden is aangegeven “
dat er sprake is geweest van irregulariteiten cq. ongelijkheid bij het vaststellen van de ongeldige stemmen”. Gesteld noch is gebleken echter dat tijdens die zitting of reeds daarvoor is aangegeven wat voor
irregulariteitenen/of ongelijkheid zich precies heeft of hebben voorgedaan en evenmin is gesteld of gebleken welke voorbeelden in dat verband toen precies zijn aangedragen. Met name is niet gesteld of gebleken dat de foto’s van door kiezers ingevulde stembiljetten, waarover hierna meer, tijdens die zitting ter onderbouwing van het verzoek ex artikel 84 Kiesverordening zijn voorgelegd aan de voorzitter van de Electorale Raad. Er is volgens [Eisers] tijdens voormelde zitting geklaagd over de onjuiste toepassing van artikel 76 in verbinding met artikel 77 van de Kiesverordening, maar gesteld noch is gebleken dat toen is gezegd wat er precies in het licht van die hiervoor onder 4.3 omschreven wettelijke bepalingen allemaal onjuist is toegepast. Vermoedens dat bedoelde artikelen onjuist zijn toegepast of twijfels daarover leveren geen concrete feiten en/of concrete omstandigheden op die nopen tot toewijzing van het verzoek ex artikel 84 Kv..
4.6.1
Ter zake van de als productie 7 overgelegde foto’s van door kiezers ingevulde stembiljetten wordt het volgende overwogen. Zoals hiervoor al gezegd zijn ingevolge het tweede lid van artikel III.4 van de Staatsregeling de verkiezingen voor de leden van de Staten vrij en worden die gehouden bij geheime stemming, en verder moeten die verkiezingen ook eerlijk zijn verlopen. In het licht van dit alles moet iedere mogelijkheid dat kiezers onder druk worden gezet of druk voelen om op een bepaalde partij en/of kandidaat te stemmen en daarvan bewijs te leveren, worden voorkomen. In geval van door kiezers gemaakte foto’s van door hen ingevulde stembiljetten [1] kan niet worden uitgesloten dat die foto’s zijn bestemd en worden gebezigd als bewijs door kiezers aan wie door een partij en/of een te verkiezen kandidaat een al dan niet geldelijke beloning in het vooruitzicht is gesteld als op die partij en/of kandidaat wordt gestemd, dat daadwerkelijk op die partij en/of die kandidaat is gestemd. Een dergelijke niet uit te sluiten praktijk levert niet alleen ingevolge artikel 2:44 van het Wetboek van Strafrecht [2] een strafbaar feit/misdrijf op, maar brengt ook met zich dat geen sprake is van eerlijk verlopen verkiezingen.
4.6.2
In het licht van het vorenstaande levert het maken van een foto van een door een kiezer ingevuld stembiljet naar het voorshandse oordeel van het Gerecht een schending op van het grondwettelijk voorschrift dat sprake moet zijn van geheime stemming die zo ernstig is dat bedoelde foto’s niet kunnen worden toegelaten ter onderbouwing van de stelling van [Eisers] dat sprake is van irregulariteiten en/of ongelijkheden bij het vaststellen van ongeldige stemmen.
4.7
Maar zelfs als bedoelde foto’s wel toelaatbaar zouden zijn en ter zitting van het Hoofstembureau op 30 juni 2021 als voorbeelden van beweerdelijke ongeregeldheden aan de voorzitter van de Electorale Raad zijn voorgelegd, is het Gerecht met het Land van oordeel dat die foto’s geen onderbouwing opleveren van de door het Land bestreden stelling van [Eisers] dat sprake is van irregulariteiten en/of ongelijkheden bij het vaststellen van ongeldige stemmen. De overgelegde foto van het volgens [Eisers] ongeldig verklaard stembiljet waarop van de lijst AVP het stemvakje behorende bij kandidaat [A] rood is gekleurd met een niet vanuit dat stemvakje doorschietend rood streepje in het stemvakje behorende bij kandidaat [B] levert ten opzichte van foto’s van andere door kiezers ingevulde wel geldig verklaarde stembiljetten [3] nog geen bewijs of onderbouwing op van de al dan niet impliciete stelling van [Eisers] dat dit stembiljet daarom van onwaarde is verklaard. Van dat bewijs of die onderbouwing zou alleen sprake kunnen zijn, en dat heeft het Land ter zitting terecht opgemerkt, als er een foto was gemaakt van dat hele stembiljet ter beantwoording van de vraag of de desbetreffende kiezer bijvoorbeeld al dan niet een bijvoeging of een aanduiding in de zin van het tweede lid sub d. van artikel 76 Kv op het stembiljet heeft geplaatst en/of al dan niet een ander niet op de foto zichtbaar stemvakje eveneens rood heeft gekleurd. Overigens heeft te gelden dat [Eisers] geen enkele foto van een van onwaarde verklaard stembiljet hebben overgelegd dat door een op de AVP stemmende kiezer is ingevuld met een doorschietend rood streepje zoals hieronder in voetnoot 3 omschreven.
4.8 [
Eisers] hebben een foto overgelegd van een deel van een door een kiezer ingevuld stembiljet, waarop met name zichtbaar is dat van lijst 8 (AVP) het stemvakje behorende bij kandidaat [A] rood is gekleurd, maar ook de hele zich op dat stembiljet geplaatste foto van het gezicht van die kandidaat. In het licht van die foto stellen [Eisers] dat dit stembiljet ten onrechte van onwaarde is verklaard, omdat volgens hen uit de wijze van invullen van het stembiljet duidelijk de bedoeling van de kiezer blijkt om op [A] voornoemd te stemmen. Met het Land volgt het Gerecht [Eisers] niet in dit standpunt. Allereerst heeft het roodkleuren van bedoelde foto van gezicht van [A] naar het voorshandse oordeel van het Gerecht te gelden als een bijvoeging in de zin van het tweede lid sub d. van artikel 76 Kv, die reeds met zich brengt dat het stembiljet van onwaarde moet worden verklaard. Uit de Kiesverordening volgt immer niet dat een bijvoeging in de zin van het tweede lid sub d. van artikel 76 Kv in de weg staat aan het van onwaarde verklaren van het stembiljet als uit die bijvoeging de bedoeling van de kiezer blijkt. Bij dit alles komt dat niet kan worden uitgesloten dat de kiezer met het rood invullen van het stemvakje van in dit geval kandidaat [A] in combinatie met het roodkleuren van de op het stembiljet voorkomende foto van zijn gezicht een hele andere dan de door [Eisers] gestelde bedoeling voor ogen heeft gehad.
4.9
In het licht van al het vorenstaande moet de hiervoor onder 4.3 geformuleerde vraag ontkennend worden beantwoord, omdat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat de voorzitter van de Electorale Raad op 30 juni 2021 tijdens de zitting van het Hoofdstembureau tot het vaststellen van de uitkomst van de stemming in redelijkheid tot de beslissing kon komen om (1) de hiervoor onder 2.4 en 2.5 vermelde verzoeken ex artikel 84 Kv als zijnde ongegrond af te wijzen en (2) niet over te gaan tot het nogmaals hercontroleren of -evalueren van de van onwaarde verklaarde stembiljetten. Verder valt bij de hiervoor geschetste stand van zaken te verwachten dat de bodemrechter zal oordelen dat die beslissing van de voorzitter van de Electorale Raad niet in strijd is met artikel 3 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, althans dat de stelling van [Eisers] dat dit wel het geval is voldoende grondslag mist en daarom wordt gepasseerd of verworpen. Dit alles brengt met zich dat de thans door [Eisers] verzochte voorzieningen zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die dat anders maken.
4.1
Ook afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [Eisers] bij toewijzing van het door hen verzochte ten opzichte van de belangen van het Land en ook het algemeen belang bij afwijzing daarvan.
4.11 [
Eisers] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat het Land in deze procedure werd vertegenwoordigd door twee ambtenaren in dienst van het Land.
4.12.1
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen.
4.12.2
Artikel 87 Kv luidt als volgt.

1. De voorzitter doet terstond het proces-verbaal ter zitting van het hoofdstembureau bij het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister voor een ieder ter inzage nederleggen.
2. Hij vernietigt, nadat het hoofdstembureau de uitslag der verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating der gekozenen is beslist, de verzegelde pakken.
3. Na afloop van de tijd waarvoor de verkiezing is geschied, vernietigt hij, desgewenst, de processen-verbaal der stembureaus.
4. Van de vernietiging ingevolge het tweede en derde lid wordt proces-verbaal opgemaakt.”.
4.12.3
Het hiervoor onder 2.8 vermelde proces-verbaal met als kopje “
Proces-verbaal vernietiging verzegelde pakken conform art 87 Kiesverordeningis geen proces-verbaal in de zin van artikel 87 Kv, nu dat artikel noch enige andere wettelijke bepaling voorschrijft dat van de opdracht tot vernietiging van de verzegelde pakketten proces-verbaal moet worden opgemaakt. Uit het tweede lid in verbinding met het vierde lid van artikel 87 Kv vloeit onmiskenbaar voort dat de voorzitter van de Electorale Raad (of namens hem de vicevoorzitter) de vernietiging van die pakketten uitvoert of in zijn bijzijn laat uitvoeren en dat daarvan proces-verbaal wordt opgemaakt. Op dit punt heeft de voorzitter van de Electorale Raad en/of de vicevoorzitter van die Raad zijn vinger of hun vingers kennelijk niet of onvoldoende bij de wet gehouden, hetgeen naar het oordeel van het Gerecht niet vermag te gebeuren. Dit klemt temeer omdat uit de strekking en geest van artikel 87 Kv in verbinding met het geheime karakter van de verkiezingen de vernietiging door de voorzitter van de Electorale Raad van de verzegelde pakketten zo spoedig als mogelijk dient te geschieden nadat het Hoofdstembureau de uitslag der verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating der gekozenen is beslist, terwijl in geval van een gegeven opdracht tot vernietiging, zoals thans het geval, het - met alle mogelijke, in strijd met (de strekking en geest van) de Kiesverordening in verbinding met het tweede lid van artikel III.4 van de Staatsregeling zijnde, gevolgen van dien - maar afwachten is of de pakketten daadwerkelijk en zo spoedig als mogelijk worden vernietigd.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [Eisers] verzochte;
-veroordeelt [Eisers] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, op woensdag 11 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Dat zal steevast het geval zijn omdat niet aannemelijk is dat anderen dan de desbetreffende kiezer in het stemhokje in staat zijn of kunnen zijn een foto te maken van een ingevuld en opengeslagen stembiljet gedurende de telling van stembiljetten - simpelweg omdat het maken van foto’s in een stemlokaal van voor de telling opengeslagen stembiljetten door de aldaar aanwezige drie leden van het stembureau niet wordt toegelaten.
2.
3.De overgelegde foto van lijst 12 (RED), waarop het stemvakje behorende bij kandidaat [C] rood is gekleurd met een vanuit dat stemvakje doorschietend rood streepje in het daaronder geplaatste stemvakje behorende bij kandidaat [D]; de overgelegde foto van lijst 5 (MEP), waarop het stemvakje behorende bij kandidaat [E] rood is gekleurd met een vanuit dat stemvakje doorschietend rood streepje in het daaronder geplaatste stemvakje behorende bij kandidaat [F]; de overgelegde foto van de lijst PPA, waarop het stemvakje behorende bij kandidaat [G] rood is gekleurd met een vanuit dat stemvakje doorschietend rood streepje in het daaronder geplaatste stemvakje behorende bij kandidaat [H].